RvdW 2020/558
Procesrecht. Enkelvoudige mondelinge behandeling in hoger beroep; vereiste mededeling aan partijen, toepassing regels HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3259 en ECLI:NL:HR:2017:3264.
HR 17-04-2020, ECLI:NL:HR:2020:752
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
17 april 2020
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
19/03723
- Conclusie
A-G mr. M.L.C.C. Lückers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:752, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 17‑04‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:143, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑02‑2020
Essentie
Procesrecht. Enkelvoudige mondelinge behandeling in hoger beroep; vereiste mededeling aan partijen, toepassing regels HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3259 en ECLI:NL:HR:2017:3264.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN CIVIELE KAMER Nummer 19/03723 Datum 17 april 2020 BESCHIKKING In de zaak van [de vrouw], wonende te [woonplaats], EISERES tot cassatie, hierna: de vrouw, advocaat: H.J.W. Alt, tegen [wettelijk vertegenwoordigster], als wettelijk vertegenwoordigster van de minderjarige [minderjarige], wonende te [woonplaats], VERWEERSTER in cassatie, hierna: de wettelijk vertegenwoordigster respectievelijk de minderjarige, advocaat: K. Aantjes.