Rb. Noord-Holland, 18-03-2015, nr. C/14113458 / ES RK 09-954 en C/14/151683 / ES RK 14/144
ECLI:NL:RBNHO:2015:2505
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
18-03-2015
- Zaaknummer
C/14113458 / ES RK 09-954 en C/14/151683 / ES RK 14/144
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2015:2505, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 18‑03‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2016:2274, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 18‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Verdeling. Beroep op 3:194, tweede lid, BW slaagt niet. Peildatum banksaldi: datum indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Sectie Familie & Jeugd
locatie Alkmaar
RvD
Zaak- en rekestnummers.: C/14/113458 / ES RK 09-954 en C/14/151683 / ES RK 14/144
beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 18 maart 2015
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. L. Laus, kantoorhoudende te Haarlem (voorheen mr. M. Moszkowicz jr. en mr. D. van der Pol),
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. I.P. Sigmond, kantoorhoudende te Heerlen (voorheen mr. H.C.A. de Groot en mr. J.M. Uittenhout).
1. Het verloop van de procedure en de feiten
1.1
In deze zaak zijn eerder beschikkingen gewezen door de rechtbank te Alkmaar op 15 juli 2010 en door deze rechtbank op 22 januari 2014 en 5 november 2014.
1.2
Voor een weergave van het verloop van de procedure tot 5 november 2014 en de feiten verwijst de rechtbank naar voornoemde beschikkingen.
1.3
Bij beschikking van 5 november 2014 heeft de rechtbank:
de incidentele verzoeken van de vrouw, zoals geformuleerd onder 4, 5 en 8 van haar aanvullende verzoekschrift van 7 augustus 2014 afgewezen;
bepaald dat partijen zich uiterlijk op 3 december 2014 uit dienen te laten over de toedeling en de taxatiewaarde van de woning in Spanje;
bepaald dat de man uiterlijk op 3 december 2014 nadere informatie dient te verstrekken over de status en inhoud van de door hem overgelegde verklaring met specificaties van FK Zenit, in ieder geval aan de hand van een beëdigde vertaling van deze stukken;
de beslissing ter zake van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap aangehouden tot 3 december 2014.
1.4
Bij faxbericht van 10 november 2014 heeft de vrouw zich uitgelaten over de toedeling en de taxatiewaarde van de woning in Spanje.
1.5
Bij brief van 30 november 2014, ontvangen ter griffie op 2 december 2014, heeft de man zich eveneens uitgelaten over de toedeling en de taxatiewaarde van de woning in Spanje. Daarnaast heeft de man de door de rechtbank verzochte beëdigde vertaling van de verklaring van Zenit bijgevoegd.
1.6
Bij faxbericht van 2 december 2014 heeft de man nog een aanvullende verklaring van Zenit van 1 december 2014 met een beëdigde vertaling ingediend.
1.7
Bij bericht van 29 januari 2015 heeft de vrouw het vonnis in kort geding van 27 januari 2015 (C/14/158468/KG ZA 14-379) in het geding gebracht.
2. De verzoeken
2.1
De vrouw heeft, voor zover thans nog van belang, bij aanvullend verzoekschrift van 7 augustus 2014 gevraagd:
primair, de man te veroordelen om aan de vrouw te voldoen het haar toekomend saldo uit hoofde van de verdeling van de ontbonden gemeenschap van goederen bestaande uit de navolgende bedragen:
- € 3.900.000,-
- € 675.000,- (strafbepaling 3:194 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek)
- € 92.000,- (strafbepaling 3:194 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek)
waarop in mindering strekt de door de vrouw reeds verkregen vooropname van € 1.300.000,- alsmede het onverdeelde aandeel van de man in het pand in Spanje, aan de vrouw toe te scheiden tegen verrekening van de helft van de overwaarde hiervan met eerstbedoelde, onder het leggen van een last op de man om op eerste schriftelijk verzoek zijn stipte medewerking te verlenen aan het verlijden van de notariële acte (escritura) ten overstaan van een notaris ter plaatse binnen één maand na betekening van de ten deze te geven beslissing op straffe van een dwangsom groot € 15.000,- voor iedere dag dan wel dagdeel welke de man na één maand na betekening met de nakoming hiervan in gebreke blijft welke dwangsom niet dient te worden gemaximeerd.
subsidiair, het aan de vrouw toekomend saldo schattenderwijs vast te stellen nu de man iedere financiële openheid en transparantie blokkeert en daarbij misleiding middels stukken niet schuwt welk schattingsbedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vaststelling hiervan tot aan de dag der algehele voldoening, gelieve te worden vastgesteld bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
2.2
De man heeft verzocht de verdeling vast te stellen conform het primair, subsidiair en meer subsidiair gestelde in de door hem bij brief van 13 augustus 2014 overgelegde staat van verdeling. Naar de rechtbank begrijpt heeft hij zijn eerdere zelfstandig verzoek van 20 december 2013 in zoverre aangepast.
3. De beoordeling
3.1
Alvorens de (wijze van) verdeling van de diverse vermogensbestanddelen van de ontbonden gemeenschap te bespreken, zal de rechtbank eerst de verzoeken die de vrouw bij aanvullend verzoekschrift van 7 augustus 2014 heeft gedaan behandelen.
3.2
De rechtbank stelt voorop dat de vrouw deze verzoeken voorafgaande aan de mondelinge behandeling heeft gedaan.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van 21 augustus 2014 is echter gebleken dat (ook) de vrouw de rechtbank niet de beschikking had gegeven over een zo volledig mogelijk overzicht van de banksaldi met onderliggende bankafschriften, terwijl zij - in tegenstelling tot de man - over de nodige informatie beschikte, met name ten aanzien van de in Nederland aanwezige banksaldi en contanten. De rechtbank heeft daarop beide partijen opgedragen alsnog een volledig en onderbouwd overzicht te geven van de saldi van alle rekeningen en contanten die per peildatum aanwezig waren. Beide partijen is ook ter gelegenheid van de mondelinge behandeling voorgehouden dat zij nog eenmaal de kans zouden krijgen de rechtbank volledig te informeren omtrent de aanwezige vermogensbestanddelen en dat het opzettelijk verzwijgen of anderszins buiten de verdeling houden van vermogensbestanddelen zou kunnen leiden tot verbeurte van dat aandeel aan de andere deelgenoot. Het gaat dan om het rechtsgevolg als beschreven in artikel 194, lid 2 van Boek 3 Burgerlijk Wetboek (BW), hierna ook wel aan te duiden als “de strafbepaling”.
Partijen hebben in reactie op dit verzoek de rechtbank nader geïnformeerd.
3.3
De vrouw stelt zich primair op het standpunt dat aanleiding bestaat om af te wijken van het uitgangspunt dat een verdeling plaatsvindt aan de hand van de op de peildatum aanwezige banksaldi, in die zin dat een hoger te verdelen saldo in aanmerking moet worden genomen dan het totale saldo van de rekeningen per peildatum.
Zij voert daartoe - kort samengevat - aan dat, gelet op de uitkomsten van de door [naam levenspartner] uitgevoerde reconstructie en op de omvang van de door partijen opgegeven banksaldi per peildatum, geconcludeerd moet worden dat door de man volstrekt onvoldoende informatie is verstrekt en dat de man aanzienlijke tegoeden gestald moet hebben buiten het zicht van de vrouw (en van de rechtbank).
De man betwist dat hij aanzienlijke tegoeden heeft gestald buiten het zicht van de vrouw en de rechtbank. Hij meent dat de saldi van de opgegeven rekeningen zoals aanwezig per peildatum 9 november 2010 uitgangspunt dienen te zijn. Het saldoverloop op de overgelegde bankafschriften sluit volgens de man aan op de door hem overgelegde staat van verdeling. De man kan niet instemmen met vaststelling van het te verdelen saldo aan de hand van de door de vrouw overgelegde reconstructie van [naam levenspartner], aangezien deze reconstructie uitsluitend bestaat uit abstract vormgegeven stellingen die onvoldoende zijn onderbouwd. Bovendien meent de man dat deze reconstructie reeds terzijde dient te worden geschoven op grond van het feit dat [naam levenspartner] de levenspartner van de vrouw is en derhalve niet als objectieve deskundige kan worden aangemerkt. Daarnaast zou er geen grondslag zijn voor toepassing van de strafbepaling, aldus de man.
3.4
De rechtbank overweegt dat [naam levenspartner] op basis van zijn reconstructie concludeert dat er minimaal € 10.000.000,- door partijen overgespaard moet zijn gebleven in 2009/2010. Voor de berekening van de door de man gegenereerde inkomsten bij Glasgow Rangers (2000-2006) en Zenit (2006-2010) heeft [naam levenspartner] zich, in het bijzonder wat betreft de premies en bonussen, overwegend gebaseerd op gegevens uit perspublicaties en het gemiddelde inkomen van andere (Nederlandse) spelers. Hij komt tot een totaal inkomen van ten minste € 13.850.000,-. Wat betreft de uitgaven gaat [naam levenspartner] uit van een percentage van 25 van het inkomen, te weten een bedrag van € 3.462.500,-. Het percentage van 25 heeft [naam levenspartner] niet nader onderbouwd. Hij stelt slechts dat dit een ‘normaal’ uitgavenpatroon betreft wat in de lijn ligt met de verklaring van de man dat hij leefde voor het voetbal en zelden veel geld uitgaf aan peperdure dingen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de reconstructie van [naam levenspartner], zowel ten aanzien van het ruw geschatte bedrag aan inkomsten als het ruw geschatte bedrag aan uitgaven, feitelijk (volstrekt) onvoldoende onderbouwd om op grond daarvan tot een afwijking van het onder 3.3 eerste volzin genoemde uitgangspunt te komen, met alle daaraan verbonden verstrekkende gevolgen. Met andere woorden, de reconstructie biedt volstrekt onvoldoende aanknopingspunten voor de vaststelling van een hoger te verdelen banksaldo. De rechtbank zal deze reconstructie reeds op deze grond buiten beschouwing laten. Bovendien, zo komt in het onderstaande nader aan de orde, beschikt de rechtbank thans over voldoende - en voldoende consistente - informatie om op grond van het wettelijk uitgangspunt tot een (wijze van) verdeling te komen.Gelet op dit oordeel kan in het midden blijven of de reconstructie dient te worden gepasseerd reeds vanwege het feit dat [naam levenspartner] de levenspartner van de vrouw is.
3.5
De vrouw heeft voorts een beroep gedaan op de strafbepaling en bezien dient te worden of op grond van hetgeen door de vrouw is aangevoerd de rechtbank tot de vaststelling komt dat de man opzettelijk tegoeden van partijen buiten het zicht van de vrouw heeft gestald, althans in het kader van deze procedure buiten het zicht van de vrouw en de rechtbank heeft gehouden of anderszins zoek heeft gemaakt of heeft verzwegen.
Daarbij heeft te gelden dat het feit dat de man zich niet aan alle afspraken heeft gehouden – zo heeft de man niet een de vrouw conveniërende volmacht verstrekt, zoals ter zitting afgesproken – een aanwijzing kan vormen dat hiervan sprake is. Een en ander leidt echter niet zonder meer tot de slotsom dat de man vermogensbestanddelen verborgen houdt, opzettelijk verzwijgt of zoekmaakt, zoals de vrouw lijkt te stellen. Bijkomende omstandigheden zijn niet gebleken.
3.6
De rechtbank komt in het onderstaande tot de conclusie dat thans niet kan worden vastgesteld dat er méér (bank-)tegoeden te verdelen zijn dan door de man - en de vrouw - zijn opgegeven. In het kader van de onderhavige verdelingsprocedure heeft de man (en ook de vrouw) voldoende opgave gedaan om tot een concrete (wijze van) verdeling te komen. Er bestaat thans daarom geen grond voor toepassing van artikel 3:194, lid 2 van het BW.
3.7
Daartoe overweegt de rechtbank dat de man de vrouw reeds in het verleden de nodige volmachten heeft verstrekt ten einde haar in staat te stellen onderzoek te doen naar vermogensbestanddelen in Schotland. In deze procedure is niet gebleken dat de man vermogensbestanddelen in Schotland verborgen heeft gehouden, zie onder meer de overweging onder 3.18 omtrent de overwaarde van de woning van partijen in Glasgow.
3.8
Daarnaast heeft de man, hetzij op uitnodiging van deze rechtbank of de vrouw, hetzij ongevraagd, allerlei relevante gegevens in het geding gebracht, die de rechtbank een tamelijk consistent beeld verschaffen van het inkomen van de man en het vermogen van partijen, ook in de periode dat de man in Rusland inkomen genoot.
3.9
De rechtbank neemt daarbij in ogenschouw de inkomsten van de man in de periode dat hij voor Zenit werkte (2006-2009). Op basis van de door de man bij brief van 30 november 2014 overgelegde verklaring (met beëdigde vertaling) van Zenit, betreffende de specificatie van de inkomsten van de man over voornoemde periode berekent de rechtbank het totale jaarlijkse inkomen van de man bij Zenit als volgt in euro’s:
2006 inkomen 16.694.200,- roebel
belasting 2.170.246,- roebel
netto 14.523.954,- roebel
euro’s € 425.773,- (gem. koers 2006 1 euro = 34,112 roebel, bron: De Nederlandsche Bank)
2007 inkomen 57.485.854,- roebel
belasting 7.473.161,- roebel
netto 50.012.693,- roebel
euro’s € 1.428.200,- (gem. koers 2007 1 euro = 35,081 roebel, bron: De Nederlandsche Bank)
2008 inkomen 77.724.526,- roebel
belasting 10.104.188,- roebel
netto 67.620.338,- roebel
euro’s € 1.856.630,- (gem. koers 2008 1 euro = 36,421 roebel, bron: De Nederlandsche Bank)
2009 inkomen 45.854.887,- roebel
belasting 5.961.135,- roebel
netto 39.893.752,- roebel
euro’s € 903.841,- (gem. koers 2009 1 euro = 44,138 roebel, bron: De Nederlandsche Bank)
Zenit specificeert de premies (bonussen) als volgt:
Russische voetbalcompetitie seizoen 2007:
USD 420.000,- na belastingheffing
UEFA CUP seizoen 2007-2008:
USD 397.500,- na belastingheffing
EUR 35.000,- na belastingheffing
3.10
Blijkens de door de man bij brief van 1 december 2014 overgelegde aanvullende verklaring van 1 december 2014 van Zenit (met beëdigde vertaling) heeft de man vanaf 1 augustus 2006 tot en met 27 augustus 2009 bij Zenit gewerkt en zijn alle verschuldigde bedragen gestort op de rekening van de man bij Gazprombank. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van deze verklaring van de voormalig werkgever van de man. De rechtbank ziet voorts geen aanleiding om met betrekking tot de door de man ontvangen bonussen van een hoger bedrag uit te gaan, zoals door de vrouw is betoogd. De verdiensten van de man over met name de jaren 2007 en 2008 zijn immers al dermate hoog geweest, dat de man boven zijn basissalaris van afgerond € 90.000,- per maand inderdaad zeer aanzienlijke bonussen heeft ontvangen. Voor zover de vrouw meent dat deze bonussen nog hoger zouden zijn uitgevallen, heeft te gelden dat zij een en ander feitelijk onvoldoende heeft onderbouwd. De rechtbank komt in dit verband ook niet toe aan het bewijsaanbod dat de vrouw ter zake heeft gedaan.
3.11
De man heeft aangegeven dat de bedragen die op de Gazprombankrekening van Zenit binnenkwamen, werden geboekt onder code [code] en dat deze in de regel werden doorgestort naar de gezamenlijke rekening van partijen bij ABN AMRO met nummer [nummer] onder de code [code]. De vrouw heeft niet bestreden dat zij (reeds geruime tijd) over de gegevens van de betreffende ABN AMRO rekening beschikt. De vrouw heeft voorts niet bestreden de onder punt 4i van de brief van 29 september 2014 door de man opgestelde staat van inkomsten en uitgaven van de gemeenschappelijke ABN AMRO rekening met nummer [nummer].
Deze luidt als volgt:
Binnengekomen Uitgegaan
2007 € 1.378.300,00 € 1.310.917,78
2008 € 1.976.327,23 € 2.069.604,37
2009 € 2.448.611,21 € 2.373.899,29
Volgens de man laat de grootboekkaart zien dat de in 2007 en 2008 binnengekomen bedragen bestonden uit de salarisinkomsten van de man en in 2009 door het salaris en overboekingen vanaf spaarrekeningen.
3.12
Gelet op de hoogte van de door de man bij Zenit genoten inkomsten zoals hiervoor weergegeven, gelet op de verklaring van Zenit dat de verdiensten van de man naar de Gazpromrekening werden overgemaakt en voorts gelet op de hoogte van de op de gezamenlijke ABN AMRO rekening [nummer] binnengekomen bedragen zoals hiervoor weergegeven, acht de rechtbank thans niet aannemelijk dat van het inkomen van de man bij Zenit bedragen naar andere (onbekende) bankrekeningen zijn overgemaakt, zoals de vrouw stelt. Wel valt op dat de ontvangsten op de ABN AMRO rekeningen hoger zijn dan de verdiensten van de man in de betreffende periode, maar dit leidt niet tot de slotsom dat de man bestanddelen verborgen houdt. De man heeft hiervoor als verklaring gegeven dat tegoeden van spaarrekeningen zijn overgemaakt. Het had op de weg van de vrouw gelegen, nu zij bij uitstek over de gegevens van de ABN AMRO rekeningen beschikte, hier andersluidende concrete stellingen over in te nemen.
3.13
De vrouw betoogt nog dat de door de man overgelegde gegevens van zijn bankrekeningen in Rusland (Citibank en Gazprombank) onvolledig of gemanipuleerd zijn, zodat daaruit niet af te leiden valt of er bedragen naar onbekende bankrekeningen zijn overgemaakt.
Ter zake van Gazprombank stelt de vrouw dat de door de man overgelegde e-mail van 8 oktober 2014 van [naam], waarin vermeld is dat er op naam van de man geen andere rekening bestaat dan nummer ‘[nummer]’, geen verklaring van Gazprombank betreft, maar enkel een verklaring van een kennis of vriendin.
De man heeft echter - naast de door de vrouw genoemde e-mail van 8 oktober 2014 - ook een verklaring (met beëdigde vertaling) van Gazprombank van 8 oktober 2014 en het daarin genoemde uittreksel in het geding gebracht. In deze verklaring wordt door Gazprombank bevestigd dat het uittreksel het totale eindbeeld vormt van de vermogenstoestand en de geldmiddelen op de rekening [nummer] van de man in de periode vanaf 2006 tot en met 2010 en dat er geen andere rekeningen zijn en waren geopend bij Gazprombank. Dit betreft een rechtstreekse verklaring van Gazprombank. De rechtbank heeft geen reden om aan de authenticiteit en de juistheid van deze verklaring te twijfelen. De rechtbank gaat er - anders dan de vrouw - derhalve niet van uit dat de man naast de rekening eindigend op ‘[nummer]’ nog andere rekeningen bij Gazprombank had.
3.14
Dat op de ABN AMRO rekening van de man met nummer [nummer] op 13 april 2010 een bedrag in euro’s van € 100.000,- is bijgeschreven met in de omschrijving het nummer [nummer] (volgens de vrouw het nummer van een tegenrekening), terwijl van de Gazprombankrekening op 12 april 2010 een bedrag van 2.000.000,- (ca. € 50.000,-) is afgeschreven (zoals blijkt uit productie 4 bij brief van 29 september 2014 van de man), rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank niet de conclusie dat de man bij de Gazprombank nog een rekening met nummer [nummer] moet hebben gehad. Daarbij neemt de rechtbank nog in overweging dat wanneer het om een tegenrekening bij Gazprombank zou gaan, het opmerkelijk is dat bij de doorstorting van de salarisbetalingen vanaf de Gazprombankrekening met nummer [nummer] op de gezamenlijke ABN AMRO rekening met nummer [nummer] geen tegenrekeningnummer wordt vermeld (zie productie 3 van de man bij brief van 29 september 2014).
3.15
Met betrekking tot de rekeningen van de man bij Citibank stelt de vrouw dat de door de man overgelegde verklaring van Citibank van 22 augustus 2014 uitsluitend vermeldt welke rekeningen er op 14 september 2006 geopend zijn. Dit betekent volgens de vrouw dat er eerder of later nog rekeningen kunnen zijn geopend die niet onder de reikwijdte van deze verklaring vallen. De nadien door de man overgelegde verklaring van Citibank van 22 september 2014 maakt dit niet anders, aldus de vrouw.
De rechtbank is met de vrouw van oordeel dat op basis van de verklaringen van Citibank van 22 augustus en 22 september 2014 niet kan worden uitgesloten dat de man nog andere rekeningen bij Citibank heeft geopend na 14 september 2006. Desalniettemin acht de rechtbank dit - in het licht van het hiervoor overwogene - niet aannemelijk en bovendien voor de beoordeling van de verzoeken van de vrouw niet relevant, nu reeds is geconstateerd dat het volledige inkomen van de man bij Zenit op de Gazprombankrekening is overgemaakt en (nagenoeg) in zijn geheel is doorgestort naar de gezamenlijke rekening van partijen bij ABN AMRO met nummer [nummer]. Daarnaast volgt uit de door de man aan de hand van de grootboekkaart opgestelde staat dat de bedragen die op bankrekening [nummer]zijn binnengekomen (nagenoeg) volledig zijn uitgegeven. Aangezien het een gezamenlijke rekening betreft, had de vrouw daar ook de beschikking over en - het zij herhaald - kon zij verifiëren wat er met de binnengekomen bedragen gebeurde. Als er door de man bedragen zouden zijn overgemaakt naar andere (onbekende) rekeningen, dan had de vrouw daarvan op de hoogte kunnen zijn.
3.16
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het primaire verzoek van de vrouw dient te worden afgewezen. Ook het subsidiaire verzoek van de vrouw om het haar toekomend saldo schattenderwijs vast te stellen, zal worden afgewezen.
De rechtbank is ervan op de hoogte dat de vrouw nog doende is onderzoek te doen naar de aanwezigheid van vermogensbestanddelen die tot de gemeenschap kunnen behoren, met name in Rusland. Partijen hebben in verband met deze discussie in januari 2015 nog een kort geding gevoerd ten overstaan van de voorzieningenrechter van deze rechtbank. Voor zover het onderzoek van de vrouw nieuwe feiten en omstandigheden aan het licht brengt, die de stelling dat de man vermogensbestanddelen heeft verborgen gehouden, heeft verzwegen of zoek gemaakt zouden ondersteunen, kan een en ander in een naderhand te voeren procedure aan de orde komen.
Gelet op het gegeven dat het onderzoek nog door de vrouw wordt voortgezet en voorts gelet op het gegeven dat de man eerder in deze procedure niet heeft meegewerkt aan de afspraak dat hij een de vrouw convenïerende volmacht zou afgeven ten behoeve van het bevragen van de Russische banken en voormalig werkgever van de man, zal de rechtbank de beschikking op het punt van de verdeling van de banktegoeden niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
3.17
De man heeft nog geconstateerd dat de vrouw via de Clydesdale rekening van partijen over een periode van drie jaar 5000 pond sterling per maand heeft laten wegboeken. De man weet niet op welke rekening zij dit geld liet boeken. Zodra de vrouw dit bekend heeft gemaakt, kan de verdelingsstaat definitief worden gemaakt, aldus de man.
Nu de man heeft nagelaten om aan deze constatering een verzoek of een vordering te koppelen, zal de rechtbank daaraan voorbij gaan. Dit laat onverlet dat de man, evenals de vrouw, op een later moment alsnog een vordering op grond van artikel 3:194 BW, dan wel een andere benadelingsvordering kan instellen.
3.18
De rechtbank gaat over tot bespreking van de (wijze van) verdeling van de diverse vermogensbestanddelen, in het onderstaande doorgenummerd I tot en met XI.
I. Overwaarde woning in Glasgow
De vrouw heeft de overwaarde op de woning in Glasgow geschat op 150.000 pond sterling en aangevoerd dat de man deze overwaarde op een voor de vrouw onbekende bankrekening in Glasgow heeft gestort. De man heeft de hoogte van de door de vrouw gestelde overwaarde betwist. Daarnaast betoogt hij dat de overwaarde op de rekening bij Clydesdale bank terecht is gekomen.
De rechtbank heeft bij aanvullend proces-verbaal van 26 augustus 2014 de man opgedragen om aan de vrouw een haar conveniërende volmacht te verlenen voor het opvragen van de “deed” en de afrekening ter zake van de verkoop van de woning in Glasgow bij de notaris die de overdracht van de woning heeft geregeld.
Bij brief van 29 september 2014 heeft mr. Sigmond namens de man aangegeven dat de gerealiseerde overwaarde van 70.500 pond sterling op de Clydesdale rekening terecht is gekomen. Ter onderbouwing heeft hij een e-mail van 30 september 2014 van [naam], cashier van [naam], een brief van [naam], en een Master Card overzicht van de periode vanaf 7 augustus 2009 tot 27 augustus 2010 overgelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van voornoemde door de man in het geding gebrachte stukken vast komen te staan dat de gerealiseerde overwaarde op de woning in Glasgow 70.505,46 pond sterling bedroeg en dat deze op 2 oktober 2009 op de bankrekening aangehouden bij de Clydesdale bank is gestort. De rechtbank volgt de vrouw derhalve niet in haar stelling dat de verkoopopbrengst op een onbekende, niet door de man genoemde, bankrekening is overgemaakt. De overwaarde is opgegaan in het saldo van de Clydesdale rekening, waarvan niet ter discussie staat dat deze deel uitmaakt van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap.
II. Inboedel woningen Amsterdam, Alkmaar, Glasgow en Spanje
Partijen zijn het erover eens dat de inboedel van de appartementen in Alkmaar en Amsterdam reeds tegen elkaar weggestreept zijn, zonder nadere verrekening, zodat de rechtbank daarover niet hoeft te beslissen.
Ter zitting van 21 augustus 2014 hebben partijen zich akkoord verklaard met toedeling van de inboedel van de woning in Spanje aan de vrouw en toedeling van de inboedel van de woning in Glasgow, althans wat er van deze inboedel nog aanwezig is, aan de man, zonder nadere verrekening. De rechtbank zal deze overeenstemming onder de beslissing opnemen.
III. Auto’s
Ter zitting van 21 augustus 2014 hebben partijen zich akkoord verklaard met toedeling van de VW Touareg aan de vrouw en toedeling van de BMW M3 en de Mercedes met kenteken 63-SP-JX aan de man, zonder nadere verrekening. De rechtbank zal deze overeenstemming onder de beslissing opnemen.
IV. Polis Zwitserleven
Ter zitting van 21 augustus 2014 hebben partijen afgesproken dat de man een volmacht aan de vrouw zal afgeven die haar in staat stelt om bij Zwitserleven informatie in te winnen omtrent de waarde van de polis aldaar. Het polisnummer blijkt uit de brief van Zwitserleven die de vrouw als bijlage 8 heeft bijgevoegd.
Omtrent de polis bij Zwitserleven heeft de rechtbank binnen de gestelde termijnen niet van partijen mogen vernemen. De rechtbank zal bij gebrek aan informatie dienaangaande de wijze van verdeling van de waarde op deze polis vaststellen, een en ander voor zover er tegen de peildatum sprake is geweest van enige op deze polis opgebouwde waarde. Onder genoemde voorwaarde dient deze polis te worden toegedeeld aan de man, waarbij partijen de helft van de netto opgebouwde waarde per de datum van de onderhavige beschikking (dan wel, voor zover de polis enige waarde had op de peildatum en deze inmiddels doch na de peildatum is opgeheven, de waarde per de datum waarop de verzekering is opgeheven), door de man aan de vrouw te voldoen uiterlijk een maand na de datum van onderhavige beschikking, waarbij de man de eventuele fiscale gevolgen voor de vrouw voor zijn rekening dient te nemen.
V. CFK
Partijen zijn het er ter zitting van 21 augustus 2014 over eens geworden dat de splitsing (50-50%) zoals vermeld in de brief van CFK van 1 juli 2013 in stand zal worden gelaten, nu dit aansluit bij het CFK reglement. De rechtbank zal dit onder de beslissing opnemen.
VI. EBT trustfund
Ter zitting van 21 augustus 2014 heeft mr. Sigmond verklaard dat de man een door de vrouw op te stellen haar conveniërende volmacht zal tekenen, zodat de vrouw via mr. Caplan de door haar gewenste informatie kan opvragen bij het EBT. Daarbij heeft mr. Sigmond opgemerkt dat hij een e-mail van 13 februari 2014 heeft van de beheerder van het fonds, waaruit blijkt dat de nog aanwezige waarde in het fonds 330 pond sterling is.
Bij brief van 17 september 2014 heeft mr. Sigmond voornoemde e-mail van 13 februari 2014 in het geding gebracht. Bij brief van 29 september 2014 heeft mr. Sigmond opnieuw naar de e-mail verwezen. Volgens de man wordt in deze e-mail door de beheerder van het fonds bevestigd dat er op de peildatum 300 pond sterling aanwezig was. De man stelt bovendien dat de Schotse advocaat mr. Caplan al in een eerder stadium een volmacht heeft gekregen en dat het trustfund al lang toestemming had om rechtstreeks alle vragen van de vrouw te beantwoorden. De man betoogt voorts dat de vrouw het door hem gestelde saldo van 300 pond sterling niet heeft betwist. De vrouw heeft evenmin gemotiveerd weersproken dat met de lening van de trust de woning in Spanje is aangekocht, aldus de man.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw haar stelling dat de waarde van het trustfund EBT per peildatum hoger lag dan het door de man gestelde bedrag van 300 pond sterling, onvoldoende aannemelijk gemaakt. Hetgeen bij brief van 29 september 2014 door de man is gesteld omtrent het trustfund is door de vrouw in het faxbericht van 11 oktober 2014 ook niet weersproken. De rechtbank heeft van partijen begrepen dat het trustfund is gebruikt als constructie ten behoeve van het fiscaal onbelast uitbetalen van premies. De rechtbank zal thans volstaan met het bepalen dat partijen ieder voor de helft gerechtigd zijn tot de per peildatum in het trustfund aanwezige waarde.De man dient gelet op het voorgaande aan de vrouw te voldoen de helft van de netto waarde die tegen de datum van deze beschikking aanwezig is in het trustfund.
VII. Huurinkomsten woning Spanje
Ter zitting van 21 augustus 2014 is afgesproken dat de vrouw een overzicht van de ontvangen en nog te ontvangen huurbedragen in het geding zal brengen.
Als bijlage bij de brief van 16 september 2014 heeft de vrouw voornoemd overzicht, alsmede stukken met betrekking tot de in Valencia aanhangige procedure tegen de voormalige huurder, in het geding gebracht.
De rechtbank constateert dat uit de door de vrouw overgelegde gegevens blijkt dat zij nog doende is een openstaande vordering van € 14.616,62 te incasseren, en dat een bedrag van € 2.262,12 door de vrouw is geïncasseerd. Het vorderingsrecht is een vermogensbestanddeel dat geacht kan worden deel uit te maken van de gemeenschap. De vrouw heeft nog een restantvordering op de huurder en deze vordering dient dan ook aan de vrouw te worden toegedeeld onder de verplichting van de vrouw om een bedrag ter hoogte van de helft van hetgeen de vrouw feitelijk - en netto, dat wil zeggen onder aftrek van de kosten van uitwinning - uitwint van deze vordering aan de man te voldoen. Daarnaast dient de vrouw aan de man te voldoen de helft van het door haar reeds geïncasseerde bedrag van € 2.262,12, derhalve € 1.131,06.
VIII. Voetbalattributen
Bij brief van 22 september 2014 heeft mr. Laus bericht dat de vrouw de persoonlijke spullen van de man, waaronder de voetbalattributen, aan hem heeft toegezonden, aangezien de man - in strijd met de ter zitting van 21 augustus 2014 gemaakte afspraken - heeft nagelaten een koerier te sturen. Partijen hebben derhalve geen belang meer bij een beslissing van de rechtbank op dit punt.
IX. Contanten
De vrouw heeft in de bijlage bij haar brief van 16 september 2014 aangegeven dat zij op de peildatum 9 november 2010 een bedrag van € 180.000,00 aan contanten beschikbaar had in een door haar aangehouden kluis bij de Rabobank.
De rechtbank zal bepalen dat de vrouw gehouden is de helft van dit bedrag, te weten € 90.000,00 aan de man te voldoen.
X. Saldi bankrekeningen
De rechtbank stelt voorop dat de saldi van de bankrekeningen van partijen per peildatum 9 november 2010 in beginsel uitgangspunt zijn bij het vaststellen van het te verdelen totale saldo. Omdat een overzicht van de betreffende saldi met onderliggende bankafschriften ontbrak, heeft de rechtbank partijen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 21 augustus 2014 verzocht om alsnog een compleet en volledig en onderbouwd overzicht te geven van de saldi van alle rekeningen en contanten die per peildatum aanwezig waren. Partijen hebben aan dit verzoek voldaan.
De volgende banksaldi behoren tot de te verdelen gemeenschap:
Banksaldi per peildatum 9 november 2010
Rabobank (opgave vrouw bij brief van 16 september 2014)
[nummer] t.n.v. vrouw € 11.154,94 credit
[nummer] t.n.v. vrouw € 266,27 credit
[nummer] t.n.v. vrouw € 303,26 credit
[nummer] t.n.v. vrouw € 440.000,- credit
Totaal € 451.724,47
ABN AMRO (opgave vrouw bij brief van 16 september 2014)
[nummer] t.n.v. vrouw € 129,37 debet
[nummer] t.n.v. vrouw € 502.710,50 credit
[nummer] t.n.v. vrouw € 5.039,73 credit
[nummer] t.n.v. vrouw € 0,-
Totaal € 507.879,60
ABN AMRO (opgave man bij brief van 13 augustus 2014)
[nummer] t.n.v. man € 9.887,29 credit
[nummer] t.n.v. man € 0,-
Totaal € 9.887,29
Clydesdale (opgave man bij brief van 13 augustus 2014)
[nummer] t.n.v. man € 15.337,77
[nummer] t.n.v. man € 16.732,38
Totaal € 32.070,15 credit
Gazprombank (opgave man bij brief van 13 augustus 2014)
[nummer] t.n.v. man € 142.861,36 credit
Citibank (verklaring Citibank van 22 september 2014)
[nummer] t.n.v. man € 137,93 credit
[nummer] t.n.v. man € 0,-
[nummer] t.n.v. man € 333,51 credit
[nummer] t.n.v. man € 0,-
[nummer] t.n.v. man € 0,-
[nummer] t.n.v. man € 402,80 credit
[nummer] t.n.v. man € 34.932,71 credit
[nummer] t.n.v. man € 0,-
Totaal € 35.806,95
Rabobank (opgave vrouw bij brief van 16 september 2014)
[nummer] en/of € 76,95 credit
[nummer] en/of € 17,73 credit
Totaal € 94,68
ABN AMRO (opgave man bij brief van 13 augustus 2014)
[nummer] en/of € 0,88 credit
[nummer] en/of € 0,98 credit
[nummer] en/of € 7,98 credit
[nummer] en/of € 0,-
[nummer] en/of € 4,71 credit
[nummer] ? € 0,-
Totaal € 14,55
Spaanse bank (opgave vrouw bij brief van 16 september 2014)
[nummer] en/of € 0,-
[nummer] en/of € 3.135,12 credit
Totaal € 3.135,12
De rechtbank gaat ervan uit dat ieder der partijen de op zijn/haar naam staande bankrekeningen voortzet. Op grond van vorenstaande gegevens is gebleken dat de vrouw een totaal banksaldo behorend tot de ontbonden gemeenschap onder zich heeft van € 959.604,07 en de man van € 220.625,75. Dit betekent dat de vrouw uit hoofde van overbedeling betreffende de banksaldi nog een bedrag van € 369.489,16 aan de man dient te voldoen.
Ter zake van de gezamenlijke rekeningen dienen partijen nog te beslissen of een van hen deze voortzet, dan wel dat deze moeten worden opgeheven (voor zover dat nog niet is gebeurd). De saldi op deze rekeningen dienen bij helfte te worden gedeeld. Gelet op de omvang van deze tegoeden volstaat de rechtbank met deze vaststelling van de wijze van verdeling.
XI. Woning Spanje
De vrouw wenst dat deze woning aan haar wordt toegedeeld, omdat zij familie in Spanje heeft en zij de afgelopen jaren feitelijk ook het beheer daarover heeft uitgevoerd en het onderhoud daarvan heeft verzorgd en bekostigd. De vrouw is bereid om akkoord te gaan met de eerder in de stukken door de man aangegeven waarde van € 325.000,00, onder de nadrukkelijke voorwaarde dat alsdan met deze toedeling feitelijk geen daadwerkelijke betaling (liquiditeit) aan de man gemoeid zal dienen te gaan. De vrouw gaat ervan uit dat zij een aanzienlijk bedrag uit de verdeling van de man zal ontvangen. Mocht de rechtbank de vrouw in deze verzoeken volgen, dan heeft zij er geen bezwaar tegen indien op het door de man aan haar te betalen eindbedrag in mindering zal strekken de waarde van het onverdeelde aandeel van de man in de woning.
De man stemt in met toedeling van de woning aan de vrouw, gelet op de band die zij met Spanje heeft. Hij constateert dat over de waarde geen discussie meer bestaat nu partijen over en weer uitgaan van € 325.000,00. De man stelt dat de vrouw in staat is om hem uit te kopen. De door de vrouw gestelde nadrukkelijke voorwaarde levert geen invulling op van enig partijbelang op grond van artikel 3:185 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Volgens de man hebben partijen geen belang bij openbare verkoop tegen een reële onderhandse verkoopwaarde.
Nu de vrouw uitsluitend toedeling van de woning wenst onder de nadrukkelijke voorwaarde dat zij feitelijk geen betaling aan de man hoeft te verrichten en uit hetgeen is overwogen omtrent de verdeling van de saldi van de bankrekeningen blijkt dat niet aan de door haar gestelde voorwaarde wordt voldaan, zal de rechtbank bepalen dat de woning dient te worden verkocht aan een derde, waarna de netto opbrengst bij helfte tussen partijen wordt gedeeld. Vanzelfsprekend dienen beide partijen hun medewerking te verlenen aan alle uitvoerings- en rechtshandelingen die daarvoor nodig zijn.
4. Beslissing
De rechtbank:
4.1.
verstaat dat partijen het erover eens zijn dat de inboedel van de woning in Spanje aan de vrouw wordt toegedeeld en dat de inboedel van de woning in Glasgow, althans wat er van deze inboedel nog aanwezig is, aan de man wordt toegedeeld, zonder nadere verrekening;
4.2.
verstaat dat partijen het erover eens zijn dat de VW Touareg aan de vrouw wordt toegedeeld en dat de BMW M3 en de Mercedes met kenteken 63-SP-JX aan de man worden toegedeeld, zonder nadere verrekening;
4.3.
bepaalt dat de polis bij Zwitserleven, voor zover deze op de peildatum nog enige waarde vertegenwoordigde, wordt toegedeeld aan de man, waarbij de man de helft van de netto opgebouwde waarde per de datum van de onderhavige beschikking (dan wel, voor zover de polis enige waarde had op de peildatum en deze inmiddels doch na de peildatum is opgeheven, de helft van de waarde per de datum waarop de verzekering is opgeheven), aan de vrouw dient te voldoen uiterlijk een maand na de datum van onderhavige beschikking, waarbij de man de eventuele fiscale gevolgen voor de vrouw voor zijn rekening dient te nemen;
4.4.
verstaat dat partijen het erover eens zijn dat de splitsing (50-50%) zoals vermeld in de brief van CFK van 1 juli 2013 in stand zal worden gelaten, nu dit aansluit bij het CFK reglement;
4.5.
bepaalt dat partijen bij helfte gerechtigd zijn tot de per peildatum 9 november 2010 in het trustfund EBT aanwezige waarde, waarbij de man aan de vrouw dient te voldoen de helft van de netto waarde die tegen de datum van deze beschikking aanwezig is in het trustfund;
4.6.
bepaalt dat de vordering uit hoofde van verschuldigde huur van de woning in Spanje van partijen aan de vrouw wordt toegedeeld onder de verplichting van de vrouw om een bedrag ter hoogte van de helft van hetgeen de vrouw netto - onder aftrek van de kosten van uitwinning - uitwint aan de man te voldoen. De vrouw dient uit hoofde van reeds geïncasseerde huurpenningen aan de man te voldoen € 1.131,06;
4.7.
bepaalt dat de vrouw gehouden is de helft van de op de peildatum 9 november 2010 aanwezige contanten in de door haar aangehouden kluis bij de Rabobank, te weten € 90.000,00, aan de man te voldoen;
4.8.
bepaalt dat de woning in Spanje dient te worden verkocht aan een derde, waarna de netto opbrengst bij helfte tussen partijen wordt gedeeld;
4.9.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.10.
veroordeelt de vrouw om uit hoofde van overbedeling betreffende de banksaldi een bedrag van € 369.489,16 aan de man te voldoen en bepaalt dat de saldi van de gezamenlijke bankrekeningen (de en/of rekeningen beschreven onder X) per peildatum 9 november 2010 bij helfte dienen te worden gedeeld;
4.11.
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.A. van den Berg, voorzitter, en mrs. J.L. Roubos en P.R. de Geus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.M. van Diepen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2015. | ||
”Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en de verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden”. | ||