Einde inhoudsopgave
Bestuurdersaansprakelijkheid uit onrechtmatige daad (R&P nr. InsR11) 2019/2.5.1
2.5.1 Algemeen
mr. A. Karapetian, datum 01-01-2019
- Datum
01-01-2019
- Auteur
mr. A. Karapetian
- JCDI
JCDI:ADS347342:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Materieel strafrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Een ‘tort’geeft aanspraak op schadevergoeding en is voor de doeleinden van dit onderzoek vergelijkbaar met de normschending op grond van art. 6:162 BW. Winfield & Jolowicz 2014, p. 2 waar wordt gesteld ‘At a very general level (…) we may say that tort is concerned with the allocation of responsibility for losses’.
Farrar 1997, p. 20; Grantham & Rickett 1999, p. 135; Griffin 1999, p. 36; Grantham 2001, p. 178-179.
Het laatstgenoemde beginsel van de rechtspersoonlijkheid kreeg in het Engelse recht erkenning in de befaamde uitspraak Salomon v Salomon & Co Ltd [1897] A.C. 32.
Deze worden in hoofdstuk 5 aan de orde gesteld.
In Engeland worstelen rechtspraak en literatuur ook met de conceptuele en praktische inbedding van de aansprakelijkheid van de bestuurder die een zogenoemde ‘tort’ pleegt.1 De vraag die in dit kader centraal staat, is eveneens hoe dient te worden geoordeeld indien de bestuurder onrecht pleegt terwijl duidelijk is dat hij de kwestieuze handelingen in het kader van de bedrijfsuitoefening verrichtte. In de literatuur wordt geëxpliciteerd dat hierbij twee rechtsbeginselen tegenover elkaar staan.2 Het gaat om het beginsel dat een ieder aansprakelijk is voor de schade die voortvloeit uit eigen fouten en het beginsel dat de rechtspersoon een van de bestuurder losstaand rechtssubject is met eigen rechten en plichten.3 Hoewel het onderliggende spanningsveld tussen de beginselen gelijkluidend is, vindt de discussie in Engeland langs andere lijnen plaats. Wegens het ontbreken van een algemeen kader voor onrechtmatige daad zoals art. 6:162 BW, dienen de verschillende ‘torts’ daar als basis voor de beoordeling van het specifieke handelen door de bestuurder. Voorbeelden van ‘torts’ die in het kader van de bestuurdersaansprakelijkheid aan de orde zijn gekomen in de rechtspraak zijn de ‘tort’ van ‘deceit’ en die van ‘negligent misstatements’.4 Het bestaan van verschillende min of meer uitgekristalliseerde ‘torts’ heeft het aan het Nederlandse recht gelijkluidende wezenskenmerk van de discussie echter onverlet gelaten. Dat wezenskenmerk is de figuur van de bestuurder als iemand die handen en voeten geeft aan de rechtspersoon en daarmee het concept hanteerbaar maakt, maar tegelijkertijd in feitelijke zin degene is die met zijn gedragingen schade kan toebrengen aan derden.