Rb. Breda, 20-04-2011, nr. 811439-09 [P]; 800999-07(tul) en 811605-06(tul)
ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ2171
- Instantie
Rechtbank Breda
- Datum
20-04-2011
- Zaaknummer
811439-09 [P]; 800999-07(tul) en 811605-06(tul)
- LJN
BQ2171
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ2171, Uitspraak, Rechtbank Breda, 20‑04‑2011; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 20‑04‑2011
Inhoudsindicatie
Rechtbank spreekt verdachte gemotiveerd vrij van poging tot overval op een restaurant, van poging tot doodslag en van het verrichten van voorbereidingshandelingen dan wel heling.
Partij(en)
RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummers: 811439-09 [P]; 800999-07(tul) en 811605-06(tul)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 april 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum] te Beni Sidel (Marokko)
wonende te [adres] Breda
raadsman mr. Doesburg, advocaat te Breda
- 1.
Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 april 2011. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie,
mr. Smale, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Ter zitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermelde parketnummers.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met anderen heeft geprobeerd een restaurant te overvallen;
Feit 2: samen met anderen heeft geprobeerd een aantal personen dood te schieten dan wel dat hij samen met die anderen deze personen met een vuurwapen heeft bedreigd;
Feit 3: samen met anderen bezig is geweest met het voorbereiden van een diefstal met geweld of een afpersing dan wel dat hij samen met anderen een auto heeft geheeld.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot afpersing, zoals onder feit 1 ten laste is gelegd. De officier van justitie is van mening dat verdachte en zijn partner hebben gelogen bij het doen van de aangifte van diefstal van de Volkswagen Golf die op naam staat van zijn partner, en dat verdachte zijn partner heeft aangezet tot het doen van een valse aangifte. Volgens verdachte lag zijn telefoon ten tijde van de gestelde diefstal in de auto van zijn partner. Deze auto is op 13 september 2009 door de politie in beslag genomen en in de auto werd inderdaad een mobiele telefoon gevonden. Uit onderzoek van de printgegevens blijkt volgens de officier van justitie dat de telefoon van verdachte is. Verdachte zette zijn vrouw aan tot het doen van een valse aangifte, omdat hij op 13 september 2009 één van de drie wegvluchtende mannen bij de Mercedes Vito in Roosendaal was. Een getuige zag dat mannen aan de achter- en voorzijde van de Mercedes Vito met de nummerplaten bezig waren. In de Volkswagen Golf die bij de Mercedes Vito stond, waarmee de 3 mannen vervolgens voor de politie zijn gevlucht, werden Belgische kentekenplaten met kenteken [ - - ] aangetroffen die twee dagen daarvoor door getuigen op een Mercedes Vito werden gezien die betrokken was bij de overval op restaurant [naam restaurant] in Willemstad. Na de overval zijn kabelbinders (tie-wraps) door de politie veilig gesteld. Deze kabelbinders zijn door de daders van de overval achtergelaten. Op een kabelbinder is volgens het NFI een onvolledig mengprofiel aangetroffen. Het DNA-profiel van verdachte matcht met dit onvolledige DNA mengprofiel. Een DNA profiel op het handvat van de rugzak blijkt te matchen met het DNA van medeverdachte [mededader 1]. Verder komt er nog bij dat de aangevers spreken over daders die Nederlands spraken met een Marokkaans accent. Gelet op deze bewijsmiddelen acht de officier van justitie het waarschijnlijk dat verdachte één van de twee daders is geweest die getracht heeft [slachto[slachtoffer 1] vast te binden en die [slachtoffer 1] hebben bedreigd met een vuurwapen en hem mee hebben genomen naar de overkant. Nu de drie daders een nauwe en bewuste samenwerking vertoonden, acht de officier van justitie ook het medeplegen van deze poging tot overval wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2 is de officier van justitie van mening dat verdachte van het primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, omdat uit het dossier niet heel duidelijk blijkt dat gericht op de omstanders is geschoten. Wel acht zij de bedreiging, zoals subsidiair ten laste is gelegd, bewezen. Met een vuurwapen schieten in de richting van een menigte of op de grond voor die menigte levert naar de mening van de officier van justitie een strafbare bedreiging op.
De officier van justitie acht ten slotte wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verrichten van voorbereidingshandelingen, zoals onder
feit 3 ten laste is gelegd. Zij baseert zich daarbij onder meer op de getapte telefoongesprekken tussen verdachte en zijn medeverdachten [voornaam mededader 2][me[mededader 1]] [mededader 2] en verdachte spreken in de dagen voorafgaand aan hun aanhouding over ‘iets’ dat ze die vrijdag willen gaan doen. Verdachte zegt tegen zijn dochter dat hij die vrijdag niet kan komen. Ook wordt gehoord dat [voornaam mededader 2] en [mededader 1] spreken over ‘iets’ dat in de woning moet liggen. Tevens wordt gehoord dat verdachte tegen [mededade[mededader 3] zegt dat hij hem vrijdag 28 november 2009 nodig heeft. [mededader 2] vraagt aan verdachte of hij aan [mededader 3] wil vragen of [mededader 3] nog een ‘hond’ heeft. Volgens de officier van justitie wordt hiermee een (vuur)wapen bedoeld. Door de politie wordt gezien dat verdachte op 28 november 2009 handschoenen koopt bij een paardensportwinkel. Na een doorzoeking wordt in de berging van verdachte een gele tas met daarin een zaklamp, kabelbinders, een t-shirt en handschoenen aangetroffen. De politie neemt waar dat verdachte en [mededader 2] de hele vrijdag 28 november 2009 in een gestolen auto rondrijden, waarop gedupliceerde Belgische kentekenplaten zijn bevestigd. Tijdens een telefoongesprek wordt door een NN-man, net voor de aanhouding, tegen verdachte gezegd dat [mededader 1] en verdachte alert moeten blijven. Ten slotte wordt verdachte na zijn invrijheidstelling gebeld door zijn broer, die hem zegt dat ze ‘de hond’ niet gevonden hebben. Naar de mening van de officier van justitie is de intentie (het misdadig doel dat verdachte voor ogen had) af te leiden uit voornoemde tapgesprekken. De op zichzelf redelijk alledaagse, hiervoor genoemde aangetroffen, voorwerpen zijn, wanneer ze samen in 1 tas zitten en worden opgeborgen in een berging van een woning, de middag voordat gepland is een strafbaar feit te gaan plegen, naar hun uiterlijke verschijningsvorm dienstig voor het misdadige doel dat verdachte en zijn medeverdachte met het gebruik van de goederen voor ogen hadden. Datzelfde geldt volgens de officier van justitie voor de gestolen auto met duplicaat kentekenplaten en het vuurwapen dat nog opgehaald moest worden, maar wat volgens de tapgesprekken wel ter beschikking stond van verdachte en zijn medeverdachte.
Op grond van bovenstaande kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte samen met een ander zich schuldig heeft gemaakt aan het verrichten van strafbare voorbereidingshandelingen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit allereerst dat bij de aanhouding van verdachte buitensporig veel geweld is gebruikt. Mocht de rechtbank tot een veroordeling komen, dan verzoekt de verdediging om het horen van de verbalisant(en) die verdachte heeft/hebben aangehouden.
Naar de mening van de verdediging dient verdachte van de feiten 1 en 2 vrijgesproken te worden, omdat er onvoldoende wettig bewijs in het dossier voorhanden is. De verdediging is ten aanzien van feit 1 van mening dat geen van de getuigen verdachte heeft herkend en dat daarnaast de opgegeven signalementen niet uniek zijn. Van de aangetroffen DNA op de tie-wraps kan niet gezegd worden dat dit het DNA van verdachte is, omdat het een onvolledig mengprofiel betreft. Er zijn 2 profielen aangetroffen die van verdachte kunnen zijn, maar zij kunnen ook even goed niet aan verdachte toebehoren. Verder is er geen kansberekening gemaakt. De verdediging is ten slotte van mening dat het DNA zich op een mobiel voorwerp bevond. De tas waarin de tie-wraps zaten, kan zijn gegeven aan een ander of anderen. De verdediging concludeert dat het aangetroffen DNA op de aangedragen gronden niet voor het bewijs gebezigd kan worden.
De verdediging is voorts van mening dat het wisselen van kentekenplaten en de in de auto van verdachtes partner aangetroffen Belgische kentekenplaten niet duiden op enige betrokkenheid van verdachte bij feit 1.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging bepleit dat niet duidelijk is hoe vaak er geschoten is. Geen van de getuigen heeft verklaard dat er gericht geschoten is. Wel is verklaard dat er op de grond en tegen een container is geschoten, maar er is door de politie nagelaten om een schootsbaanonderzoek te verrichten. Er is bewust op de grond en tegen de container geschoten, zodat er geen mensen geraakt konden worden.
Uit het dossier blijkt verder niet dat verdachte op 11 september 2009 in Willemstad is geweest, zodat hij alleen op grond hiervan al vrijgesproken dient te worden.
De verdediging is ten slotte van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van feit 3 kan komen. Naar de mening van de verdediging is er geen samenhang tussen de tapgesprekken. Er wordt wel gesproken over een ‘hond’, maar er is geen vuurwapen aangetroffen. Verder kan een ‘hond’ ook iets anders zijn. De aangetroffen gele tas heeft geen unieke kenmerken en evenmin is duidelijk of deze gele tas wel de tas is waarvan gezien werd dat verdachte deze bij zich had. Tijdens de aanhouding werden in de auto geen goederen aangetroffen die kunnen duiden op het verrichten van strafbare handelingen. Verdachte dient daarom van het primair tenlastegelegde vrijgesproken te worden.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde is niet duidelijk op welke wijze verdachte aan deze auto is gekomen. Het contactslot van de auto was heel en er werd van een originele autosleutel gebruik gemaakt. De verdachte wist niet dat de auto gestolen was. Gelet op deze feiten en omstandigheden dient verdachte van het subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken te worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 2
Op 11 september 2009 was [slachtoffer 1] aan het werk bij restaurant [naam restaurant] in Willemstad, gelegen in de gemeente Moerdijk. Omstreeks 22.45 uur zag [slachtoffer 1] een tweetal mannen via de achterdeur de keuken in komen. Deze mannen droegen bivakmutsen en hadden allebei een vuurwapen vast. Beide mannen hielden met gestrekte armen en met beide handen hun vuurwapen vast. [slachtoffer 1] zag dat deze vuurwapens op hem gericht waren. Eén van de mannen pakte [slachtoffer 1] beet bij zijn linkerschouder, waardoor hij werd weggedraaid. [slachtoffer 1] hoorde dat de man die hem beet pakte naar de kluis en naar de baas vroeg. [slachtoffer 1] voelde dat er verschillende malen met de vuurwapens in zijn nek en rug werd gedrukt. [slachtoffer 1] werd in de richting van de klapdeuren van het restaurant geduwd, waarop [slachtoffer 1] zei dat zijn baas hier niet was. Vervolgens liep [slachtoffer 1] met de daders de ruimte in naast de spoelkeuken. [slachtoffer 1] moest van de daders op de grond gaan liggen. Nadat [slachtoffer 1] weer was opgestaan, gingen [slachtoffer 1] en de daders naar buiten, waarbij [slachtoffer 1] nog steeds door beide mannen met een vuurwapen in zijn nek werd bedreigd. Eén van de daders trok de deur van de koeling open. [slachtoffer 1] hoorde deze dader zeggen dat wanneer de baas hier ook niet zou zijn dat [slachtoffer 1] dan een groot probleem had. Op een gegeven moment hoorden [slachtoffer 1] en de daders gestommel in de kelder van het restaurant. [slachtoffer 1] moest met de daders naar beneden. Toen zij daar kwamen, zagen zij [slachto[slachtoffer 2]] de baas van [slachtoffer 1], staan. Hierop gingen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en de daders weer naar boven. Toen zij uit het restaurant kwamen, stonden er mensen op de straat met knuppels en keuen. [slachtoffer 1] hoorde en zag dat de leider van de twee mannen met zijn vuurwapen een schot loste. [slachtoffer 1] dacht dat het een waarschuwingsschot was. [slachtoffer 1] heeft niet gezien waar de dader op richtte. Er ontstond vervolgens paniek. [slachtoffer 1] zag ten slotte dat beide overvallers, met hun wapens gericht op de mensen die op straat waren, achteruit liepen. Later hoorde hij nog een knal. De leider van de twee mannen sprak goed Nederlands met een Marokkaans accent en was ongeveer 1.75 meter à 1.80 meter lang. De andere dader was ongeveer 1.75 meter à 1.80 meter lang.
Op 11 september 2009 was [slachtoffer 2] mede-eigenaar van restaurant [naam restaurant] te Willemstad, in de kelder aan het werk. Omstreeks 22.45 uur zag hij dat er 2 mannen met een bivakmuts over hun hoofd bij [slachtoffer 1] waren. Ook zag hij dat beide daders een pistool in hun handen hadden. [slachtoffer 2] zag dat één van de daders naar hem kwam gelopen en aan hem vroeg: ‘Bent u eigenaar?’ en ‘Waar is de kluis?’. [slachtoffer 2] antwoordde dat de kluis boven, aan de overkant was. Vervolgens hoorde hij één van de daders zeggen: ‘Als je meewerkt, gebeurt er niks’. [slachtoffer 2] zag dat beide daders hun wapens op [slachtoffer 1] en hem richtten. Zowel de daders als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] liepen de trap op en kwamen op de begane grond. [slachtoffer 2] zag dat er veel mensen op straat stonden. Aansluitend zag hij dat beide daders hun pistool op het publiek richtten, maar ook op hem. [slachtoffer 2] zag dat één van de daders zijn pistool op de grond richtte in de richting van een groene container. Daarna hoorde hij een knal, omdat er een schot af ging. Beide daders liepen weg. Na een paar passen richtte één van de daders, degene die al geschoten had, zijn pistool weer in de richting van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], maar dan richting de grond. Vervolgens hoorde [slachtoffer 2] een knal toen de dader het pistool richting de grond richtte. De daders renden vervolgens weg. De dader die geschoten had, had een Turks of Marokkaans uiterlijk, was ongeveer 1.75 meter tot 1.80 meter lang en sprak Nederlands. Volgens [slachtoffer 2] is hij een Hollandse Marokkaan. De andere dader had ook een Marokkaans of Turks uiterlijk en was ongeveer 1.90 meter tot 1.95 meter lang.
Getuige [getuige 1] zag op 11 september 2009 in Willemstad een zwart Mercedes Vito busje met het Belgische kenteken [ - - ] rijden, waarin 3 mannen met bivakmutsen over het hoofd zaten. Zij zag dat twee mannen uit de auto stapten en in de richting van de keuken van het restaurant renden. Op enig moment zag [getuige 1] dat de verlichting van het busje aan ging en dat het busje naast restaurant [naam restaurant] stopte. Zij zag vervolgens dat er een groep mannen met biljartkeuen in hun handen stonden. Ook zag zij dat de 2 mannen buiten stonden en plots hoorde zij een knal. [getuige 1] zag niet waar degene die schoot op richtte. De twee mannen renden weg en hierna hoorde [getuige 1] nog een knal. Even later reed de Mercedes Vito weg. Getuige [getuige 2] zag dat de twee overvallers, nadat hij twee knallen had gehoord, aan kwamen rennen. Op dat moment zag hij ook dat een zwarte Mercedes Vito kwam aangereden. [getuige 3] zag op de hoek Bovenkade/Voorstraat in Willemstad een Mercedes Vito met kenteken [ - - ] staan. Op het moment dat hij een knal hoorde, zag hij twee personen lopen over de Bovenkade. Zij liepen in de richting van de Mercedes Vito. [getuige 4] zag vervolgens een zwart busje met daarin 3 personen voorbij rijden.
Tussenconclusie
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande vast dat sprake is van drie daders die betrokken zijn bij deze poging tot afpersing, te weten de twee overvallers en de chauffeur van het zwarte Mercedes Vito busje.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of verdachte betrokken is bij de poging tot afpersing. Zij overweegt als volgt.
Door de politie werd een forensisch onderzoek naar de sporen verricht. Tijdens dit onderzoek werd onder meer een rugzak in beslag genomen. Deze rugzak werd in de keuken van het restaurant [naam restaurant] in Willemstad aangetroffen. Deze rugzak was volgens de verklaring van getuigen achtergelaten door de daders van de overval. Er werden sporen aangetroffen en deze zijn nader onderzocht. Bij de overval zijn kabelbinders gebruikt waarmee geprobeerd is de slachtoffers vast te binden. In de achtergelaten rugzak zijn vijf sets van ongebruikte kabelbinders aangetroffen. Eén set daarvan is daarom geheel bemonsterd. Er is geen bloed op aangetroffen. Wel is op de bemonsterde set DNA-materiaal aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van verdachte. Ook is het handvat van voornoemde rugzak bemonsterd. Het DNA-profiel van [mededader 1] matcht met het mengprofiel van het handvat van de rugzak.
Door de verdediging is aangevoerd dat het DNA van verdachte is aangetroffen op een mobiel goed en dat er sprake is van een mengprofiel waardoor niet vastgesteld kan worden dat het daadwerkelijk het DNA van verdachte is. De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank is anders dan de verdediging van oordeel dat het aangetroffen DNA van verdachte wel bewijswaarde heeft, ondanks dat er geen statistische berekening van de bewijswaarde is gemaakt. De rechtbank overweegt dat het aantreffen van verdachtes DNA op de plaats van het delict kan duiden op betrokkenheid bij de poging tot afpersing, omdat het is aangetroffen in een rugzak die door de overvaller is achtergelaten. De rechtbank stelt verder vast dat verdachte met de aangetroffen DNA door de politie is geconfronteerd, maar dat hij geen verklaring hieromtrent wenste te geven. De rechtbank is van oordeel dat het op de weg van verdachte ligt om juist over zijn aangetroffen DNA in het restaurant duidelijkheid te verschaffen. Nu hij dit nagelaten heeft, kan de rechtbank het zwijgen van verdachte in zijn nadeel uitleggen.
Waaruit kan de betrokkenheid van verdachte bij feit 1 blijken?
Op 13 september 2009 omstreeks 22.51 uur werd door de politie de melding ontvangen dat op de Krampenloop in Roosendaal een drietal personen doende waren om kentekenplaten van een bestelauto te verwisselen. Aldaar aangekomen, zagen de verbalisanten dat een zwarte Mercedes Vito stil stond. Naast deze Mercedes Vito stond een zilverkleurige Volkswagen Golf. Op het moment dat de verbalisanten uit hun voertuig wilden stappen, vluchtten 3 personen van achter deze auto weg en stapten zij in voornoemde Volkswagen Golf met het kenteken [ - - ]. Na een achtervolging belandden deze 3 personen op een woonerf in Roosendaal en zij vluchtten daarna te voet verder. Door de politie werden zowel de Volkswagen Golf als de Mercedes Vito in beslag genomen. In de Volkswagen Golf lagen 2 Belgische kentekenplaten met het kenteken [ - - ]. Tijdens het onderzoek van de Volkswagen Golf werd een mobiele telefoon in de auto aangetroffen. De mobiele telefoon werd nader onderzocht en hieruit bleek dat bij dit toestel het mobiele nummer [nummer] hoorde. Dit nummer is van verdachte. Uit een ander onderzoek komt naar voren dat de mobiele telefoon van verdachte op 13 september 2009 om 22.54 uur gebruik maakte van een zendmast op ongeveer 1400 meter van de Krampenloop te Roosendaal, zijnde de locatie waar de Mercedes Vito werd aangetroffen. Dit betreft een telefoongesprek met een vast contact van verdachte. De rechtbank stelt dit vast aan de hand van de veelheid van contacten tussen de telefoon van verdachte en dit contact in de onderzochte periode.
Uit onderzoek is verder gebleken dat de aangetroffen Volkswagen Golf toebehoort aan de partner van verdachte.
Op 14 september 2009 omstreeks 02.15 uur heeft verdachte verbalisant [verbalisant 1] aangesproken en gemeld dat hij bemerkt had dat de auto van zijn partner met daarin ook zijn telefoon voor de deur van hun woning aan de [adres] was weggenomen.
De rechtbank oordeelt deze verklaring als ongeloofwaardig en is slechts gedaan om betrokkenheid bij het verwisselen van de kentekens te maskeren. De rechtbank stelt vast dat de door verdachte beschreven gang van zaken over het bemerken van het wegnemen van de auto niet aansluit bij de gang van zaken zoals die door zijn partner is beschreven in haar aangifte van diefstal. Immers, verdachte verklaart omstreeks 22.00 uur samen met zijn vriendin thuis gekomen te zijn, waarna ze naar bed zijn gegaan. Toen hij de wekker op zijn mobiel wilde zetten, miste hij zijn telefoon, waarna hij om de autosleutels heeft gevraagd. Toen zijn vriendin deze niet kon vinden, is hij naar beneden gegaan. Zijn vriendin verklaart hierover niets. Zij verklaart dat verdachte uit het raam keek en merkte dat de auto weg was.
Ook het feit dat er om 22.54 uur telefonisch contact is geweest met een vast contact van verdachte, toen deze volgens de zendmastgegevens in de buurt van Roosendaal was, maakt dat verdachte niet gevolgd kan worden in zijn verklaring dat hij om 22.00 uur thuis was. De rechtbank acht het volstrekt ongeloofwaardig dat een eventuele dief van de auto met de telefoon van verdachte twee keer naar een vast contact van verdachte heeft gebeld.
De rechtbank komt op grond van bovenstaande tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte met de grijze Volkswagen Golf van Breda naar Roosendaal is gereden en dat verdachte één van de drie mannen is geweest die voor de politie is gevlucht. Tevens stelt zij op grond van bovenstaande vast dat de Belgische kentekenplaten met kenteken [ - - ] in de eerdergenoemde Volkswagen Golf auto lagen, waarvan verdachte één van de inzittenden was.
De rechtbank is gelet op bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien en beschouwd, van oordeel dat verdachte betrokken is geweest bij de poging tot afpersing. Verdachte was betrokken bij het verwisselen van de kentekenplaten van de Mercedes Vito die door de overvallers is gebruikt. Door het aantreffen van het DNA-materiaal van verdachte in de rugzak die door de overvallers is achtergelaten en waarvoor verdachte geen enkele verklaring heeft gegeven, is naar het oordeel van de rechtbank overtuigend vast komen te staan dat verdachte ook bij de overval zelf nauw betrokken is geweest.
Kan verdachte als medepleger gelden?
Als verdachte, die ook in het opgegeven signalement van de overvallers past, zelf niet bij de overval aanwezig zou zijn geweest, is hij gelet op het aangetroffen DNA op de tie-wraps in de rugzak van de overvallers en zijn latere rol bij het verwisselen van de kentekenplaten zozeer betrokken bij de overval en is zijn rol een zodanige geweest, dat verdachte mogelijkerwijs niet langer als medeplichtige kan worden gezien, maar als medepleger gezien moet worden. Voor de overtuiging daarvan weegt ook mee dat verdachte zich door het doen van een valse melding van de diefstal van de door hem gebruikte Volkswagen Golf, een vals alibi heeft willen verschaffen en dat verdachte verder voor geen enkele omstandigheid een verklaring heeft gegeven.
Op grond van de voornoemde feiten en omstandigheden kan de rechtbank echter niet de exacte rol van verdachte vaststellen. Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte zeer waarschijnlijk betrokken bij de poging tot overval, doch is de mate waarin zijn betrokkenheid kan worden gewaardeerd onvoldoende om te komen tot de voor medeplegen vereiste elementen van samenwerking. Voor feit 1 ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs.
Hetgeen hiervoor over de mogelijke rol van verdachte is opgemerkt, geldt in gelijke mate voor de beoordeling van hetgeen hem onder feit 2 is tenlastegelegd. Dientengevolge zal verdachte van feit 1 en 2 worden vrijgesproken.
Feit 3
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter zitting het navolgende vast en overweegt als volgt.
In het procesdossier bevinden zich tapgesprekken tussen verdachte en medeverdachte
[mededader 2]. Tijdens deze tapgesprekken wordt gesproken over een ‘hond’. Naar het oordeel van de rechtbank is niet duidelijk geworden wat er met ‘hond’ bedoeld wordt, zodat niet vastgesteld kan worden dat hiermee een vuurwapen wordt bedoeld.
Tijdens de doorzoeking van de berging van verdachte wordt een gele tas met daarin een zakje met kabelbinders, een zaklampje, een rol tape, een rechter handschoen, een paar werkhandschoenen en een zwart t-shirt aangetroffen. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier niet dat deze tas met inhoud de tas is die door de politie is gezien, zodat het niet voor het bewijs gebruikt kan worden. Daarnaast duidt het enkele voorhanden hebben van deze goederen er naar het oordeel van de rechtbank niet op dat hiermee strafbare voorbereidingshandelingen worden verricht.
Ten slotte is verdachte met [mededader 1] aangehouden op het moment dat zij in een personenauto van het merk Volvo reden. Na doorzoeking van deze auto werden geen (vuur) wapens aangetroffen. Tijdens de fouillering waren verdachte en zijn medeverdachte niet in het bezit van een wapen. De rechtbank overweegt dat het enkele rondrijden in een auto niet de conclusie rechtvaardigt dat er sprake is van het verrichten van strafbare voorbereidingshandelingen.
De rechtbank is, gelet op bovenstaande en bij gebreke van andere wettige bewijsmiddelen, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde, zodat hij hiervan vrijgesproken dient te worden.
Ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde heling overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is op grond van het onderzoek ter terechtzitting en het procesdossier van oordeel dat de ten laste gelegde strafbare feiten wegens het ontbreken van voldoende wettige bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, zodat verdachte hiervan vrijgesproken dient te worden. Het dossier bevat slechts een aangifte als enig bewijsmiddel. Uit het dossier blijkt voorts niet dat verdachte wist, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat de personenauto van een misdrijf afkomstig was.
Het verzoek tot het horen van getuigen
Nu verdachte van het tenlastegelegde wordt vrijgesproken, zal de rechtbank het verzoek van de verdediging tot het horen van de verbalisant(en) niet nader bespreken.
5. De benadeelde partij
De benadeelde partij M.A. [slachtoffer 2], [adres] vordert een schadevergoeding van € 28.714,56 voor feit 1.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
6. Het beslag
6.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
7. De vorderingen tot tenuitvoerlegging
Ten aanzien van parketnummer 811605-06
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 3 maanden die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 14 maart 2007 ten uitvoer zal worden gelegd.
Nu verdachte wordt vrijgesproken, dient de vordering tot tenuitvoerlegging te worden afgewezen.
Ten aanzien van parketnummer 800999-07
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter d.d. 2 december 2008 ten uitvoer zal worden gelegd.
Nu verdachte wordt vrijgesproken, dient de vordering tot tenuitvoerlegging te worden afgewezen.
8. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- -
spreekt verdachte vrij van de onder 1, 2 primair en subsidiair en 3 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten;
Beslag
- -
gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd: 191478, 191502, 191845, 191850, 191853, 191854, 191860, 295494 en 295498;
Vorderingen tenuitvoerlegging
- -
wijst ten aanzien van parketnummer 811605-06 de vordering tot tenuitvoerlegging af;
- -
wijst ten aanzien van parketnummer 800999-07 de vordering tot tenuitvoerlegging af;
Benadeelde partij
- -
verklaart de benadeelde partij M.A. [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- -
veroordeelt de benadeelde partij M.A. [slachtoffer 2] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil. (BP.15)
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Gessel, voorzitter, mr. Alferink en mr. Zuurmond, rechters, in tegenwoordigheid van Vermaat, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 april 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
- 1.
hij op of omstreeks 11 september 2009 te Willemstad, gemeente Moerdijk, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld J. [slachtoffer 1] en/of M.A. [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte
van een kluis en/of een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan M.A. [slachtoffer 2] en/of Restaurant [naam], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
hebbende hij verdachte en/of zijn mededader(s)
- -
gemaskerd (de keuken van) restaurant [naam] binnengedrongen en/of
- -
een of meer vuurwapens op die [slachtoffer 1] gericht en/of
- -
die [slachtoffer 1] bij zijn schouder beetgepakt en/of
- -
die [slachtoffer 1] dreigend toegevoegd: "Waar is de baas" en/of "Waar is de
kluis", in elk geval telkens woorden van soortgelijke dreigende aard en/of
strekking en/of
- -
een of meer vuurwapens in de nek en/of de rug van die [slachtoffer 1] gezet en/of
- -
die [slachtoffer 1] gedwongen op de grond te gaan liggen en/of
- -
die [slachtoffer 1] onder bedreiging van een of meer vuurwapens naar het magazijn
van Restaurant [naam] te laten lopen en/of
- -
die [slachtoffer 1] dreigend -zakelijk weergegeven- heeft toegevoegd dat als wanneer
de baas niet in deze ruimte zou zijn hij, [slachtoffer 1], een groot probleem zou
hebben
en/of
- -
een of meer vuurwapens op die [slachtoffer 2] gericht en/of
- -
die [slachtoffer 2] dreigend toegevoegd: "Bent u eigenaar?" en/of "Waar is de
kluis", althans telkens woorden van soortgelijke dreigende aard en/of
strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
- 2.
hij op of omstreeks 11 september 2009 te Willemstad, gemeente Moerdijk, op de
Bovenkade, althans op een openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk een of meer (onbekend gebleven) personen die zich
bevonden op de Bovenkade, althans op een openbare weg en/of J. [slachtoffer 1] en/of
M.A. [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet met een of meer vuurwapen
meermalen heeft/hebben geschoten op, althans in de nabijheid van die personen
en/of die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 september 2009 te Willemstad, gemeente
Moerdijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer (onbekend gebleven) personen die zich bevonden op de Bovenkade,
althans op een openbare weg en/of J. [slachtoffer 1] en/of M.A. [slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een of meer vuurwapens
meermalen heeft/hebben geschoten in de nabijheid van die personen en/of die
[slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2];
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
- 3.
hij in of omstreeks de periode van 21 november 2009 tot en met 28 november
2009 te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf diefstal met
geweld in vereniging c.q. afpersing in vereniging, opzettelijk een of meer
vuurwapens en/of tie wraps en/of een gestolen personenauto met valse
kentekenplaten en/of ducktape en/of handschoenen en/of een zaklamp bestemd tot
het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd
en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 27 november 2009 tot en met 28 november
2009 te Breda, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, een personenauto (Volvo V70) heeft
verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of
zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van
die personenauto wist(en), althans redelijkerwijs had(den) kunnen vermoeden,
dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht