Rb. Arnhem, 04-05-2005, nr. 125555
ECLI:NL:RBARN:2005:AT7664
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
04-05-2005
- Zaaknummer
125555
- LJN
AT7664
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2005:AT7664, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 04‑05‑2005; (Kort geding)
Uitspraak 04‑05‑2005
Inhoudsindicatie
Geen opheffing conservatoir beslag omdat mogelijk het non-concurrentiebeding is overtreden en er dwangsommen kunnen zijn verbeurd.
Partij(en)
Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 125555 / KG ZA 05-217
Datum vonnis: 4 mei 2005
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser bij dagvaarding van 18 april 2005,
advocaat en procureur mr. T.J. van Veen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AXESS LIFTEN B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Barneveld,
gedaagde,
advocaat mr. F.F.P.M. Vermeer te Harderwijk.
Partijen zullen hierna [eiser] en Axess worden genoemd.
Het verloop van de procedure
[eiser] heeft Axess ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding. Axess heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen. De advocaat van [eiser] en de advocaat van Axess hebben de zaak bepleit, laatstgenoemde overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnotitie. Daarbij hebben zij producties in het geding gebracht.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
- 1.
Axess is een onderneming die zich bezighoudt met de in- en
verkoop, groothandel in en het onderhoud van liftsystemen.
- 2.
Met ingang van 7 februari 2005 is de broer van [eiser], de
heer [eiser], een vergelijkbare onderneming gestart.
- 3.
[eiser] is van 1 oktober 2000 tot 9 maart 2005 bij Axess in
dienstbetrekking werkzaam geweest, laatstelijk als commercieel directeur.
- 4.
In de arbeidsovereenkomst die op 1 oktober 2000 tussen Axess
en [eiser] is gesloten is in artikel 14 een non-concurrentiebeding opgenomen. Dit artikel luidt, voor zover van belang, als volgt.
“Werknemer verbindt zich gedurende de loop van de arbeidsovereenkomst en in de periode van drie jaren hierna voor geen andere concurrerende werkgever of opdrachtgever of voor bestaande of vroegere relaties van werkgever werkzaam te zullen zijn. (...)
In geval van overtreding verbeurt werknemer een dadelijk en ineens zonder sommatie of ingebrekestelling opeisbare vordering van f 1.000,- voor elke dag dat werknemer in overtreding is, onverminderd het recht van werkgever op verdere schadevergoeding.”
- 5.
Op 9 maart 2005 heeft de heer [betrokkene 1], directeur van
Axess (hierna: [betrokkene 1]), [eiser] op staande voet ontslagen, hetgeen hij bij brief van 10 maart 2005 schriftelijk heeft bevestigd. De inhoud van deze brief luidt, voor zover van belang, als volgt.
“Hierbij bevestig ik onze bespreking op 9 maart jl. en het daarna telefonisch gegeven ontslag op staande voet. De reden van het ontslag op staande voet is gelegen in het feit, dat je in strijd met het concurrentiebeding ten behoeve van een met Axess concurrerend bedrijf, dan wel voor eigen rekening werkzaamheden, hebt verricht. Daarop aangesproken door de directie heb je in eerste instantie ontkennend gereageerd. Geconfronteerd met de feiten, waaronder het feit dat je werkzaamheden zou hebben verricht, dan wel contacten zou hebben onderhouden met het door je broer [betrokkene 2] opgerichte bedrijf reageerde je ontwijkend en gaf aan al geruime tijd geen contact meer te hebben gehad met je broer. De directie heeft je verzocht je laptop en telefoon achter te laten teneinde een beeld te krijgen van hetgeen was geconstateerd en afgesproken werd dat op 10 maart 2005 een volgend gesprek zou plaatsvinden. Na de bespreking heeft de directie, de heer [betrokkene 1], uit SMS-verkeer met je broer kunnen afleiden, dat je wel degelijk contacten onderhield met je broer in het kader van het door hem opgerichte met Axess concurrerende bedrijf. De directie heeft je vervolgens telefonisch ontslag op staande voet gegeven. Bij deze wordt dit ontslag op staande voet schriftelijk aan je bevestigd. (...)”
- 6.
Het hiervoor in de brief bedoelde sms-verkeer ziet met name op
een tweetal sms-berichten, te weten:
- -
een bericht van 8 maart 2005 te 08.42 uur, gericht aan de broer van [eiser], luidende: “de offerte hangt aan de achterdeur in een tas”;
- -
een bericht van 8 maart 2005 te 11.43 uur, gericht aan de broer van [eiser], luidende: “ik bel je wanneer ik weg rij bij de zaak. morgen ziek om offertes uit te brengen”.
- 7.
Bij aangetekend schrijven van 14 maart 2005 heeft [eiser], via
zijn advocaat, betwist dat er sprake is van een dringende reden die het ontslag op staande voet zou kunnen rechtvaardigen en aangegeven dat hij aanspraak maakt op schadevergoeding.
- 8.
Axess heeft op 6 april 2005 voor een totaalbedrag van € 32.000,-
achtereenvolgens conservatoir beslag doen leggen op de aan [eiser] voor de onverdeelde helft in eigendom toebehorende onroerende zaak, staande en gelegen aan de [adres] [woonplaats] (hierna: de woning), en conservatoir derdenbeslag doen leggen onder Postbank NV op (onder meer) de bankrekening van [eiser].
Het geschil
- 1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter de door Axess op 6
april 2005 ten laste van [eiser] gelegde beslagen opheft.
- 2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de door Axess
gelegde beslagen onrechtmatig zijn, nu summierlijk van de ondeugdelijkheid van de daaraan ten grondslag gelegde vordering is gebleken. Axess heeft [eiser] ten onrechte op staande voet ontslagen. De sms-berichten - het enige bewijs waar Axess naar heeft verwezen - zijn niet afkomstig van [eiser], maar van zijn vriendin, en hebben geen betrekking op concurrerende activiteiten. Als gevolg hiervan is er sprake van een schadeplichtig ontslag zodat Axess ingevolge artikel 7:653 lid 3 BW geen rechten meer kan ontlenen aan het concurrentiebeding. Subsidiair voert [eiser] aan dat van schade aan de zijde van Axess op geen enkele wijze is gebleken.
- 3.
Axess voert gemotiveerd verweer waarop, voor zover van belang,
hierna zal worden ingegaan.
De beoordeling van het geschil
- 1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen van
[eiser].
- 2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 705 lid 2 Rv dient het beslag
onder meer te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid wordt gesteld. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert - met inachtneming van de beperkingen van de kort geding procedure - aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is. De voorzieningenrechter zal evenwel hebben te beslissen aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen.
- 3.
Vast staat dat [eiser], op het moment dat door [betrokkene 1] aan
hem werd gevraagd of hij op de hoogte was van het feit dat zijn broer een met Axess concurrerend bedrijf was begonnen, in strijd met de waarheid heeft geantwoord dat hij hiervan niet op de hoogte was. Eveneens kan als vaststaand worden aangenomen dat [eiser] begin februari 2005 al tegen een klant van Axess heeft gezegd dat zijn broer ook een liftenfabriek heeft. In de derde plaats staat vast dat in het geheugen van de telefoon van [eiser] een tweetal sms-berichten zijn aangetroffen die zouden kunnen duiden op door [eiser] verrichte concurrerende activiteiten. Bij dit laatste is, gelet op [eiser]s betoog, van belang dat uit het door Axess overgelegde overzicht van sms-berichten valt op te maken dat de bewuste telefoon in ieder geval ook door [eiser] is gebruikt.
- 4.
Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter
voorshands van oordeel dat het allerminst zeker is dat - kort gezegd - [eiser] geen concurrerende activiteiten heeft verricht. Het is dus mogelijk dat [eiser] het concurrentiebeding heeft overtreden en dat hij als gevolg daarvan dwangsommen heeft verbeurd. Of sprake is van een schadeplichtig ontslag, staat daarmee ook allerminst vast. Dit brengt met zich dat [eiser] er vooralsnog niet in is geslaagd aan te tonen dat summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering van Axess is gebleken. Dit leidt tot de conclusie dat de vordering dient te worden afgewezen. Een afweging van de belangen van partijen maakt dit niet anders. De voorzieningenrechter verwerpt ten slotte de stelling van [eiser] dat het beslag onder Postbank NV kan worden opgeheven omdat er voldoende overwaarde zit op de woning, nu deze stelling op geen enkele wijze met stukken nader is onderbouwd.
- 5.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] in de kosten van
dit kort geding worden verwezen.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
- 1.
weigert de gevorderde voorziening;
- 2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot aan
deze uitspraak aan de zijde van Axess bepaald op € 816,- voor salaris en op € 244,- voor verschotten.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2005.
de griffier de rechter