Voorlopige voorzieningen en dwangregeling in het schuldsaneringsrecht
Einde inhoudsopgave
Voorlopige voorzieningen en dwangregeling in het schuldsaneringsrecht (R&P nr. InsR6) 2015/2.5.10:2.5.10 De wettelijk voorgeschreven ‘voorfase’ in het schuldsaneringsrecht
Voorlopige voorzieningen en dwangregeling in het schuldsaneringsrecht (R&P nr. InsR6) 2015/2.5.10
2.5.10 De wettelijk voorgeschreven ‘voorfase’ in het schuldsaneringsrecht
Documentgegevens:
mr. B.J. Engberts, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
mr. B.J. Engberts
- JCDI
JCDI:ADS621459:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Schuldsanering natuurlijke personen
Burgerlijk procesrecht / Rechtspleging van onderscheiden aard
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Kamerstukken II 1996/97, 22 969, nr. 133a.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Kenmerkend voor de wettelijke schuldsaneringsregeling is, tot slot, dat de fase voorafgaand aan de (eventuele) toelating tot deze insolventieprocedure aan bepaalde wettelijk voorgeschreven eisen moet voldoen. Een schuldenaar wordt alleen tot deze insolventieprocedure toegelaten indien hij heeft geprobeerd een regeling met zijn schuldeisers te treffen (art. 288 lid 2 onder b). Dit wordt het minnelijke traject genoemd. De wetgever heeft bepaald dat de schuldenaar dit niet zelf mag proberen maar dat deze poging moet zijn uitgevoerd door nader in de wet omschreven personen of instellingen (art. 48 lid 1 Wck j° 288 lid 2 onder b). De schuldenaar moet het doorlopen van het voortraject bovendien op een voorgeschreven wijze onderbouwen, te weten door een met redenen omklede verklaring van (het college van) B&W van de gemeente van de woonplaats van de schuldenaar (art. 285 lid 1 onder f) over te leggen. De verklaring houdt in dat er geen reële mogelijkheden zijn tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen. De verklaring kan tevens worden afgegeven door een door B&W gemandateerde kredietbank of een (rechts)persoon genoemd in art. 48 lid 1 onder d Wck.
De wetgever heeft met deze regeling willen bewerkstelligen dat schuldenaren slechts tot de wettelijke schuldsaneringsregeling worden toegelaten indien een minnelijke regeling niet mogelijk is.1 Het minnelijke traject heeft aldus voorrang.
De beredeneerde verklaring van art. 285 lid 1 onder f geeft de insolventierechter een eenvoudig instrument om na te gaan of het minnelijke traject is doorlopen.