Hof Arnhem-Leeuwarden, 06-03-2013, nr. WAHV 200.107.973
ECLI:NL:GHARL:2013:1614
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
06-03-2013
- Zaaknummer
WAHV 200.107.973
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2013:1614, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 06‑03‑2013; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 06‑03‑2013
Inhoudsindicatie
Bord A1 60 afgebeeld op een groot rechthoekig informatiebord/billboard is geen bord A1 waaraan de weggebruiker ingevolge artikel 62 RVV 1990 verplicht is gevolg te geven. Ook de inrichting van de weg is niet bepalend voor de geldende maximumsnelheid. Sanctie ter zake van snelheidsoverschrijding ten onrechte opgelegd.
Partij(en)
WAHV 200.107.973
6 maart 2013
CJIB 147614710
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Arnhem
van 19 april 2012
betreffende
[de betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te Well.
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie in het arrondissement Arnhem genomen beslissing ongegrond verklaard. Voorts heeft de kantonrechter het verzoek van betrokkene tot vergoeding van kosten afgewezen. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal heeft een reactie gegeven op de nadere toelichting op het beroep.
Beoordeling
1.
Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 149,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid op (auto)wegen buiten bebouwde kom, met 25 km/h (verkeersbord A1)”, welke gedraging zou zijn verricht op 2 november 2010 om 20.13 uur op de Molenachterdijk te Well.
2.
De betrokkene voert aan dat de inleidende beschikking ten onrechte aan hem is opgelegd, omdat niet door middel van bord A1 als bedoeld in bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) werd aangegeven dat een maximumsnelheid gold van 60 km/h. Nu geen geldig bord A1 was geplaatst, was de geldende maximumsnelheid 80 km/h. De betrokkene heeft zijn standpunt onderbouwd door middel van een 18-tal foto's van de betreffende weg en de door hem gereden route. Het geplaatste bord waar de verbalisant in het aanvullend proces-verbaal d.d. 14 januari 2011 naar verwijst betreft geen juridisch geldend verkeersbord en heeft naar de mening van de betrokkene geen juridische betekenis. De opvatting van de advocaat-generaal, dat de betrokkene los van de vraag of het verkeersbord een geldend verkeersteken in de zin van de BABW betreft, uit de inrichting van de weg had moeten afleiden dat een snelheid gold van 60 km/h, acht de betrokkene - onder verwijzing naar een arrest van het Hof Leeuwarden d.d. 22 maart 2006, WAHV 06/00013, LJN AW1929 - onjuist.
3.
Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens houdt het zaakoverzicht van het CJIB - voor zover van belang - in dat door middel van een voor de meting geteste, geijkte en op de voorgeschreven wijze gebruikte snelheidsmeter (Lasergun 100LR) is vastgesteld dat de betrokkene heeft gereden met een gecorrigeerde snelheid van 85 km/h, terwijl door middel van bord A1 als bedoeld in bijlage 1 van het RVV 1990 een maximumsnelheid van 60 km/h was aangegeven. De betrokkene zou de maximumsnelheid derhalve met 25 km/h hebben overschreden.
4.
In het aanvullend proces-verbaal d.d. 14 januari 2011 verklaart verbalisant Bersee het volgende, voor zover van belang:
“Ik, Bersee, heb (…) een onderzoek ingesteld naar de bebording op de Molenachterdijk te Well naar aanleiding van een bezwaarschrift op mijn proces-verbaal voor een snelheidsovertreding (…). Hiertoe heb ik de door verweerder beschreven route gevolgd. (…) De punten 1 t/m 8 en 14 t/m 18 zijn correct beschreven. Ook het bord vermeld bij punt 7 dat het einde van een 60 kilometer gebied aangeeft staat er.
Met betrekking tot de punten 9 t/m 13 kan ik het volgende melden. Verweerder zegt dat hier geen verkeersborden met betrekking tot de snelheid staan. Dat is onjuist. Na het opdraaien van de Molenachterdijk vanaf de Lange Achterdijk staat er na ongeveer 50 meter een groot rechthoekig bord langs de rechterzijde van de weg. Op dit bord staat een snelheidsbeperkend bord A1 met daarin de snelheid 60 afgebeeld. De afmeting van dit afgebeelde bord is van normale afmetingen, en dus goed zichtbaar vanaf de weg. Dit bord is te zien op de foto met nummer 13 van verweerder. (…) Volgens mij is een verkeersbord afgebeeld op een groter bord ook een geldig verkeersbord. Ik heb een foto gemaakt van dit bord, die ik als bijlage bij dit proces-verbaal doe.”
5.
Het hof stelt vast dat het bord waarnaar de verbalisant in voornoemd aanvullend proces-verbaal verwijst en waarvan hij een foto heeft bijgevoegd, een groot rechthoekig informatiebord/billboard betreft met daarop afgebeeld een weg zonder belijning in het midden van de weg, maar met aan weerszijden belijning en roodgekleurde fietsstroken. Tevens staat de tekst “Hier 60” afgebeeld, waarbij het cijfer “60” is afgebeeld in de vorm van een verkeersbord A1.
6.
Gelet op hetgeen de verbalisant verklaart en hetgeen door de betrokkene is aangevoerd, stelt het hof vast dat zich ten tijde van de gedraging geen bord A1 als bedoeld in bijlage 1 van het RVV 1990 was geplaatst. Naar het oordeel van het hof kan het informatiebord/billboard waarnaar de verbalisant verwijst niet als zodanig gelden. Dat bord doet zich niet voor als een snelheidsbeperkend bord A1 en dient louter als informatievoorziening van overheidswege. Het bord wil de weggebruiker er klaarblijkelijk op attenderen dat voor een weg met een inrichting als daarop afgebeeld, een snelheidsbeperking wordt beoogd van 60 km/h. Dat als onderdeel van die informatievoorziening een bord A1 is afgebeeld, heeft niet tot gevolg dat een weggebruiker daaraan gevolg dient te geven als bedoeld in artikel 62 RVV 1990.
7.
Bovendien volgt uit vaste jurisprudentie van het hof (onder meer het arrest waar de betrokkene naar verwijst: LJN AW1929) dat de inrichting van de weg niet bepalend is voor de geldende maximumsnelheid, maar de aanwezige bebording. Het standpunt van de advocaat-generaal dat de betrokkene los van de vraag of de bebording juist was geplaatst, aan de inrichting van de weg had moeten afleiden dat een maximumsnelheid van 60 km/h was toegestaan, is dan ook niet juist.
8.
Het vorenstaande brengt mee dat - anders dan de verbalisant heeft geconcludeerd - een maximumsnelheid van 80 km/h gold. De aan de betrokkene opgelegde inleidende beschikking is derhalve niet juist. Gelet hierop zal het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigen en doen hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, te weten de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking vernietigen. Het hof zal bepalen dat het bedrag van de zekerheidstelling aan de betrokkene dient te worden gerestitueerd.
9.
Het hof zal de overige door de betrokkene aangedragen argumenten buiten bespreking laten, aangezien reeds op grond van het vorenstaande de inleidende beschikking wordt vernietigd.
10.
Het hof acht termen aanwezig om de proceskosten van de betrokkene te vergoeden. Op grond van het toepasselijke Besluit proceskosten bestuursrecht komen de reis- en verletkosten in verband met het bijwonen van de zitting van de kantonrechter voor vergoeding in aanmerking. Ingevolge artikel 2 van het toepasselijke Besluit proceskosten bestuursrecht worden reiskosten vergoed overeenkomstig artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003. Ingevolge dat artikel wordt een tarief vergoed waarvan de hoogte gelijk is aan de reiskosten per openbaar middel van vervoer, laagste klasse. Aan de betrokkene komt derhalve toe een reiskostenvergoeding ter hoogte van
€ 13,16 (Well-Tiel v.v.). Het hof acht het redelijk om aan de betrokkene ter zake van verletkosten een vergoeding voor 5 uren toe te kennen in verband met de zitting van de kantonrechter te Tiel. Bij gebreke van een concrete specificatie van die verletkosten, zal het hof de verletkosten van de betrokkene vergoeden tegen het minimale uurtarief als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder d, van het Besluit proceskosten bestuursrecht ad € 7,-. Aan de betrokkene zal derhalve een bedrag van € 35,- voor verletkosten worden vergoed.
11.
Voor zover de betrokkene meer of anders verzoekt om vergoeding van proceskosten, wijst het hof dit verzoek af.
Beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 16 mei 2011, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 147614710 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 WAHV tot zekerheid is gesteld, te weten een bedrag van € 155,- door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 48,16;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten voor het overige af.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Kuiper als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.