V-N 2021/22.7
Rijnvarende kan volgens A-G geen interstatelijk overleg over toepassing art. 16 Vo (EG) 883/2004 afdwingen
HR (Parket) 07-04-2021, ECLI:NL:PHR:2021:354, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad (Parket)
- Datum
7 april 2021
- Zaaknummer
20/01343
- Conclusie
A-G Wattel
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS269510:1
- Vakgebied(en)
Internationale sociale zekerheid / Verzekeringsplicht
Fiscaal procesrecht / Beroepsfase
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1026, Uitspraak, Hoge Raad, 09‑07‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑07‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:354, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 07‑04‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:393, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 07‑04‑2021
- Wetingang
Essentie
A-G Wattel is van mening dat de Hoge Raad niet mag oordelen over de vraag of de CRvB de weigering van de SVB om overleg met Luxemburg te openen, terecht als een besluit heeft aangemerkt.
Samenvatting
X werkt van 1 januari 2010 tot en met 31 oktober 2014 voor een in Luxemburg gevestigde werkgever aan boord van een Rijnvaartschip. De werkgever heeft in die periode in Luxemburg socialeverzekeringspremies voor hem betaald. Volgens de SVB is de exploitant van het schip echter in Nederland gevestigd, zodat X hier conform de vanaf 1 mei 2010 geldende aanwijsregels uit de op ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.