Rb. 's-Gravenhage, 14-03-2005, nr. 09/754163-04
ECLI:NL:RBSGR:2005:AT0224
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
14-03-2005
- Zaaknummer
09/754163-04
- LJN
AT0224
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2005:AT0224, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 14‑03‑2005; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 14‑03‑2005
Inhoudsindicatie
"..." Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het uitvoeren van een Distributed Denial of Service aanval oftewel Ddos-aanval gericht op een website. Bij dergelijke aanvallen wordt met behulp van zogenaamde bots vanaf computers van derden, een dusdanige hoeveelheid aanvragen bij de betreffende websites gedaan dat deze websites niet meer of slechts met een aanzienlijke vertraging te bereiken zijn. Tengevolge van de ddos-aanval is het netwerk van de betreffende internet service provider gedurende kortere of langere tijd geheel of gedeeltelijk uitgevallen. "..."
Partij(en)
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/754163-04
rolnummer 0005
's-Gravenhage, 14 maart 2005
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte
[verdachte T],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 24 februari 2005 en van 28 februari 2005.
De verdachte, op 24 februari 2005 bijgestaan door mr. M.J.A. Duker en op 28 februari 2005 door mr. L.E. van der Leeuw, is verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr. R.E.I. Steen heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem
bij - gewijzigde - dagvaarding onder primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen gevangenisstraf, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard, aangezien deze in zoverre niet van eenvoudige aard is.
De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat het blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerp zal worden verbeurdverklaard.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte het op de - gewijzigde - dagvaarding onder primair telastgelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Bewijsoverweging.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte betrokken is geweest bij de aanval op geenstijl.nl, via de server van Garnier Projects B.V. (zaaksdossier GARNIER), op 24 oktober 2004.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op 24 oktober 2004 omstreeks 16.20 uur, na een eerdere aanval op 13 oktober 2004, opnieuw een zogenaamde ddos-aanval werd uitgevoerd op de site van geenstijl.nl. Ten gevolge van de aanval werd het systeem van Garnier Project BV minder goed bereikbaar voor andere klanten van Garnier. De aanval heeft geduurd tot 25 oktober 2004 omstreeks 16.00 uur (blz. 35).
In een IRC-chatgesprek in de vroege ochtend van 22 oktober 2004 bespreekt verdachte ([nickname Si]) met medeverdachte [verdachte De V] de mogelijkheden voor een aanval op geenstijl.nl. Door beide verdachten wordt getracht een foto van verdachte [verdachte De V], een jpg-bestand, op de site van geenstijl.nl met een virus te besmetten en er wordt bij wijze van proef korte tijd een ddos-aanval uitgevoerd. Daartoe wisselen verdachten de nodige informatie met elkaar uit (blz. 190). Ook vraagt medeverdachte [verdachte De V] aan verdachte later die ochtend in een MSN-gesprek een bot voor hem te compileren (blz. 175 e.v.).
Medeverdachte [verdachte De V] bevestigt dat hij aan verdachte heeft gevraagd een bot voor hem te compileren. Dit moest gebeuren omdat [verdachte De V] zijn botnetwerk wilde verbeteren. Het botnetwerk dat hij verbeterd heeft stond op het kanaal #NRG#. Het zou kunnen dat hij met het verbeterde, geupdate, botnetwerk de aanval op Garnier op 24 oktober 2004 heeft uitgevoerd (blz. 198).
Verdachte verklaart over bovenvermeld chatgesprek ter terechtzitting dat hij inderdaad met medeverdachte [verdachte De V] heeft besproken op welke wijze geenstijl.nl het beste kon worden aangepakt, dat is bekeken of vorenvermeld jpg-bestand kon worden besmet en dat zij bij wijze van proef 120 seconden een ddos-aanval op geenstijl.nl hebben uitgevoerd. Verdachte wist dat [verdachte De V] betrokken was geweest bij de aanval op websites van de overheid eerder die maand en wist ook van de problemen van [verdachte De V] met geenstijl.nl (persoonsdossier, p. 17). In het verhoor bij de politie verklaart verdachte dat hij met medeverdachte [verdachte De V] meedacht hoe hij het beste de site van geenstijl.nl kon platleggen. Hij heeft daarna op verzoek van medeverdachte [verdachte De V] een bot gecompileerd (blz. 193) en heeft dit gedaan zodat medeverdachte [verdachte De V] diens botnetwerk kon updaten naar een nieuwe versie om zichzelf te verspreiden (blz. 194).
Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte met zijn deelname aan de proefaanval op 22 oktober 2004, het uitwisselen van informatie met medeverdachte [verdachte De V] en het compileren van een bot voor het updaten van het botnetwerk van [verdachte De V], een zodanig intellectuele bijdrage heeft geleverd aan de ddos-aanval op geenstijl.nl op 24 oktober 2004, dat verdachte als medepleger van laatstgenoemde aanval dient te worden aangemerkt.
Reikwijdte artikel 161sexies onder 1 en onder 2 van het Wetboek van Strafrecht.
Ter terechtzitting heeft de advocaat van een van de medeverdachten betoogd dat het uitvoeren van een ddos-aanval slechts de toegang tot een site blokkeert, hetgeen niet valt binnen de delictsomschrijving als vermeld in artikel 161sexies, aanhef en onder 1 en 2, van het Wetboek van Strafrecht, dan wel artikel 350a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De uitvoering van een ddos-aanval wordt eerst strafbaar indien het voorgestelde artikel 138b van het Wetboek van Strafrecht kracht van wet heeft gekregen.
Mocht dit betoog slagen dan zal naar het oordeel van de rechtbank vrijspraak moeten volgen, zodat de rechtbank dit verweer hier zal bespreken.
De rechtbank is van oordeel dat vorenvermeld standpunt miskent dat een ddos-aanval een zodanige overbelasting van een netwerk veroorzaakt, dat daardoor een stoornis in de gang of in de werking van dat werk optreedt als bedoeld in artikel 161sexies. Het netwerk kan zijn normale taak niet meer uitvoeren. Dat daarbij geen blijvende schade aan het netwerk zelf wordt toegebracht, kan daaraan niet afdoen.
In de onderhavige gevallen zijn ddos-aanvallen gedaan op specifieke websites. De netwerken van de internet service providers waar deze websites worden of werden gehost of delen daarvan zijn tengevolge van de ddos-aanvallen gedurende kortere of langere tijd uitgevallen, waardoor geen communicatie met (die delen van) dat netwerk meer mogelijk was. Niet alleen de specifieke doelen van de ddos-aanvallen, te weten de aangevallen sites van de overheid en geenstijl zijn getroffen, maar ook andere overheidssites en klanten van de internet services providers en hun (potentiële) klanten. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank niet alleen voldaan aan het bepaalde in artikel 161sexies onder 1 maar ook aan het bepaalde onder 2. Het betoog van voornoemde advocaat gaat dan ook niet op.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het uitvoeren van een Distributed Denial of Service aanval oftewel Ddos-aanval gericht op een website. Bij dergelijke aanvallen wordt met behulp van zogenaamde bots vanaf computers van derden, een dusdanige hoeveelheid aanvragen bij de betreffende websites gedaan dat deze websites niet meer of slechts met een aanzienlijke vertraging te bereiken zijn.
Tengevolge van de ddos-aanval is het netwerk van de betreffende internet service provider gedurende kortere of langere tijd geheel of gedeeltelijk uitgevallen.
De materiële en immateriële belangen van particulieren, instellingen en bedrijven bij een behoorlijk functionerend internet zijn groot. Verdachte heeft met zijn handelen deze belangen ernstig verontachtzaamd. Daar komt nog bij dat voor bij ddos-aanvallen de computers van een groot aantal anoniem gebleven derden worden misbruikt. Ook dit getuigt van weinig respect voor de eigendommen van anderen. Verdachte heeft welbewust iemand waarvan hij wist dat hij betrokken was geweest bij de grote ddos-aanvallen op de overheid begin oktober 2004 en aanvallen op geenstijl.nl geholpen bij een nieuwe aanval op geenstijl.nl. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte meegewogen dat hij nog niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d. 15 februari 2005, onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven:
[verdachte T] is een jongeman die beschermd is opgevoed, die zijn opleidingen tot nu toe heeft afgemaakt, het goed doet op school en een normaal sociaal netwerk heeft. We hebben sterk de indruk dat [verdachte T] de gevolgen van zijn gedrag niet heeft kunnen overzien. Omdat [verdachte T] een normaal ontwikkeld normen- en waarden patroon heeft en erg is geschrokken van zijn aanhouding denken wij dat de kans op herhaling klein is.
Geadviseerd wordt een voorwaardelijke straf op te leggen. Mocht een taakstraf worden overwogen, dan is [verdachte T] bereid en in staat deze te verrichten.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank een werkstraf van na te melden duur een passende reactie.
Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding verdachte - teneinde hem in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden - een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De vordering van de benadeelde partij.
[benadeelde partij] (Garnier Projects B.V.), [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van de geleden schade tot een bedrag van € 41.080,-.
Daar de benadeelde partij slechts een kopie van het voegingsformulier benadeelde partij heeft ingediend en uit het proces-verbaal, nummer 1509/2004/1823, betreffende het nader verhoor van aangever [benadeelde partij] kan volgen dat de benadeelde partij slechts een kopie heeft ingediend ter toelichting op de door de benadeelde partij geleden schade, meent de rechtbank, nu zich in het dossier tevens geen origineel voegingsformulier bevindt, dat Garnier Projects B.V. niet heeft bedoeld een vordering tot vergoeding van de geleden schade in te dienen.
Voorzover dit anders mocht zijn, is naar het oordeel van de rechtbank de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafgeding, aangezien de gegrondheid van de schadeposten niet zonder nadere gegevens kan worden vastgesteld. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering en deze bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Inbeslaggenomen voorwerp.
Met betrekking tot het inbeslaggenomene vermeld op de beslaglijst genummerd 1, overweegt de rechtbank dat dit een voorwerp betreft dat aan verdachte toebehoort en met betrekking tot welke het onder primair bewezenverklaarde feit is begaan, zodat zij daarvan de verbeurdverklaring zal gelasten.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47, 57 en 161sexies van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij - gewijzigde - dagvaarding onder primair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
medeplegen van opzettelijk stoornis in de gang of in de werking van enig werk voor telecommunicatie veroorzaken, terwijl daardoor stoornis in een openbaar telecommunicatienetwerk of in de uitvoering van een openbare telecommunicatiedienst ontstaat;
en
medeplegen van opzettelijk stoornis in de gang of in de werking van enig werk voor telecommunicatie veroorzaken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor verlening van diensten te duchten is;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand;
bepaalt, dat deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en tot:
een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 80 uren;
bepaalt dat de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag, zodat 74 uren resteren;
beveelt, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende gevangenisstraf zal worden toegepast voor de duur van 37 dagen;
in verzekering gesteld op 29 november 2004;
in voorlopige hechtenis gesteld op 2 december 2004;
welke voorlopige hechtenis werd opgeschort met ingang van 2 december 2004;
heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] (Garnier Projects B.V.) niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij deze bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
verklaart verbeurd het blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 1;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. C.E. Dettmeijer-Vermeulen, voorzitter,
- C.
Wapenaar en H.A.G. Nijman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Vugt, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 maart 2005.