Voor zover in cassatie van belang. Ontleend aan rov. 2.1 en 2.2 van de beschikking van 30 oktober 2012 van het Hof Amsterdam.
HR, 14-02-2014, nr. 13/00489
ECLI:NL:HR:2014:325
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14-02-2014
- Zaaknummer
13/00489
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:325, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 14‑02‑2014; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1244, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2013:1244, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑11‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:325, Gevolgd
- Wetingang
art. 157 Burgerlijk Wetboek Boek 1
- Vindplaatsen
JPF 2014/70 met annotatie van prof. mr. P. Vlaardingerbroek
JPF 2014/70 met annotatie van prof. mr. P. Vlaardingerbroek
Uitspraak 14‑02‑2014
Inhoudsindicatie
Alimentatie. Procesrecht. Grenzen van de rechtsstrijd. Grieven met betrekking tot bepaalde periode verworpen. Verbod van reformatio in peius ter zake vaststelling alimentatie over die periode? Hoge Raad doet zelf zaak af.
Partij(en)
14 februari 2014
Eerste Kamer
nr. 13/00489
EV/LH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de man],wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. S. Kousedghi,
t e g e n
[de vrouw],wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 483442/FA RK 11-1526 van de rechtbank Amsterdam van 14 december 2011;
b. de beschikking in de zaak 200.103.550/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 30 oktober 2012.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest isaan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot vernietiging.
3. Beoordeling van het middel
3.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De man en de vrouw zijn van augustus 2000 tot 5 februari 2009 gehuwd geweest. Het huwelijk is door echtscheiding ontbonden.
(ii) Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 7 april 2010 is een door de man te betalen uitkering tot levensonderhoud van de vrouw bepaald van € 2.300,-- per maand met ingang van 5 februari 2009.
3.2.1
In de onderhavige procedure heeft de man verzocht met wijziging van de beschikking van 7 april 2010 de partneralimentatie met ingang van 5 februari 2009 op nihil te stellen. De rechtbank heeft de beschikking van 7 april 2010 gewijzigd en de partneralimentatie bepaald op € 1.410,-- met ingang van 5 februari 2009.
3.2.2
De man is van deze beschikking in hoger beroep gekomen en heeft onder meer verzocht de partneralimentatie in de periode van 5 februari 2009 tot 1 januari 2011 vast te stellen op € 1.050,-- per maand.De vrouw heeft verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
3.2.3
Het hof heeft, in verband met de door de man betaalde lasten met betrekking tot de echtelijke woning in de periode tot aan de overdracht van de woning aan derden op 8 oktober 2010, de partneralimentatie in de periode vanaf 5 februari 2009 tot en met 8 oktober 2010 bepaald op € 1.050,-- per maand (rov. 4.2). In rov. 4.6 oordeelde het hof:
“4.6 Over de periode 9 oktober 2010 tot 1 januari 2011 heeft de man geen lasten met betrekking tot de echtelijke woning te betalen, zodat het hof het verzoek van de man tot wijziging van de (…) partneralimentatie in die periode zal afwijzen.”
Het dictum luidt, voor zover in cassatie van belang:
“Het hof:
vernietigt de beschikking van 14 december 2011 van de rechtbank Amsterdam en stelt de verschuldigde (…) partneralimentatie in de hierna genoemde perioden vast op de daarachter vermelde bedragen, (…):
(…)
b. in de periode 9 oktober 2010 tot 1 januari 2011:
wijst af de inleidende verzoeken van de man tot wijziging van de beschikkingen van de rechtbank van (…) 7 april 2010 (partneralimentatie).”
3.3
Het middel klaagt terecht dat het hof met zijn beslissing over de periode van 9 oktober 2010 tot 1 januari 2011 buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden. Nu het hof met betrekking tot die periode de grieven van de man had verworpen, en de vrouw geen (incidenteel) beroep had ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank waarbij de alimentatie op € 1.410,-- per maand was gesteld, mocht het hof die beschikking niet mede ten aanzien van genoemde periode vernietigen en het inleidend verzoek in zoverre alsnog afwijzen, met als gevolg dat de alimentatie in genoemde periode krachtens de beschikking van 7 april 2010 bepaald bleef op € 2.300,-- per maand.
3.4
De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen door als volgt te beslissen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van het gerechtshof te Amsterdam van 30 oktober 2012, doch uitsluitend ten aanzien van het dictum onder b, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt met wijziging van de beschikking van de rechtbank van 7 april 2010 de door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie in de periode van 9 oktober 2010 tot 1 januari 2011 op € 1.410,-- per maand.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheer C.A. Streefkerk, als voorzitter, en de raadsheren G. Snijders en G. de Groot, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 14 februari 2014.
Conclusie 15‑11‑2013
Inhoudsindicatie
Alimentatie. Procesrecht. Grenzen van de rechtsstrijd. Grieven met betrekking tot bepaalde periode verworpen. Verbod van reformatio in peius ter zake vaststelling alimentatie over die periode? Hoge Raad doet zelf zaak af.
Partij(en)
13/00489
Mr. E.B. Rank-Berenschot
Zitting: 15 november 2013
CONCLUSIE inzake:
[de man],
verzoeker tot cassatie,
advocaat: mr. S. Kousedghi,
tegen:
[de vrouw] ,
verweerster in cassatie,
niet verschenen.
Deze alimentatiezaak betreft in cassatie onder meer de vraag of de beschikking van het hof in strijd is met het verbod op reformatio in peius.
1. Feiten en procesverloop
1.1
In cassatie kan worden uitgegaan van de volgende feiten1.:
a) [de man] (hierna: de man) en [de vrouw] (hierna: de vrouw) zijn op 19 augustus 2000 gehuwd. Hun huwelijk is op 5 februari 2009 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 1 oktober 2008 in de registers van de burgerlijke stand.
b) Bij beschikking van de Rechtbank Amsterdam van 7 april 2010 is een door de man te betalen uitkering tot levensonderhoud van de vrouw bepaald van € 2.300,- per maand met ingang van 5 februari 2009. Bij beschikking van 9 november 2010 heeft het Gerechtshof Amsterdam de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.
1.2
Bij inleidend verzoekschrift tot wijziging partneralimentatie van 17 februari 2011 heeft de man verzocht (met wijziging van de beschikking van 7 april 20102.) de partneralimentatie met ingang van 5 februari 2009 op nihil te stellen.
1.3
Bij beschikking van 14 december 2011 heeft de Rechtbank Amsterdam geoordeeld dat bij de vaststelling van de partneralimentatie van onvolledige gegevens is uitgegaan (art. 1:401 lid 4 BW). Zij heeft de beschikking van 7 april 2010 gewijzigd en de partneralimentatie bepaald op € 1.410,- met ingang van 5 februari 2009.3.
1.4
De man is van deze beschikking in hoger beroep gekomen bij het Gerechtshof Amsterdam en heeft verzocht – onder meer –, met vernietiging van de beschikking van 14 december 2011 in zoverre, de partneralimentatie in de periode van 5 februari 2009 tot 1 januari 2011 vast te stellen op € 1.050,- per maand.4.Daartoe is in grief I aangevoerd dat de rechtbank in de bestreden beschikking ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de door de man tot oktober 2010 gedragen kosten van de echtelijke woning, welke een alimentatie van € 1.050,- toelaten. Grief II strekt tot betoog dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de huidige woonlasten van de man.
De vrouw heeft verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
1.5
In zijn beschikking van 30 oktober 2012 heeft het hof grief I gedeeltelijk gehonoreerd en in verband met de door de man gedragen kosten van de voormalige echtelijke woning de partneralimentatie in de periode vanaf 5 februari 2009 tot en met de overdracht op 8 oktober 2010 bepaald op € 1.050,- per maand (rov. 4.2). Grief II werd verworpen (rov. 4.3). In rov. 4.6 oordeelde het hof:
“4.6 Over de periode 9 oktober 2010 tot 1 januari 2011 heeft de man geen lasten met betrekking tot de echtelijke woning te betalen, zodat het hof het verzoek van de man tot wijziging van de (…) partneralimentatie in die periode zal afwijzen.”
Het dictum luidt, voor zover in cassatie van belang:
“Het hof:
vernietigt de beschikking van 14 december 2011 van de rechtbank Amsterdam en stelt de verschuldigde (…) partneralimentatie in de hierna genoemde perioden vast op de daarachter vermelde bedragen, (…):
(…)
b. in de periode 9 oktober 2010 tot 1 januari 2011:
wijst af de inleidende verzoeken van de man tot wijziging van de beschikkingen van de rechtbank van (…) 7 april 2010 (partneralimentatie).”
1.6
De man heeft het hof verzocht deze beschikking te verbeteren op grond van art. 31 Rv, aangezien de beschikking van 14 december 2011 voor de periode 9 oktober 2010 tot 1 januari 2011 zonder (afdoende) motivering is vernietigd en er mogelijk sprake is van een kennelijke verschrijving. Het hof had mogelijk willen beslissen dat vermelde beschikking is vernietigd met uitzondering van de periode 9 oktober 2010 tot 1 januari 2011. De vrouw heeft op het verbeteringsverzoek van de man niet gereageerd. Het hof heeft het verzoek tot verbetering bij brief van 19 juni 2013 afgewezen op de grond dat dit verzoek niet ziet op een kennelijke fout in de beschikking die zich leent voor eenvoudig herstel. Hierbij heeft het hof in aanmerking genomen dat voor partijen en derden niet direct duidelijk is dat sprake is van een vergissing.
1.7
De man heeft – tijdig5.– beroep in cassatie ingesteld. De vrouw heeft geen verweer gevoerd.
2. Beoordeling van het cassatieberoep
2.1
Het cassatiemiddel is gericht tegen het dictum zoals hiervoor onder 1.5 is geciteerd en voorts tegen rov. 4.6 voor zover daarin de conclusie ligt besloten dat voor wat de partneralimentatie betreft over de periode vanaf 9 oktober 2010 tot 1 januari 2011, de beschikking van 7 april 2010 – waarin deze op € 2.300,- per maand is bepaald – gehandhaafd blijft. De man klaagt dat het hof het rechtsdebat in appel (de negatieve zijde van het grievenstelsel) heeft overschreden en in strijd heeft gehandeld met het verbod op reformatio in peius.
2.2
De klacht is terecht voorgesteld. In haar wijzigingsbeschikking van 14 december 2011 heeft de rechtbank de beschikking van 7 april 2010 gewijzigd en de partneralimentatie bepaald op € 1.410,- per maand met ingang van 5 februari 2009. Daarop heeft de man in het petitum van zijn hoger beroepschrift onder meer verzocht, met vernietiging van de wijzigingsbeschikking in zoverre, de partneralimentatie in de periode van 5 februari 2009 tot 1 januari 2011 te bepalen op € 1.050,- per maand. De vrouw heeft in hoger beroep verweer gevoerd en geen incidenteel appel ingesteld. Zij heeft verzocht de bestreden beschikking (de beschikking van 14 december 2011 waarin de partneralimentatie voor deze periode is bepaald op € 1.410,- per maand) te bekrachtigen.
2.3
Het hof heeft echter de wijzigingsbeschikking van 14 december 2011, waarin de beschikking van 7 april 2010 was gewijzigd in dier voege dat de partneralimentatie was bepaald op € 1410,- per maand vanaf 5 februari 2009, vernietigd en in de periode 9 oktober 2010 tot 1 januari 2011 het inleidende verzoek van de man tot wijziging van de beschikking van 7 april 2010 afgewezen. Daaruit laat zich niet anders afleiden dan dat in de periode 9 oktober 2010 tot 1 januari 2011 de bij beschikking van 7 april 2010 vastgestelde alimentatie van € 2.300,- per maand is blijven gelden.
2.4
Daarmee heeft het hof miskend dat de grenzen van de rechtsstrijd wat betreft de periode 9 oktober 2010 tot 1 januari 2011 werden bepaald door enerzijds het bij de wijzigingsbeschikking vastgestelde bedrag ad € 1.410,- en anderzijds het in appel verzochte bedrag ad € 1.050,-. Voorts is de beschikking in strijd met het verbod op reformatio in peius.6.Als gevolg van het door de man ingestelde hoger beroep mocht zijn aan de wijzigingsbeschikking ontleende positie immers niet verslechteren.
2.5
Nu voor wat betreft de periode van 9 oktober 2010 tot 1 januari 2011 geen van de relevante grieven is geslaagd, was er geen reden voor het hof op grond van de devolutieve werking van het appel eventuele in eerste aanleg afgewezen of niet behandelde verweren van de vrouw ter zake te behandelen.7.Uit de motivering van het hof blijkt ook niet dat het hof verweren van de vrouw uit de eerste aanleg heeft behandeld.
2.6
Het hof mocht derhalve geen beslissing nemen die zou leiden tot verhoging van de op een maandbedrag van € 1.410,- vastgestelde alimentatie. Er lijkt sprake te zijn van een vergissing. Nu het hof het verzoek tot verbetering van de beschikking op grond van art. 31 Rv bij brief van 19 juni 2013 heeft afgewezen, dient het cassatieberoep te slagen.
2.7
Uw Raad zou na vernietiging van de bestreden beschikking de zaak zelf kunnen afdoen door te bepalen dat het dictum onder b. aldus dient te worden gelezen:
“in de periode 9 oktober 2010 tot 1 januari 2011:
bepaalt met wijziging van de beschikking van de rechtbank van 7 april 2010 de door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie op € 1.410,- per maand.”
3. Conclusie
De conclusie strekt tot vernietiging.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 15‑11‑2013
Zie rov. 3.1 van de beschikking van het hof van 30 oktober 2012.
Zie rov. 3.1 van de beschikking van het hof van 30 oktober 2012.
Zie rov. 3.2 van de beschikking van het hof van 30 oktober 2012.
Het cassatieverzoekschrift is op 29 januari 2013 bij de Hoge Raad ingediend.
Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4 2012/123; Snijders/Wendels, Civiel appel, 2009, nr. 238; Ras/Hammerstein, De grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep in burgerlijke zaken, 2004, nrs. 85-87. Zie bijvoorbeeld HR 18 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM1674, NJ 2010/352, rov. 4.5.