JAR 2012/69
Internationaal privaatrecht. Toepasselijk recht. Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst van 19 juni 1980 (EVO); arbeidsovereenkomst; uitleg van art. 6 lid 2; verhouding exceptieclausule tot werknemersbeschermende objectieve conflictregel. HR stelt prejudiciële vragen aan HvJEU.
HR 03-02-2012, ECLI:NL:PHR:2012:BS8791
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
3 februari 2012
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, C.A. Streefkerk, W.D.H. Asser, C.E. Drion, G. Snijders
- Zaaknummer
10/01806
- LJN
BS8791
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Europees verbintenissenrecht
Internationaal privaatrecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal privaatrecht / Conflictenrecht
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2012:BS8791, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 03‑02‑2012
ECLI:NL:PHR:2012:BS8791, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑02‑2012
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑03‑2010
- Wetingang
EVO art. 6
Essentie
Deze zaak betreft een geschil tussen een Duitse werkgever (eiser tot cassatie) en een Duitse werkneemster (verweerster in cassatie), die permanent in Nederland is tewerkgesteld. Na verloop van tijd heeft de werkgever de werkneemster in een ‘Änderungskündigung’ bericht dat zij haar werkzaamheden voortaan in Duitsland moet gaan verrichten. Daarop vordert de werkneemster een verklaring voor recht dat op de arbeidsovereenkomst tussen partijen Nederlands recht van toepassing is. In cassatie dient tot uitgangspunt dat het Nederlandse recht een verdergaande bescherming biedt aan de werkneemster tegen de door de werkgever gehanteerde ‘Änderungskündigung’ dan het Duitse recht. Partijen verschillen van mening over ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.