RvdW 2016/103
Bevoegdheid pandhouder tot uitwinning zekerheden verbonden aan vordering pandgever; verbod van herverpanding (art. 3:242 BW).
HR 18-12-2015, ECLI:NL:HR:2015:3619 (ABN AMRO/Marell)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
18 december 2015
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, M.V. Polak
- Zaaknummer
14/05589
- Conclusie
A-G mr. M.H. Wissink
- Roepnaam
ABN AMRO/Marell
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Goederenrecht / Zekerheidsrechten
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:3619, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 18‑12‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:2418, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑10‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑10‑2014
- Wetingang
Art. 3:242, 3:246 BW
Essentie
Bevoegdheid pandhouder tot uitwinning zekerheden verbonden aan vordering pandgever; verbod van herverpanding (art. 3:242 BW).
De Bank verkreeg als pandhouder de bevoegdheid om de aan haar verpande vordering na de mededeling aan de debiteur te innen (art. 3:246 lid 1 BW). De verpande vordering was op haar beurt eveneens verzekerd door een pandrecht op vorderingen op derden. De bevoegdheid van de Bank om de aan haar verpande vordering te innen omvatte tevens de bevoegdheid tot uitwinning van de aan die vordering verbonden zekerheidsrechten. De Bank was dus uit hoofde van de uit haar pandrecht ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.