Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen
Einde inhoudsopgave
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/:Verhandeling
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/
Verhandeling
Documentgegevens:
mr. E.R. Roelofs, datum 01-04-2014
- Datum
01-04-2014
- Auteur
mr. E.R. Roelofs
- JCDI
JCDI:ADS430833:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De eerste vraag die gesteld moet worden bij een voorgenomen grensoverschrijdende splitsing, is of een rechtsvorm betrokken kan zijn bij een grensoverschrijdende splitsing. Bestaat een regeling omtrent grensoverschrijdende splitsing, zoals in Luxemburg, Denemarken en Finland het geval is, dan zal daarin ook duidelijk zijn opgenomen welke rechtsvormen betrokken kunnen zijn bij een grensoverschrijdende splitsing en welke vormen van grensoverschrijdende splitsing mogelijk zijn.1
Bestaat geen regeling omtrent grensoverschrijdende splitsing, zoals in Nederland het geval is, dan zal moeten worden teruggevallen op de nationale splitsingsregeling van de lidstaten. Het is in strijd met de vrijheid van vestiging zoals neergelegd in artikel 49 en 54 VWEU indien een mogelijkheid tot herstructurering – in dit geval: splitsing – louter is voorbehouden aan nationale gevallen. Dat is bevestigd in het Sevic-arrest en het Vale-arrest.2 Dat geldt niet alleen ten aanzien van de rechtsvormen die betrokken kunnen zijn bij een splitsing, maar ook ten aanzien van de mogelijke vormen van splitsing.