Hof 's-Hertogenbosch, 19-08-2008, nr. HV 103.008.571
ECLI:NL:GHSHE:2008:BE8983
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
19-08-2008
- Zaaknummer
HV 103.008.571
- LJN
BE8983
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2008:BE8983, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 19‑08‑2008; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2010:BK1618, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2010:BK1618
- Wetingang
art. 141 Burgerlijk Wetboek Boek 1
- Vindplaatsen
JPF 2009/2
Uitspraak 19‑08‑2008
Inhoudsindicatie
De man beroept zich erop dat dat hij niet bij machte is zelfstandig te beslissen over de uitkering van gereserveerde winsten in de maatschap, zodat die winsten buiten de verrekening moeten blijven. Het hof verwerpt dit standpunt, gelet op de specifieke omstandigheden van het geval: partijen kunnen in dit geval financieel afwikkelen met gesloten beurzen.
Partij(en)
NvE
19 augustus 2008
Sector civiel recht
Zaaknummer HV 103.008.571/01
Zaaknummer eerste aanleg 101729/S RK 05-585
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Beschikking
In de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
de man,
procureur mr. J.E. Benner,
t e g e n
[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
de vrouw,
procureur mr. Ph.C.M. van der Ven,
als vervolg op de tussenbeschikking van het hof van 14 november 2007.
6. De tussenbeschikking van 14 november 2007
In de beschikking van 14 november 2007 is beslist op het geschil inzake de partneralimentatie. Omdat de man zijn grieven tegen de beschikking van de rechtbank op dit punt had ingetrokken, is hij in zijn hoger beroep, voorzover betrekking hebbend op de partneralimentatie, niet-ontvankelijk verklaard.
De beslissing op de grieven, betrekking hebbend op de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, is door het hof aangehouden.
7. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
7.1.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep, voorzover betrekking hebbend op de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, heeft plaatsgevonden op 4 april 2008. Ter terechtzitting zijn beide partijen gehoord. De man werd bijgestaan door mr. I. Wudka en de vrouw door mr. A.J.C. Linssen.
Voorafgaande aan de zitting was door de procureur van de man een brief d.d. 19 maart 2008 met bijlage aan het hof gezonden.
7.2.
Aan het eind van de mondelinge behandeling hebben partijen te kennen gegeven met elkaar in overleg te zullen treden over een minnelijke regeling.
Bij brief van 29 mei 2008 heeft de advocaat van de vrouw gevraagd om verlenging van de termijn voor overleg over een minnelijke regeling, welke verlenging is toegestaan.
De procureur van de man heeft op 29 mei 2008 nog een brief met bijlage (de maatschapakte) aan het hof gezonden.
7.3.
Vervolgens is geen bericht meer van partijen ontvangen, waaruit het hof concludeert dat geen minnelijke regeling tot stand is gekomen.
Het hof heeft om die reden de uitspraak (nader) bepaald op heden.
8. De verdere beoordeling van het hoger beroep
8.1.
Het geschil in hoger beroep omtrent de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, gaat om het volgende.
8.1.1.
De tussen partijen geldende huwelijkse voorwaarden houden – voorzover thans van belang - het volgende in:
Artikel 1
De echtgenoten zijn met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen gehuwd.
Artikel 5
- 1.
De kosten van de gemeenschappelijke huishouding (….) worden voldaan uit de netto inkomens der echtgenoten naar evenredigheid daarvan(….).
- 2.
Onder netto-inkomen wordt verstaan het belastbaar inkomen als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 onder aftrek van de daarover verschuldigde wettelijke inhoudingen of heffingen.(….)
Artikel 8
De echtgenoten verplichten zich over elk kalenderjaar hetgeen van hun netto-inkomen in de zin van artikel 5, onder aftrek van hetgeen daarvan is besteed voor de gemeenschappelijke huishouding, overblijft onderling te verrekenen in die zin, dat de ene echtgenoot een vordering verkrijgt op de andere echtgenoot ten bedrage van de helft van het aan dien zijde overblijvende als hiervoor bedoeld. (….)
8.1.2.
Tijdens het huwelijk heeft tussen partijen geen afrekening als bedoeld in artikel 8 van de huwelijkse voorwaarden plaatsgevonden.
8.1.3.
De vrouw heeft in eerste aanleg verzocht de man te veroordelen om met haar over te gaan tot verrekening van de tussen hen onverteerd gebleven inkomsten tijdens hun huwelijk.
8.1.4.
De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen in die zin, dat de rechtbank de verrekening heeft bevolen van de onverteerde inkomsten van de man en de vrouw met bepaling dat die verrekening dient plaats te vinden ten overstaan van een notaris.
8.1.5.
De man kan zich met deze beslissing en met de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen, niet verenigen en heeft daartegen drie grieven aangevoerd (de grieven 2 t/m 4).
8.2.
De grieven van de man lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling. Zij zijn alledrie gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat ook de tijdens de verrekenperiode aan de man toegekende maar niet uitgekeerde winsten in de maatschap [Z.] Advocaten te [vestigingsplaats], in de verrekening moeten worden betrokken.
8.3.
Geen grief is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat als peildatum voor de verrekening 27 mei 2005 (de datum van indiening van het echtscheidingsverzoek) heeft te gelden, zodat ook het hof hiervan zal uitgaan.
8.4.
Omtrent de aan de man toegekende en niet uitgekeerde winsten blijkt uit de stellingen van partijen en uit de overgelegde producties het volgende.
De man is een van de vennoten van de maatschap [Z.] Advocaten te [vestigingsplaats] (hierna: de maatschap). Tot 1 januari 2007 bestond de maatschap uit vijf vennoten, sinds die datum uit vier vennoten.
De man ontving tijdens het huwelijk maandelijks een bedrag van € 3.500,- als voorschot op zijn aandeel in de winst van de maatschap waartoe hij ingevolge de maatschapsovereenkomst gerechtigd is. Hetgeen jaarlijks na aftrek van de maandelijkse voorschotten aan winstuitkering resteerde, werd niet aan hem uitbetaald, maar werd toegevoegd aan zijn kapitaal in de maatschap. Een eventueel negatief saldo werd op zijn kapitaal in mindering gebracht.
Het kapitaal van de man in de maatschap bedroeg op 31 december 2004 € 183.456,- en op 31 december 2005 € 219.520,-
8.5.
Tegen het oordeel van de rechtbank dat (ook) de niet-uitgekeerde winsten die tot aan de peildatum aan het kapitaal van de man zijn toegevoegd, in de verrekening moeten worden betrokken, heeft de man allereerst aangevoerd dat deze winsten niet als inkomen als bedoeld in artikel 5 lid 2 van de huwelijkse voorwaarden aangemerkt kunnen worden. Artikel 5 lid 2 verwijst immers naar de Wet op de inkomstenbelasting 1964 en die wet is vervangen door de Wet inkomstenbelasting 2001.
8.6.
Dit standpunt wordt door het hof verworpen. Het feit dat de Wet op de inkomstenbelasting 1964 is vervangen door de Wet op de inkomstenbelasting 2001 laat onverlet dat voor de betaling van inkomstenbelasting de niet uitgekeerde winsten als inkomen moeten worden aangemerkt. Deze winsten worden door de man ook als zodanig in zijn aangiften opgenomen.
Dat de gereserveerde winsten naast daadwerkelijk ontvangen gelden mede betrekking hebben op onderhanden werk acht het hof in dit verband niet van belang.
8.7.
De man heeft tegen het oordeel van de rechtbank voorts aangevoerd dat de gereserveerde winsten niet voor verrekening in aanmerking komen omdat die winsten niet uitkeerbaar zijn. Het kapitaal van de gezamenlijke vennoten moet in de maatschap blijven met het oog op de continuïteit van de maatschap. Bovendien is hij niet bij machte om alléén te bepalen dat de gereserveerde winsten of een deel daarvan aan hem worden uitbetaald. Daarvoor is de toestemming van de andere vennoten nodig. De man heeft in dit verband verwezen naar een verklaring van de gezamenlijke vennoten d.d. 15 juli 2005 (productie 1 bij het verweerschrift na zelfstandig verzoek in eerste aanleg) waarin de maten omtrent de winst onder meer verklaren dat "een extra opname alleen mogelijk is na overleg en uitdrukkelijke toestemming van de maatschap".
8.8.
Naar het oordeel van het hof kan ook dit standpunt niet worden aanvaard.
Partijen zijn het erover eens dat de man in ieder geval op het moment dat hij uit de maatschap treedt, zal kunnen beschikken over de hem toegekende doch niet uitgekeerde winsten. Ook indien moet worden aangenomen dat het standpunt van de man dat de gereserveerde winsten thans niet liquide gemaakt kunnen worden juist is, kan de man dit, in de bijzondere omstandigheden van dit geval, in redelijkheid niet aan de vrouw tegenwerpen. Van belang in dit verband is allereerst dat de rechtbank (in hoger beroep niet bestreden) heeft vastgesteld dat de financiële afwikkeling van de echtscheiding tussen partijen nagenoeg met gesloten beurzen kan plaatsvinden wanneer de (gemeenschappelijke) voormalige echtelijke woning met de daarop rustende hypotheken en de Aegon beleggingsverzekering tezamen met de ingevolge het verrekenbeding verschuldigde gelden in de financiële afwikkeling worden betrokken.
Dit betekent dat een financiële afwikkeling tussen partijen kan plaatsvinden zonder dat aan het belang van de continuïteit van de maatschap of aan het toestemmingsvereiste voor extra winstuitkeringen, afbreuk zou moeten worden gedaan. Immers, de gereserveerde winsten behoeven niet liquide gemaakt te worden om tot een financiële afwikkeling te komen.
8.9.
Hier komt nog bij dat in de maatschapsovereenkomst geen beletsel valt te lezen voor het doen van extra winstuitkeringen aan de man bovenop de voorschotten van € 3.500,- per maand. Een dergelijk beletsel is slechts te vinden in de nadere verklaring van de gezamenlijke vennoten d.d. 15 juli 2005, maar die verklaring is pas (mede door de man) ondertekend, nadat het verzoek tot echtscheiding door de man was ingediend. De vrouw wijst hier terecht op in haar verweerschrift in hoger beroep. De man kan (mede) gelet op deze omstandigheid in redelijkheid niet aan de vrouw tegenwerpen dat hij zijn kapitaal in de maatschap thans niet liquide kan maken.
8.10.
De man heeft nog aangevoerd dat verrekening van het op de peildatum bestaande maatschapskapitaal in strijd met de redelijkheid en billijkheid is omdat volkomen ongewis is wat de hoogte van zijn kapitaal bij zijn uittreden uit de maatschap zal zijn. Het kapitaal bij zijn uittreden kan door allerlei bedrijfsmatige en economische factoren beduidend afwijken van het kapitaal op de peildatum.
8.11.
Naar het oordeel van het hof kan dit standpunt evenmin worden aanvaard. Verrekening dient plaats te vinden van de gereserveerde netto winsten (vermeerderd met de daarop verkregen rente) tijdens de verrekenperiode. Dat te verrekenen bedrag is bepaalbaar.
Wat de man ná de verrekenperiode al dan niet aan winsten zal genereren is voor de thans aan de orde zijnde verrekening tussen partijen irrelevant.
8.12.
Hetgeen verder nog door partijen is aangevoerd behoeft, in het licht van het hiervoor overwogene, geen bespreking meer.
De conclusie is dat alle grieven van de man falen en dat de beschikking waarvan beroep, voorzover thans nog aan het oordeel van het hof onderworpen, dient te worden bekrachtigd.
8.13.
De kosten van het hoger beroep zullen worden gecompenseerd nu partijen voormalige echtgenoten zijn.
9. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voorzover thans nog aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de kosten van het hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van Etten, van Gink en Theuws en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 19 augustus 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.