Einde inhoudsopgave
Derdenbeslag (BPP nr. I) 2003/3.2
3.2 Verhaalsbeslag en derdenbeslag
Mr. L.P. Broekveldt, datum 31-03-2003
- Datum
31-03-2003
- Auteur
Mr. L.P. Broekveldt
- JCDI
JCDI:ADS400420:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie daarover Oudelaar, Recht halen, 2000, p. 84-100 (executoriaal) p. 147-148 (conservatoir); Vademecum Executie en Beslag, 2001, Deel II Verhaalsexecutie (hfst. 6 t/m 39); Stein/Rueb, Compendium, 2002, p. 286 e.v.; Kluwer Rv (Stein/Van Mierlo), aant. 5 e.v. bij de Inleiding op Boek II; zie ook H. Stein/H.A. Stein, Goed beslagen, 2002, p. 3 e.v.
Ingevolge art. 3:276 kan een schuldeiser zijn vordering immers verhalen op 'alle goederen van zijn schuldenaar', tenzij 'de wet of een overeenkomst anders bepaalt'.
Zie daarover P.A. Stein, 'Verhaalsbeslag en reëel beslag', in: Stein-bundel, 1994, p. 19; Oudelaar, Recht halen, 2000, § 88 en 89 (p. 107-108) en § 132-137 (p. 150-155); Stein/Rueb, Compendium, 2002, p. 319 e.v.; zie ook Mijnssen, Materieel beslagrecht, 1992, § 1.2, p. 2-9; Snijders/Ynzonides/Meijer, 2002, nr. 422; H. Stein/H.A. Stein, Goed beslagen, 2002, p. 45 e.v.
Zie daarover Oudelaar, Reële executie, 1987, p. 12-15; H. Stein, Reële executie, Mon. Nieuw BW A13, 1990, p. 52 e.v.; Jansen, Executie- en beslagrecht,1990, p. 230 e.v.; P.A. Stein, in: Stein-bundel, 1994, p. 26-30; zie in het algemeen over reële executie A.W. Jongbloed, Reële executie in het privaatrecht (diss. Nijmegen), 1987; Asser/Hartkamp 2000 (4-1), nrs. 639-647; zie ook Dl van der Kwaak, Het rechtskarakter van het beslagrecht (diss. Groningen), 1990, p. 39-40.
Zie daarover Parl. Gesch. Wijz. Rv, p. 331 e.v.; T&C Rv (Jongbloed), 2002, Inleidende opmerkingen bij de art. 735-737, en aant. 1 bij art. 735; Snijders/Ynzonides/Meijer, 2002, nr. 422.
Zie daarover Stein/Rueb, Compendium, 2002, p. 367-368.
Zie aldus Stein/Rueb, Compendium, 2002, p. 322.
Zie nog in Kluwer Rv (Stein/Van Mierlo), aant. 10 bij art. 475.
Zie ook Vademecum Executie en Beslag (Van Oven), 2001, § 8.1.2; zie ook hierna § 3.7.6.1 (nr. 101).
Inleiding
38 Onder verhaalsbeslag1 wordt verstaan het - uiteindelijk executoriale - beslag dat leidt tot verkoop van de in beslag genomen goederen van de schuldenaar om uit de opbrengst daarvan de geldvordering van de schuldeiser te verhalen. Ondergoederen' worden daarbij verstaan 'alle zaken en alle vermogensrechten' (art. 3:1), welke in beginsel alle vatbaar voor verhaal zijn (art. 3:276).2 In het huidige beslag- en executierecht wordt het begrip verhaalsbeslag gebruikt in tegenstelling tot het zogenoemde reële beslag.3 Laatstgenoemd beslag geeft de rechthebbende de mogelijkheid om zijn recht op levering of afgifte van een roerende zaak niet zijnde een registergoed, alsmede de levering van een goed op naam, niet alleen veilig te stellen maar ook rechtens af te dwingen én te effectueren, en wel door reële executie. Daarbij dient in de eerste plaats te worden gedacht aan de mogelijkheid tot het leggen van executoriaal beslag tot afgifte of levering van roerende zaken die geen registergoederen zijn, waaronder ook begrepen de afgifte of levering van toonder- of orderpapier, alsmede aan de afgifte van die zaken op vordering van een bezitloos pandhouder (art. 491 e.v.). De 'reële' executie geschiedt hier doordat de deurwaarder de zaak onder zich neemt en aan de rechthebbende afgeeft (art. 491 lid 2). Daarnaast kent het huidige beslagrecht ook nog de mogelijkheid tot het leggen van conservatoir beslag, zowel tot afgifte van zaken als ook tot levering van goederen op naam, waaronder met name registergoederen zoals onroerende zaken, schepen en luchtvaartuigen (art. 730 e.v.).4 Bij dit conservatoir beslag tot levering van een goed op naam ontbreekt de executoriale variant, aangezien de levering van het beslagen goed uiteindelijk moet plaatsvinden volgens de regels van Boek 3.5 Onder het oude recht stond tegenover het verhaalsbeslag het revindicatoir beslag (art. 721-726). Dat strekte er uitsluitend toe om - zoals nu het afgiftebeslag - een roerende zaak die goederen-rechtelijk aan de beslaglegger toebehoorde, weer in diens macht (terug) te brengen. Ten slotte bestaat ook nog steeds het alleen in de conservatoire vorm voorkomende maritaal beslag (art. 768-770c), welk beslag er louter op is gericht de tot een al dan niet reeds ontbonden gemeenschap behorende goederen te 'bewaren'. Het geldt voor echtgenoten of gewezen echtgenoten en tegenwoordig ook voor partners die geregistreerd zijn of waren. Dit beslag is dus uitdrukkelijk niet op uitwinning gericht.6 Art. 770 bevat de regeling voor het maritaal derdenbeslag (zie daarover §6.43).
Derdenbeslag uitsluitend als verhaalsbeslag
39 Het zal na het voorgaande reeds duidelijk zijn dat het derdenbeslag - welk beslag in de praktijk ook volgens (PA.) Stein/Rueb7
'vermoedelijk (...) het meest toegepast'
wordt - uitsluitend een verhaalsbeslag is. In dat opzicht verschilt de huidige regeling van het derdenbeslag dan ook in geen enkel opzicht van het oude recht. Derdenbeslag strekt er immers in alle gevallen toe om een geldvordering - dat wil zeggen de vordering waarvoor of tot verzekering waarvan het wordt gelegd - te verhalen op de vorderingen die de beslagdebiteur heeft en/of zal verkrijgen op de derde-beslagene en/of op de roerende zaken die de derde voor de beslagdebiteur onder zich heeft. Het doel van het derdenbeslag als bedoeld in art. 475 jo. art. 718 is dus steeds om tot uitwinning van de beslagen vorderingen en/of zaken te komen. Ten onrechte was H. Stein8 in dit verband dan ook van oordeel, dat derdenbeslag óók zou kunnen worden gelegd 'tot reële executie', derhalve om bijv. de eigendom te verkrijgen van een roerende zaak of een registergoed dat eerst nog door de derde-beslagene (C) aan de be-slagdebiteur (B) zou moeten worden geleverd, waarna deze het aan de beslaglegger (A) als de uiteindelijke rechthebbende zou moeten (door)leveren. Deze beslagfiguur komt niet in ons recht voor. Dit neemt overigens niet weg dat een beslag tot afgifte wél 'onder een derde' gelegd kan worden, indien de af te geven zaak zich niet onder de schuldenaar bevindt (vgl. de art. 500, 730 en 734 lid 2). Hier is echter geen sprake van een derdenbeslag in eigenlijke zin, aangezien het niet tot uitwinning strekt.9
Het beslag op een geldvordering - in de praktijk uiteraard de meest voorkomende vorm van derdenbeslag - zal steeds leiden tot voldoening van die vordering door de derde-beslagene aan de beslaglegger (art. 477 lid 1). Daarmee is dan de uitwinning - het verhaal - in beginsel voltooid. Wanneer door het beslag echter een roerende zaak, of toonder- of orderpapier is getroffen, dan wel wanneer uitdrukkelijk (art. 475a lid 3) beslag is gelegd op een vordering tot levering van een goed op naam, dan zal de verhaalsexecutie geschieden doordat de betreffende zaak, het waardepapier of het goed op naam uiteindelijk - tenzij partijen een andere wijze van verkoop met elkaar overeenkomen - door openbare verkoop wordt uitgewonnen, waarna de (netto-)opbrengst er van aan de beslaglegger wordt uitgekeerd (art. 477 lid 5 jo. art. 477b lid 2). De executie-opbrengst van door derdenbeslag getroffen goederen, strekt dus altijd tot voldoening - verhaal - van de geldvordering waarvoor het beslag was gelegd. De vraag om welke aard van geldvorderingen het daarbij gaat of kan gaan, zal in de volgende paragraaf worden besproken.