HR, 07-04-2015, nr. 14/02945
ECLI:NL:HR:2015:909
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
07-04-2015
- Zaaknummer
14/02945
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:909, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑04‑2015; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:396, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:396, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑03‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:909, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 07‑04‑2015
Inhoudsindicatie
HR: art.80a RO
Partij(en)
7 april 2015
Strafkamer
nr. 14/02945
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 26 mei 2014, nummer 21/000426-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.A.C. de Bruijn, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 april 2015.
Conclusie 10‑03‑2015
Inhoudsindicatie
HR: art.80a RO
Nr. 14/02945 Zitting: 10 maart 2015 | P.C. Vegter Standpunt/conclusie inzake: [verdachte] |
Na bestudering van de zaak ben ik van mening dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden AG |