Toetsing van besluiten in het rechtspersonenrecht
Einde inhoudsopgave
Toetsing van besluiten in het rechtspersonenrecht (IVOR nr. 89) 2012/2.5.2:2.5.2 Het voorstel van de Staatscommissie
Toetsing van besluiten in het rechtspersonenrecht (IVOR nr. 89) 2012/2.5.2
2.5.2 Het voorstel van de Staatscommissie
Documentgegevens:
A.J.M. Klein Wassink, datum 14-05-2012
- Datum
14-05-2012
- Auteur
A.J.M. Klein Wassink
- JCDI
JCDI:ADS598536:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Belinfante 1890 Ontwerp Staatscommissie en memorie van toelichting, p. 84 ev., Van der Heijden 1929, nr. 17. Ook heden ten dage spelen deze uitgangspunten nog een rol, zie bijv. Honée 1989, p. 37, en de voorstellen voor versoepeling van het kapitaalbeschermingsrecht in het kader van de flexibilisering van het bv-recht.
Hussen - de Groot, p. 127 ev., Van der Heijden - Van der Grinten 1992, nr. 17.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In 1879 werd een Staatscommissie ingesteld voor de herziening van het Wetboek van Koophandel. Deze commissie formuleerde een aantal uitgangspunten waaraan de wettelijke regeling van de nv naar haar oordeel moest voldoen. Deze uitgangspunten waren:
openbaarheid van inrichting en machtsverdeling binnen de nv;
bescherming van het vermogen en in verband daarmee een regeling van de inbreng anders dan in geld; en
de nadere regeling van de persoonlijke aansprakelijkheid van oprichters, bestuurders en commissarissen jegens aandeelhouders en derden'.1
Voortbouwend op deze uitgangspunten publiceerde de commissie in 1890 voorstellen voor een herziene wettelijke regeling. Voorgesteld werd het preventieve toezicht te laten vervallen en te vervangen door dwingendrechtelijke bepalingen die ten doel hadden de realiteit van het kapitaal te waarborgen. Door de verplichte publicatie van gegevens zou een betere boordeling van de financiële positie van de vennootschap mogelijk zijn. Verder stelde de commissie voor een regeling te treffen over de persoonlijke aansprakelijkheid van oprichters, bestuurders en commissarissen jegens aandeelhouders en derden. Door onenigheid binnen de commissie over de te regelen onderwerpen hebben de voorstellen het niet tot wetsontwerp gebracht.2 Dat het gedachtegoed van deze commissie heeft wel invloed gehad op wetsontwerpen die daarna gepubliceerd werden, blijkt uit het feit dat Minster Nelissen in zijn ontwerp voor de wijziging en aanvulling van de bepalingen over de naamloze vennootschap voortbouwt op de door de Staatscommissie geformuleerde uitgangspunten.