Rb. Rotterdam, 19-08-2008, nr. 865554
ECLI:NL:RBROT:2008:BG4784
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
19-08-2008
- Zaaknummer
865554
- LJN
BG4784
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2008:BG4784, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 19‑08‑2008; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 19‑08‑2008
Inhoudsindicatie
Partijen, die geen affectieve relatie hebben, huren samen een woning. Vervolgens ontstaat er een conflict tussen hen. De kantonrechter past art. 7:268 lid 7 BW analoog toe.
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Locatie Brielle
Vonnis
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [woonplaats],
eiser in conventie bij exploot van dagvaarding van 28 januari 2008,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. P.A.R. Dijkers,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. P. Vermeulen.
Partijen worden respectievelijk aangeduid als “[eiser]” en “[gedaagde]”, tenzij anders is vermeld.
1. Het verloop van de procedure.
Uit het dossier blijkt van de volgende proceshandelingen:
1.
dagvaarding met producties,
- 2.
conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie,
- 3.
conclusie van repliek in conventie tevens van antwoord in reconventie met producties,
- 4.
producties van [gedaagde],
- 5.
tussenvonnis d.d. 13 mei 2008.
De ingevolge het tussenvonnis bepaalde comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 12 juni 2008 en is voortgezet op 8 juli 2008, in aanwezigheid van partijen en hun gemachtigden. De griffier heeft van het verhandelde ter zitting aantekening gehouden.
2. De vaststaande feiten
Ingevolge een schriftelijke huurovereenkomst d.d. 7 maart 2007 heeft [Verhuurster] aan [eiser] en [gedaagde] met ingang van 9 maart 2007 verhuurd de zelfstandige woning aan de [locatie]. Per 23 april 2007 heeft [eiser] de woning verlaten en bewoont [gedaagde] de woning.
3. De vordering van [eiser]
[eiser] stelt de volgende vorderingen in:
“1. Primair:
gedaagde te veroordelen om binnen één maand na betekening van het in deze te wijzen vonnis de woning aan de [locatie] te verlaten met al de haren die daarin verblijven en de woning aan eiser ter beschikking te stellen door afgifte van de sleutels op straffe van een dadelijk te verbeuren dwangsom van €. 500,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat gedaagde en haar medebewoner(s) in de woning verblijven.
- 2.
Subsidiair:
gedaagde te veroordelen om ervoor zorg te dragen dat de [partner], dan wel enig andere partner waarmee zij een relatie onderhoudt binnen één maand na betekening van het in deze te wijzen vonnis de woning aan de [locatie] zal hebben verlaten op straffe van een dwangsom van €. 500,00 per dag of gedeelte van een dag, en eiser daarna weer toegang te verlenen tot de woning.
3.
Meer subsidiair:
- a.
gedaagde te veroordelen om aan eiser te betalen een bedrag van €. 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), zijnde de kosten die eiser gemaakt heeft voor het opknappen, inrichten en stofferen van de door gedaagde bewoonde woning,
- b.
gedaagde te veroordelen om binnen acht dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan eiser in goede staat ter hand te stellen de aan hem in eigendom toebehorende goederen zoals vermeld in de aan deze dagvaarding gehechte produktie 5, op straffe van een dadelijk te verbeuren dwangsom van €. 100,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat gedaagde hiermede in gebreke blijft.+
Gedaagde te veroordelen in de kosten van de procedure.”
4. De vordering van [gedaagde]
Deze luidt als volgt:
“Het Uw Rechtbank, sector Kanton, moge behagen, uitvoerbaar bij voorraad voor de Wet zulks toelaat het huurrecht van de woning aan de [locatie] toe te wijzen aan eiseres in reconventie en te bepalen dat de verweerder in reconventie zich binnen vijf werkdagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis als huurder zal laten uitschrijven, bij gebreke waarvan verweerder in reconventie een dwangsom van vijfhonderd euro ten behoeve van eiseres in reconventie zal verbeuren voor elke dag dat verweerder in reconventie geen gevolg zal hebben gegeven aan het in deze te wijzen vonnis, dan wel een zodanige beslissing te nemen als het Uw Rechtbank, sector Kanton, in goede Justitie zal vermenen te behoren, met veroordeling van verweerder in reconventie in de kosten van deze procedure waaronder begrepen een salaris voor de gemachtigde van eiseres in reconventie.”
5. De verweren in conventie en in reconventie
Partijen concluderen over en weer tot afwijzing van de vordering van de ander, met veroordeling van de ander in de kosten van de procedure.
6. De beoordeling
Inleiding
6.1.
Partijen voeren over en weer de nodige argumenten aan, deels aan de hand van producties. Hun stellingen worden hierna beoordeeld, voorzover zij relevant blijken voor de uitkomst van de procedure.
6.2.
Ter comparitie is met partijen de afspraak gemaakt dat de kantonrechter eerst een tussenvonnis zal wijzen met betrekking tot de vraag wie er gerechtigd is tot het huurrecht van de woning. Concreet betekent dit dat thans de primaire en de subsidiaire vorderingen in conventie alsmede de reconventionele vordering worden beoordeeld, behoudens de gevraagde proceskostenveroordeling. Afgesproken is voorts dat na tussenvonnis [gedaagde] mag concluderen na comparitie betreffende de meer subsidiaire vordering in conventie terzake waarvan door [gedaagde] producties zijn overgelegd. Een en ander betekent dat in dit tussenvonnis niet zal worden geoordeeld over de meer subsidiaire vordering in conventie en over de proceskostenveroordeling.
Stellingen [eiser]
6.3.
Kort en zakelijk weergegeven luiden de stellingen van [eiser] als volgt. Al vanaf 23 september 2003 staat [eiser] geregistreerd bij de Stichting Woonruimteverdeling Zuid-Hollandse Eilanden als startende woningzoekende. In januari 2007 werd hij benaderd door [gedaagde]. Zij vertelde dat haar relatie was verbroken en dat zij dakloos dreigde te worden. Partijen hebben vervolgens de inschrijving laten wijzigen in die zin dat de huishoudgrootte werd veranderd in “2” in plaats van “1”. In februari 2007 werd de onderhavige woning toegewezen. Er is geen sprake van een affectieve relatie; het was een zakelijke afspraak. Partijen hadden de woning verdeeld, zodanig dat iedere partij zijn eigen slaapkamer had en dat zij gezamenlijk gebruik zouden maken van de overige ruimten. Dagvaarding alinea 6: “Vanaf de eerste dag dat partijen de woning hadden betrokken, werd eiser geconfronteerd met nog een derde, onverwachte, bewoner, t.w. de [partner], mede-eigenaar van café [Café], die de nieuwe partner bleek te zijn van gedaagde.” [eiser] was het niet eens met de permanente aanwezigheid van [partner] in de woning en heeft hierover geklaagd bij [gedaagde]. Dit escaleerde; [eiser] werd gepest en getreiterd door zowel [partner] als door [gedaagde] en hij heeft vervolgens noodgedwongen de woning verlaten. Kort daarna heeft [gedaagde] de sloten vervangen zodat [eiser] geen toegang meer had. Hij woont nu weer bij zijn ouders en is weer onder aan de lijst beland van woningzoekenden.
Stellingen [gedaagde]
6.4.
Partijen werken voor dezelfde werkgever. [eiser] wist dat [gedaagde] haar relatie wilde beëindigen en dat haar woning dientengevolge verkocht zou gaan worden. Het leek dus een goed idee om samen een woning te gaan huren. Er was geen noodzaak om op stel en sprong een alternatieve woning te betrekken. Er bestaat geen causaal verband tussen de gewijzigde inschrijving en de toewijzing van de woning. Op de eerste dag van de samenwoning was er nog geen affectieve relatie met [partner]. Deze is later ontstaan en hij bleef toen soms slapen in de woning. [gedaagde] was gerechtigd om met [partner] de nacht in de woning door te brengen. [partner], evenmin trouwens als [gedaagde], heeft [eiser] niet getreiterd. Pas toen [eiser] zelf [gedaagde] ging treiteren is [partner] er vaker blijven slapen. Op een gegeven moment is [eiser] vertrokken en toen heeft [gedaagde] inderdaad de sloten veranderd zodat hij niet haar eigendommen kon vervreemden.
Rechtsgronden
6.5.
Aan zijn vorderingen legt [eiser] primair ten grondslag dat alleen hij aanspraak heeft op het recht de woning te bewonen omdat zonder zijn eerdere inschrijving op 23 september 2003 de woning nooit aan partijen zou zijn toegewezen. Subsidiair stelt hij dat [gedaagde] niet zonder zijn toestemming [partner] in de woning had mogen laten wonen en dat zij dus jegens [eiser] tekort schiet. Aan de reconventionele vordering legt [gedaagde] ten grondslag dat er nu geruime tijd is verstreken sinds [eiser] de woning vrijwillig heeft verlaten zodat hij geen belang meer heeft om nog als huurder vermeld te staan.
Oordeel
6.6.
Artikel 7:268 lid 7 BW geeft een regeling voor het geval de oorspronkelijke huurder met de latere medehuurder een conflict heeft over de vraag wie de woning zal moeten verlaten. In deze zaak staat vast dat partijen ieder als huurder de huurovereenkomst hebben ondertekend. Dit betekent dat dit wetsartikel naar de letter genomen geen opgeld doet. Nochtans zal de kantonrechter deze bepaling analoog toepassen, hetgeen in eerdere jurisprudentie ook is gedaan (zie met name Hof Amsterdam 10 april 1986, WR 1986, 53 en kantonrechter Amsterdam 7 december 2000, WR 2001, 23). Dit doet het meest recht aan de onderhavige situatie die niet door de wetgever voorzien is, althans niet zodanig dat daarvoor een wettelijke regeling is gecreëerd.
6.7.
Voormeld artikel schrijft voor dat de vordering strekkende tot het niet mogen voortzetten van de huur met ingang van een door de rechter te bepalen tijdstip slechts kan worden toegewezen indien dit naar billijkheid, met inachtneming van de omstandigheden van het geval, geboden is. Dit betekent derhalve dat niet doorslaggevend behoeft te zijn, hetgeen partijen zijn overeengekomen omtrent de samenwoning alsmede of en hoe de afspraken zijn nagekomen. Dit is slechts een van de omstandigheden die bij de beoordeling een rol kunnen spelen.
6.8.
De afspraken zijn niet vastgelegd. Het enige document waaronder beider handtekening staat is de huurovereenkomst. Tegenover de betwisting van [gedaagde] heeft [eiser] onvoldoende gemotiveerd gesteld dat wel degelijk de afspraak zou zijn gemaakt dat een partner niet bij de ander zou mogen blijven slapen. Wel is duidelijk dat de afspraken zien op een samenwoning van hen beiden, hetgeen overigens ook blijkt uit de huurovereenkomst. In artikel 2 is vermeld dat het gehuurde een eengezinswoning is die uitsluitend de huurder en de leden van zijn gezin tot woonruimte dient.
6.9.
Gelet op de zeer korte duur van de samenwoning, de omissie van partijen om hun afspraken op papier te zetten, de inhoudelijk betwiste treiterijen over en weer, het feit dat [eiser] de woning heeft verlaten, er geen aangifte is gedaan van het veranderen van de sloten en/of de treiterijen, het tijdsverloop sedertdien, de omstandigheid dat [gedaagde] de huur heeft voldaan alsmede het inherente risico dat een situatie als de onderhavige zich kan ontwikkelen, acht de kantonrechter het billijk om aan te sluiten bij de huidige situatie. Dit betekent dat de primaire vordering van [eiser] wordt afgewezen en de reconventionele vordering van [gedaagde] wordt toegewezen, zij het dat wordt volstaan met de bepaling dat het huurrecht van de woning aan haar toekomt. De vordering tot uitschrijving als huurder wordt afgewezen, nu [eiser] daarvoor afhankelijk is van de instemming van de verhuurder.
6.10.
De subsidiaire vordering van [eiser] wordt eveneens afgewezen. Het is niet voorstelbaar dat toekomstige samenwoning tussen partijen mogelijk is.
Verdere verloop procedure
6.11.
De kantonrechter verwijst de zaak naar de rolzitting van 25 november 2008. Indien blijkt dat [eiser] geen hoger beroep wenst in te stellen tegen dit vonnis kan hij desgewenst de zaak vervroegd opbrengen. [gedaagde] mag als eerste na tussenvonnis concluderen.
7. De beslissing
De kantonrechter:
rechtdoende in conventie en in reconventie:
wijst de primaire en de subsidiaire vorderingen in conventie af,
bepaalt dat [gedaagde] als enige gerechtigd is tot het huurrecht van de woning aan de [locatie] en wijst af het in reconventie meer of anders gevorderde, met uitzondering van de proceskosten waarover bij eindvonnis zal worden beslist,
verwijst de zaak naar de schriftelijke rolzitting van dinsdag 25 november 2008 om 10.15 uur voor conclusie na tussenvonnis zijdens [gedaagde],
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.