NJB 2015/746:Beroepsaansprakelijkheid. Notaris. Twee zoons verkopen en leveren een pand aan een verkrijger, hoewel ter zake van dat pand een bedongen voorkeursrecht geldt ten behoeve van een derde (hun vader). De kandidaat-notaris kent het voorkeursrecht en verlijdt niettemin de leveringsakte. Handelt zij daardoor onrechtmatig jegens de vader? Het hof oordeelt ontkennend. HR: 1. Ministerieplicht. Vooropstelling: zie hoofdtekst. Het recht van de derde behoort een beletsel te vormen voor een beoogde levering, indien de beoogd verkrijger geen rechtmatig belang heeft bij de levering, hetgeen het geval is indien het recht van de derde door een wettelijke regel als het sterkere recht wordt aangewezen, of indien de beoogd verkrijger onrechtmatig jegens de derde zou handelen door levering te verlangen. Het hof heeft de juiste maatstaf aangelegd. Zijn oordeel dat het voorkeursrecht van de vader niet door art. 3:298 BW als het sterkere recht wordt aangewezen, is juist. 2. Tuchtrechtelijke normen en regels. Aan het oordeel van de tuchtrechter dat in strijd is gehandeld met de voor het desbetreffende beroep geldende normen en regels, kan niet zonder meer de gevolgtrekking worden verbonden dat de betrokkene civielrechtelijk aansprakelijk is wegens schending van een zorgvuldigheidsnorm