HR 22 januari 2008, LJN BA7648, NJ 2008, 406, m.nt. M.J. Borgers.
HR, 20-12-2011, nr. 09/05045 P
ECLI:NL:PHR:2011:BQ6002
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20-12-2011
- Zaaknummer
09/05045 P
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BQ6002
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BQ6002, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑12‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BQ6002
ECLI:NL:PHR:2011:BQ6002, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑12‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BQ6002
- Wetingang
- Vindplaatsen
NJ 2012/412 met annotatie van M.J. Borgers
NbSr 2012/52
Uitspraak 20‑12‑2011
Inhoudsindicatie
Profijtontneming. Artt. 344a.3, 360.1, 360.4, 511e.1, 511g, 511f en 415 Sv. Motiveringseisen aan het gebruik van een schriftelijk bescheid houdende de verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt in een ontnemingsprocedure. Art. 344a Sv is op zichzelf niet van toepassing op de ontnemingsprocedure. Art. 360.1 Sv is wel van overeenkomstige toepassing in de ontnemingsprocedure. Dit betekent dat indien de rechter in de ontnemingsprocedure de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel mede ontleent aan een schriftelijk bescheid houdende een anonieme verklaring hij in zijn uitspraak ervan dient blijkt te geven te hebben onderzocht of de anonieme verklaring betrouwbaar is, alsmede of, vgl. HR LJN BA7648, aan de verdedigingsrechten van betrokkene in voldoende mate is tegemoetgekomen. HR vernietigt de zaak, omdat van een dergelijk onderzoek niet blijkt.
20 december 2011
Strafkamer
nr. 09/05045 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 11 november 2009, nummer 20/003248-09, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof teneinde deze op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel - mede gelet op art. 511e Sv - onvoldoende met redenen is omkleed, aangezien die schatting is ontleend aan een proces-verbaal van politie waarin een MMA-melding is gerelateerd, zulks terwijl uit het arrest of het proces-verbaal van de terechtzitting niet op toereikende wijze blijkt dat voldoende aan de verdedigingsrechten tegemoet is gekomen.
2.2.1. De bestreden uitspraak houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, in:
"Schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeelde is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Maastricht van 10 december 2008 (parketnummer 03-630624-08) onder meer ter zake van het telen van hennep veroordeeld tot straf.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde uit die teelt een oogst heeft verkregen en daaruit financieel voordeel heeft gegenereerd.
Naast de overige bewijsmiddelen baseert het hof zich wat betreft de schatting van dat wederrechtelijk verkregen voordeel in belangrijke mate op de feiten en omstandigheden en de berekeningen zoals neergelegd in de door de hoofdagent van politie [verbalisant 1] opgemaakte processen-verbaal d.d. 1 mei 2008 en waarin de berekeningen zijn gestoeld op het in maart/april 2008 vigerende rapport van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM) van 2005.
De opbrengst laat zich vertalen in 200 (aantal planten) x 23 (grammen opbrengst per plant) x 2,37 (verkoopprijs per gram) = EUR 10.902,--.
De kosten laten zich vertalen in 200,-- (vaste afschrijvingskosten) + 880 (variabele kosten ad 4,40 per plant) + 2250 (kosten elektriciteit) + 400 (kniploon ad 2,00 per plant) = EUR 3.730,--.
Wederrechtelijk voordeel is opbrengst -/- kosten = 10.902 -/- 3.730 = 7.172.
Omdat aannemelijk is dat bovengenoemd voordeel mede is gegenereerd door de partner van veroordeelde en mede aan haar ten goede is gekomen en gelet op de omstandigheid dat tegen die partner een op dezelfde gronden ingebrachte ontnemingsvordering ter beoordeling van het hof staat, acht het hof het aangewezen om het voordeel te halveren, zodat het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op EUR 3.586,--.
Verweer met betrekking tot de hoogte van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel
De verdediging heeft gesteld dat niet kan worden aangenomen dat er sprake is geweest van een gerealiseerde oogst. Bij gebrek daaraan heeft veroordeelde geen wederrechtelijk verkregen voordeel gehad en dient de vordering te worden afgewezen.
Het hof volgt de verdediging in het verweer niet. Op grond van de uit de bewijsmiddelen naar voren komende feiten en omstandigheden:
• dat de Stichting Meld Misdaad Anoniem op 4 maart 2008 de melding kreeg dat er in de woning van veroordeelde op zolder een hennepkwekerij was; en dat er die dag werd geoogst, waarbij 3 mensen aan het knippen waren;
• dat er onder veroordeelde in 2002 ook al eens een hennepplantage is ontmanteld, eveneens gesitueerd op de zolder van dezelfde woning;
• dat de door de politie op 17 april 2008 aangetroffen kwekerij op zolder werd aangetroffen en imponeerde als al langer in gebruik te zijn; op de kappen van de reflectoren werd een grote hoeveelheid stof aangetroffen; het koolstoffilter was in grote mate vervuild; aan de binnenzijde van het vloeistofreservoir en op het waterverwarmingselement werd kalkafzetting aangetroffen;
• dat de op 17 april 2008 door de politie aangetroffen hennepplanten 3 tot 4 weken oud waren;
acht het hof het aannemelijk dat er wel sprake is geweest van een gerealiseerde oogst.
Met betrekking tot de vervuilingstoestand van de apparatuur heeft veroordeelde nog aangevoerd dat hij de apparatuur tweedehands had gekocht via de internetsite Marktplaats.nl. Enige aanwijzing omtrent de verkoper heeft veroordeelde echter niet gegeven, zodat die verklaring tegen de achtergrond van het feit van algemene bekendheid dat doorgaans enige gegevens van de verkoper op Marktplaats worden vermeld en dat de koop van de apparatuur in ieder geval toch tot een overdracht door of namens de verkoper aan veroordeelde moet hebben geleid als onvoldoende onderbouwd terzijde wordt geschoven.
Het gegeven dat de op 17 april 2008 door de politie bij veroordeelde aangetroffen hennepplanten 3 tot 4 weken oud waren, heeft de verdediging nog gebracht tot de stelling dat de verklaring van veroordeelde dat hij niet voor 1 april 2008 heeft geplant aannemelijk moet worden geacht. De verdediging heeft hierbij gewezen op het hierboven al genoemde BOOM-rapport waarin van slechts 1 week leegstand voor oogst en herplant wordt uitgegaan. Als er op 4 maart, zoals de anonieme melding wil doen geloven, zou zijn geoogst dan zou veroordeelde dus op 11 maart hebben moeten herplanten en hadden de op 17 april 2008 aangetroffen planten dus ouder moeten zijn.
Naar het oordeel van het hof snijdt ook deze stelling geen hout. Wat er verder van de week leegstand ook zij. De verdediging miskent naar het oordeel van het hof dat die week in het rapport is opgenomen ter beschrijving van de duur van een (gemiddelde) groeicyclus en niet ter bepaling van het moment waarop is aangeplant. Voorts volgt uit het in de bewijsmiddelen opgenomen onderzoek door het energiebedrijf Essent Netwerk Limburg BV dat er in de periode van 25 maart 2008 tot 28 maart 2008 redelijk sterke aanwijzingen waren dat er in een groep van woningen waartoe de woning van veroordeelde behoort sprake was van een in werking zijnde hennepkwekerij en van diefstal van elektriciteit. Feiten en omstandigheden op grond waarvan aannemelijk kan worden geacht dat in één van de andere woningen van die groep dan de woning van verdachte sprake is geweest van een hennepkwekerij en/of diefstal van elektriciteit zijn niet aangevoerd en ook anderszins niet gebleken."
2.2.2. De aanvulling op de verkorte uitspraak houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, in:
1. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Naar aanleiding van het proces-verbaal onder nummer 2008032517-10 heb ik een onderzoek ingesteld naar het wederrechtelijk verkregen voordeel van: [betrokkene], geboren op [geboortedatum]/1963 te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [a-straat 1] en [mede-betrokkene], geboren op [geboortedatum]/1967 te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [a-straat 1].
Op donderdag 17 april 2008 werd een onderzoek ingesteld in een woonhuis op het adres [a-straat 1] te [plaats] naar aanleiding van een ontvangen melding van een hennepplantage. Op de zolderverdieping van het woonhuis werd een in bedrijf zijnde hennepkwekerij van 200 planten aangetroffen en deze werd vervolgens ontruimd. Hierbij werden de navolgende goederen in beslag genomen:
Hennepplanten 200 stuks
Assimilatielampen 12 stuks
Reflectoren 12 stuks
Transformatoren 12 stuks
Buisventilator incl. box 1 stuks
Koolstoffilter 1 stuks
Ventilator, staand 2 stuks
Verwarmingselement, water 1 stuks
Verwarming, elektrisch 1 stuks
Dompelpomp 1 stuks
Plantenspuit 1 stuks
Irrigatiesysteem 1 stuks
Zekeringkast 1 stuks
Schakelkast 1 stuks
Tijdschakelaars 2 stuks
Toerenregelaar 1 stuks
Hygrometer 1 stuks
Het woonhuis bleek te zijn bewoond door: verdachte [betrokkene] en verdachte [mede-betrokkene]. Tijdens het onderzoek was een medewerker van Essent Netwerk Limburg BV aanwezig, die vaststelde dat er gefraudeerd was met de elektrische installatie in de woning.
Tijdens het ingestelde onderzoek zijn de navolgende aanwijzingen van eerdere oogsten gebleken.
Op de bovenzijde van de reflectoren lag stof. Het koolstoffilter was in grote mate vervuild. Aan de binnenzijde van het vloeistofreservoir werd kalkafzetting aangetroffen. Tevens werd kalkafzetting aangetroffen op het waterverwarmingselement.
De leeftijd van de aangetroffen hennepplanten betrof ongeveer 3 tot 4 weken.
Tijdens het onderzoek op donderdag 17 april 2008 werden door mij in de hennepkwekerij 200 hennepplanten aangetroffen. Bij de opbrengstberekening van de voorgaande oogst wordt uitgegaan van een zelfde aantal hennepplanten per oogst. De verkoopprijs van hennep wordt volgens de berekening van BOOM gesteld op EUR 2.370,-- per kilogram. Op de door mij aangetroffen kweeklocatie trof ik 25 planten aan per m2. De opbrengst is dan volgens het rapport van BOOM 23 gram per plant. De totale opbrengst van 1 oogst bedraagt dan: aantal planten (200) x aantal oogsten (1) X aantal gram opbrengst per plant (0,023) x EUR 2.370.-- = EUR 10.902.-.
Op grond van het vorenstaande wordt gesteld dat de verdachten [betrokkene] en [mede-betrokkene] een bruto wederrechtelijk verkregen voordeel hebben genoten van EUR 10.902,--.
De kosten:
Afschrijvingskosten van gedane investeringen. De hoogte van de investeringen is afhankelijk van de omvang van de hennepkwekerij (het aantal planten) en wordt berekend per oogst. Bij 200-299 planten zijn de kosten EUR 200,--.
Variabele kosten: 200 planten à EUR 4,40 per plant is EUR 880,--.
Kosten knippers: 200 planten à EUR 2,- per plant is EUR 400,--.
Elektriciteitskosten: verdachten [betrokkene] en [mede-betrokkene] betrokken de elektriciteit op illegale wijze. Door verdachten [betrokkene] en [mede-betrokkene] en Essent Netwerk Limburg BV werd in het kader van de illegale afname van elektriciteit een voorlopige betalingsregeling getroffen van EUR 2.250,--.
De in mindering te brengen kosten voor de hennepkwekerij zijn op basis van het BOOM-rapport EUR 3.730,--."
2. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 4 maart 2008 werd bij de Stichting Meld Misdaad Anoniem onder meldingsnummer 28.02373 de navolgende melding gedaan: "Op het adres [a-straat 1] in [plaats] is op zolder een hennepkwekerij. Er is vreselijke stankoverlast. Op 4 maart wordt er geoogst. Er zijn 3 mensen aan het knippen." Bij navraag, op 4 maart 2008, in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Heerlen is gebleken dat op het adres [a-straat 1] ingeschreven waren:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963 (ingeschreven op adres per 3 januari 2000) en [mede-betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967 (ingeschreven op adres per 3 januari 2000). Bij onderzoek in het bedrijfsprocessensysteem, gebezigd door de politie Limburg-Zuid, is mij gebleken dat op 5 februari 2002 in de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] een hennepplantage is ontmanteld. Onder andere ter zake van de Opiumwet werd onder nummer 2002018005 contra [betrokkene] en [mede-betrokkene] proces-verbaal opgemaakt.
Op mijn verzoek werd door het energiebedrijf Essent Netwerk Limburg BV een netwerkmeting uitgevoerd met betrekking tot het adres [a-straat 1]. Op de hoofdkabel waren de percelen [b-straat] 5 tot en met 17 (oneven) en [a-straat] 1 tot en met 57 en 99 tot en met 109 (oneven) aangesloten. In de periode van 25 maart 2008 tot 28 maart 2008 werd door Essent Netwerk Limburg BV een dergelijke meting verricht. Uit deze meting bleek:
- dat in het verbruik een duidelijk terugkerend patroon te zien was, hetgeen overeenkwam met het gebruik van schakelklokken;
- dat dit patroon overeenkwam met het gebruik van assimilatieverlichting in de hennepteelt. In de bloeifase brandt de assimilatieverlichting 12 uren per etmaal;
- dat er een redelijk sterk vermoeden was dat er in een van de voornoemde percelen sprake was van een hennepkwekerij en diefstal van stroom."
3. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [mede-betrokkene]:
"Ik ben sinds 1991 gehuwd met [betrokkene]. Ik ben mede-eigenaar van de woning waarin door de politie een hennepplantage is aangetroffen. In mijn woning wordt hennep gekweekt. De hennepplantage heeft mijn man opgebouwd. In 2002 is ook een hennepplantage in mijn woning ontdekt."
4. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de betrokkene:
"Ik ben gehuwd met [mede-betrokkene]. Ik ben samen met mijn vrouw eigenaar van de woning. De woning waar een hennepplantage is aangetroffen is bij mij in gebruik. De tot de hennepplantage behorende en in beslag genomen goederen zijn mijn eigendom. Ik verbouw hennep met het doel deze te verkopen. Ik ben eerder met politie/justitie in aanraking gekomen in verband met een hennepplantage in mijn woning. Dat was in 2002."
5. geschriften, te weten:
"De bij bewijsmiddel 1 als pagina 45, 46, 47 en 48 gevoegde fotobladen met de foto's genummerd 5, 6, 7, 9, 10, 11 en 12, weergevende de stoflaag op de kappen (bovenzijde) van de reflectoren, vervuiling van koolstoffilter, kalkafzetting aan binnenzijde vloeistofreservoir en op waterverwarmingselement."
2.3. Uit het vorenstaande volgt dat het Hof de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel mede heeft ontleend aan de inhoud van de in een proces-verbaal van politie neergelegde anonieme melding dat op 4 maart 2008 de hennepkwekerij op de zolder van de woning van de betrokkene werd geoogst. Dat proces-verbaal moet in zoverre worden aangemerkt als een schriftelijk bescheid houdende de verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt.
2.4. Het middel stelt de vraag aan de orde welke motiveringseisen moeten worden gesteld aan het gebruik van een dergelijk bewijsmiddel in een ontnemingsprocedure.
2.5. De volgende wettelijke bepalingen zijn van belang.
Art. 344a, derde lid, Sv:
"Een schriftelijk bescheid houdende de verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt, kan (...) alleen meewerken tot het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, indien ten minste aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. de bewezenverklaring vindt in belangrijke mate steun in andersoortig bewijsmateriaal, en
b. door of namens de verdachte is niet op enig moment in het geding de wens te kennen gegeven om de in de aanhef bedoelde persoon te ondervragen of te doen ondervragen."
Art. 360, eerste en vierde lid, Sv:
"1. Van het gebruik als bewijsmiddel van het proces-verbaal van (...) schriftelijke bescheiden als bedoeld in artikel 344a, derde lid, geeft het vonnis in het bijzonder reden.
4. Alles op straffe van nietigheid."
Art. 511e, eerste lid, Sv:
"Op de beraadslaging en de uitspraak zijn de bepalingen van de vierde afdeling van Titel VI van het tweede Boek van overeenkomstige toepassing (...)."
Art. 511f:
"De rechter kan de schatting van het op geld waardeerbare voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht slechts ontlenen aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen."
2.6. Bij de beoordeling van het middel moet worden vooropgesteld dat ingevolge art. 511e Sv op de behandeling van een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel de bepalingen van de vierde afdeling van Titel VI van het tweede Boek van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing zijn en dat art. 511e ingevolge art. 511g Sv op de procedure in hoger beroep van overeenkomstige toepassing is.
Van deze vierde afdeling van Titel VI van het tweede Boek maakt art. 360, eerste lid, Sv deel uit, welke bepaling, voor zover hier van belang, inhoudt dat het vonnis van het gebruik als bewijsmiddel van schriftelijke bescheiden als bedoeld in art. 344a, derde lid, Sv in het bijzonder de reden opgeeft. De niet-naleving van dit voorschrift is in art. 360, vierde lid, Sv met nietigheid bedreigd.
2.7. In de hoofdzaak wordt aan het gebruik van een dergelijk bewijsmiddel op grond van art. 360, eerste lid, Sv als eis gesteld dat de rechter moet aangeven dat aan de eisen van art. 344a, derde lid, Sv is voldaan terwijl hij tevens ervan dient blijk te geven zelfstandig de betrouwbaarheid van de anonieme verklaring te hebben onderzocht (vgl. HR 11 mei 1999, LJN ZD 1460, NJ 1999/526 en HR 9 december 2008, LJN BF2082).
De in de derde afdeling van Titel VI van het tweede Boek opgenomen regeling van art. 344a Sv, die het gebruik van anonieme verklaringen voor het bewijs slechts onder voorwaarden toestaat, is evenwel niet van toepassing op de ontnemingsprocedure. In het geval een anonieme verklaring in een ontnemingsprocedure als bewijsmiddel wordt gebezigd, dient echter wel gewaarborgd te zijn dat aan de verdedigingsrechten van de betrokkene in voldoende mate wordt tegemoetgekomen (vgl. HR 22 januari 2008, LJN BA7648, NJ 2008/406).
De "overeenkomstige toepassing" van art. 360, eerste lid, Sv in de ontnemingsprocedure betekent dat indien de rechter in de ontnemingsprocedure de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel mede ontleent aan een schriftelijk bescheid houdende een anonieme verklaring, hij in zijn uitspraak ervan dient blijk te geven te hebben onderzocht of de anonieme verklaring betrouwbaar is, alsmede of aan de verdedigingsrechten van de betrokkene in voldoende mate is tegemoetgekomen.
2.8. Van een dergelijk onderzoek blijkt niet.
2.9. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu, W.M.E. Thomassen, H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 20 december 2011.
Conclusie 20‑12‑2011
Mr. Vellinga
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Veroordeelde = betrokkene]
1.
Het Gerechtshof te 's‑Hertogenbosch heeft het door de veroordeelde uit hennepteelt verkregen voordeel vastgesteld op € 3.586,-- en aan de veroordeelde ter ontneming van dat wederrechtelijk verkregen voordeel de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.586,--.
2.
Er bestaat samenhang tussen de zaken met de nummers 09/05045P en 09/05046P. In beide zaken zal ik vandaag concluderen.
3.
Namens veroordeelde heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, twee middelen van cassatie voorgesteld.
4.
Het eerste middel klaagt dat het Hof ten onrechte een MMA-melding voor het bewijs heeft gebezigd, nu uit het arrest of het proces-verbaal van de terechtzitting niet (voldoende) blijkt dat voldoende aan de verdedigingsrechten tegemoet is gekomen.
5.
De aanvulling met bewijsmiddelen als bedoeld in art. 365a lid 2 Sv — welke bepaling ingevolge art. 511g lid 2 juncto 415 Sv ook in procedures tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van toepassing is -houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel relevant, in:
- ‘1.
Een, van het proces-verbaal van de regiopolitie Limburg Zuid, District Heerlen, met registratienummer 2008032517 deel uitmakend proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, op 1 mei 2008 op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1], onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van bevindingen van voornoemde verbalisant (blz. 8–13):
‘Naar aanleiding van het proces-verbaal onder nummer 2008032517-10 heb ik een onderzoek ingesteld naar het wederrechtelijk verkregen voordeel van: [betrokkene], geboren op [geboortedatum]/1963 te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [a-straat 1] en [mede-betrokkene], geboren op [geboortedatum]/1967 te [geboortedatum], wonende te [woonplaats], [a-straat 1].’
Op donderdag 17 april 2008 werd een onderzoek ingesteld in een woonhuis op het adres [a-straat 1] te Heerlen naar aanleiding van een ontvangen melding van een hennepplantage. Op de zolderverdieping van het woonhuis werd een in bedrijf zijnde hennepkwekerij van 200 planten aangetroffen en deze werd vervolgend ontruimd. Hierbij werden de navolgende goederen in beslag genomen:
‘Hennepplanten 200 stuks
Assimilatielampen 12 stuks
Reflectoren 12 stuks
Transformatoren 12 stuks
Buisventilator incl. box 1 stuks
Koolstoffilter 1 stuks
Ventilator, staand 2 stuks
Verwarmingselement, water 1 stuks
Verwarming, elektrisch 1 stuks
Dompelpomp 1 stuks
Plantenspuit 1 stuks
Irrigatiesysteem1 stuks
Zekeringkast 1 stuks
Schakelkast 1 stuks
Tijdschakelaars 2 stuks
Toerenregelaar 1 stuks
Hygrometer 1 stuks’
Het woonhuis bleek te zijn bewoond door: verdachte [betrokkene] en verdachte [mede-betrokkene]. Tijdens het onderzoek was een medewerker van Essent Netwerk Limburg BV aanwezig, die vaststelde dat er gefraudeerd was met de elektrische installatie in de woning.
Tijdens het ingestelde onderzoek zijn de navolgende aanwijzingen van eerdere oogsten gebleken:
‘Op de bovenzijde van de reflectoren lag stof. Het koolstoffilter was in grote mate vervuild. Aan de binnenzijde van het vloeistofreservoir werd kalkafzetting aangetroffen. Tevens werd kalkafzetting aangetroffen op het waterverwarmingselement.’
De leeftijd van de aangetroffen hennepplanten betrof ongeveer 3 tot 4 weken.
Tijden het onderzoek op donderdag 17 april 2008 werden door mij in de hennepkwekerij 200 hennepplanten aangetroffen. Bij de opbrengstberekening van de voorgaande oogst wordt uitgegaan van een zelfde aantal hennepplanten per oogst. De verkoopprijs van hennep wordt volgens de berekening van BOOM gesteld op EUR 2.370,-- per kilogram. Op de door mij aangetroffen kweeklocatie trof ik 25 planten aan per m2. De opbrengst is dan volgens het rapport van BOOM 23 gram per plant. De totale opbrengst van 1 oogst bedraagt dan: aantal planten (200) × aantal oogsten (1) × aantal gram opbrengst per plant (0,023) × EUR 2.370,-- = EUR 10.902,--.
Op grond van het vorenstaande wordt gesteld dat de verdachten [betrokkene] en [mede-betrokkene] een bruto wederrechtelijk verkregen voordeel hebben genoten van EUR 10.902,--.
De kosten:
‘Afschrijvingskosten van gedane investeringen. De hoogte van de investeringen is afhankelijk van de omvang van de hennepkwekerij (het aantal planten) en wordt berekend per oogst. Bij 200–299 planten zijn de kosten EUR 200,--.
Variabele kosten: 200 planten à EUR 4,40 per plant is EUR 880,--.
Kosten knippers: 200 planten à EUR 2,- per plant is EUR 400,--.
Elektriciteitskosten: verdachten [betrokkene] en [mede-betrokkene] betrokken de elektriciteit op illegale wijze. Door verdachten [betrokkene] en [mede-betrokkene] en Essent Netwerk Limburg BV werd in het kader van de illegale afname van elektriciteit een voorlopige betalingsregeling getroffen van EUR 2.250,--.
De in mindering te brengen kosten voor de hennepkwekerij zijn op basis van het BOOM-rapport EUR 3.730,--.’
- 2.
Een, van het proces-verbaal van de regiopolitie Limburg Zuid, District Heerlen, met registratienummer 2008032517 deel uitmakend proces-verbaal van vooronderzoek, op 25 april 2008 op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3], onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van bevindingen van voornoemde verbalisant (blz. 14–16):
‘Op 4 maart 2008 werd bij de Stichting Meld Misdaad Anoniem onder meldingsnummer 28.02373 de navolgende melding gedaan: ‘Op het adres [a-straat 1] in [plaats] is op zolder een hennepkwekerij. Er is vreselijke stankoverlast. Op 4 maart wordt er geoogst. Er zijn 3 mensen aan het knippen.’ Bij navraag, op 4 maart 2008, in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Heerlen is gebleken dat op het adres [a-straat 1] ingeschreven waren: [betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963 (ingeschreven op adres per 3 januari 2000) en [mede-betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967 (ingeschreven op adres per 3 januari 2000). Bij onderzoek in het bedrijfsprocessensysteem, gebezigd door de politie Limburg-Zuid, is mij gebleken dat op 5 februari 2002 in de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] een hennepplantage is ontmanteld. Onder andere ter zake van de Opiumwet werd onder nummer 2002018005 contra [betrokkene] en [mede-betrokkene] proces-verbaal opgemaakt.’
Op mijn verzoek werd door het energiebedrijf Essent Netwerk Limburg BV een netwerkmeting uitgevoerd met betrekking tot het adres [a-straat 1]. Op de hoofdkabel waren de percelen [b-straat] 5 tot en met 17 (oneven) en [a-straat] 1 tot en met 57 en 99 tot en met 109 (oneven) aangesloten. In de periode van 25 maart 2008 tot 28 maart 2008 werd door Essent Netwerk Limburg BV een dergelijke meting verricht. Uit deze meting bleek:
- —
dat in het verbruik een duidelijk terugkerend patroon te zien was, hetgeen overeenkwam met het gebruik van schakelklokken;
- —
dat dit patroon overeenkwam met het gebruik van assimilatieverlichting in de hennepteelt. In de bloeifase brandt de assimilatieverlichting 12 uren per etmaal;
- —
dat er een redelijk sterk vermoeden was dat er in een van de voornoemde percelen sprake was van een hennepkwekerij en diefstal van stroom.
- 3.
Een, van het proces-verbaal van de regiopolitie Limburg Zuid, District Heerlen, met registratienummer 2008032517 deel uitmakend proces-verbaal van verhoor, op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2], onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van medeverdachte [mede-betrokkene] d.d. 18 april 2008 (blz. 20–22):
Ik ben sinds 1991 gehuwd met [betrokkene]. Ik ben mede-eigenaar van de woning waarin door de politie een hennepplantage is aangetroffen. In mijn woning wordt hennep gekweekt. De hennepplantage heeft mijn man opgebouwd. In 2002 is ook een hennepplantage in mijn woning ontdekt.
- 4.
Een, van het proces-verbaal van de regiopolitie Limburg Zuid, District Heerlen, met registratienummer 2008032517 deel uitmakend proces-verbaal deel uitmakend proces-verbaal van verhoor, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1], onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte d.d. 18 april 2008 (blz. 23–24):
Ik ben gehuwd met [mede-betrokkene]. Ik ben samen met mijn vrouw eigenaar van de woning. De woning waar een hennepplantage is aangetroffen is bij mij in gebruik. De tot de hennepplantage behorende en in beslag genomen goederen zijn mijn eigendom. Ik verbouw hennep met het doel deze te verkopen. Ik ben eerder met politie/justitie in aanraking gekomen in verband met een hennepplantage in mijn woning. Dat was in 2002.
- 5.
De bij bewijsmiddel 1 als pagina 45, 46,47 en 48 gevoegd fotobladen met de foto's genummerd 5, 6, 7, 9, 10, 11 en 12, weergevende de stoflaag op de kappen (bovenzijde) van de reflectoren, vervuiling van koolstoffilter, kalkafzetting aan binnenzijde vloeistofreservoir en op waterverwarmingselement.’
6.
In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat de rechter, nu hij een MMA-melding voor het bewijs heeft gebezigd, in de uitspraak had moeten aangeven dat aan de verdedigingsrechten van de veroordeelde in voldoende mate is tegemoetgekomen. Nu het Hof in zijn arrest niet heeft doen blijken te hebben onderzocht dat aan de verdedigingsrechten van veroordeelde in voldoende mate tegemoet is gekomen, zijn de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de oplegging van de maatregel volgens de toelichting op het middel onvoldoende met redenen omkleed.
7.
Vooropgesteld moet worden dat de regeling van art. 344a Sv, die het gebruik van anonieme verklaringen voor het bewijs slechts onder voorwaarden toestaat, niet van toepassing is op de ontnemingsprocedure. Bij het gebruik als bewijsmiddel van een anonieme verklaring — zoals in onderhavig geval een MMA-melding — in een ontnemingsprocedure dient echter wel gewaarborgd te zijn dat aan de verdedigingsrechten van de betrokkene in voldoende mate wordt tegemoet gekomen.1.
8.
Genoemde anonieme melding is niet het enige bewijsmiddel waarop de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel steunt. Voorts in aanmerking genomen dat de anonieme melding blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 28 oktober 2009 door de oudste raadsheer ter sprake is gebracht, en de veroordeelde door de rechter in de gelegenheid is gesteld met betrekking tot genoemde melding naar voren te brengen wat hij wenste, is aan de verdedigingsrechten van de veroordeelde in voldoende mate tegemoet gekomen, en stond het het Hof vrij het proces-verbaal met genoemde melding voor het bewijs te bezigen.
9.
Nu reeds uit de stukken van het geding kan worden opgemaakt dat aan de verdedigingsrechten van de veroordeelde in voldoende mate is tegemoet gekomen, behoefde het Hof dat niet nog eens met zoveel woorden in zijn uitspraak tot uitdrukking te brengen.
10.
Het middel faalt.
11.
Het tweede middel klaagt dat de in de bewijsmiddelen weergegeven omstandigheid dat onder veroordeelde in 2002 ook al eens een hennepplantage is ontmanteld niet redengevend is voor de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel in onderhavige zaak, althans dat het Hof niet heeft doen blijken te hebben onderzocht of hij te dier zake ook onherroepelijk is veroordeeld, zodat de oplegging van de maatregel onvoldoende met redenen is omkleed.
12.
Blijkens de bestreden uitspraak heeft de verdediging in hoger beroep gesteld dat er geen sprake is geweest van een gerealiseerde oogst, zodat veroordeelde geen wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten en de vordering dient te worden afgewezen. Het Hof heeft genoemd verweer verworpen en daartoe blijkens de bestreden uitspraak het volgende overwogen:
‘Op grond van de uit de bewijsmiddelen naar voren komende feiten en omstandigheden:
- *
dat de Stichting Meld Misdaad Anoniem op 4 maart 2008 de melding kreeg dat er in de woning van veroordeelde op zolder een hennepkwekerij was; en dat er die dag werd geoogst, waarbij 3 mensen aan het knippen waren;
- *
dat er onder veroordeelde in 2002 ook al eens een hennepplantage is ontmanteld eveneens gesitueerd op de zolder van dezelfde woning;
- *
dat de door de politie op 17 april 2008 aangetroffen kwekerij op zolder werd aangetroffen en imponeerde als al langer in gebruik te zijn; op de kappen van de reflectoren werd een grote hoeveelheid stof aangetroffen; het koolstoffilter was in grote mate vervuild; aan de binnenzijde van het vloeistofreservoir en op het waterverwarmingselement werd kalkafzetting aangetroffen;
- *
dat de op 17 april 2008 door de politie aangetroffen hennepplanten 3 tot 4 weken oud waren;
acht het Hof het aannemelijk dat er wel sprake is geweest van een gerealiseerde oogst.’
13.
Blijkens genoemde overwegingen heeft het Hof aan zijn oordeel dat aannemelijk is dat er wel sprake is geweest van een gerealiseerde oogst onder meer de omstandigheid ten grondslag gelegd dat onder de veroordeelde in 2002 ook al eens een hennepplantage is ontmanteld, eveneens gesitueerd op de zolder van de woning van veroordeelde en zijn vrouw. De door het Hof gebezigde bewijsmiddelen — zoals hiervoor onder 5 weergegeven — houden onder meer in dat op 5 februari 2002 in de woning van de veroordeelde en zijn vrouw een hennepplantage is ontmanteld, en dat onder andere ter zake van de Opiumwet proces-verbaal tegen de veroordeelde en zijn vrouw is opgemaakt (bewijsm. 2).
14.
Uit genoemde bewijsmiddelen blijkt niet dat — zoals het Hof overweegt — de eerder ontmantelde hennepplantage eveneens gesitueerd was op de zolder van de woning van veroordeelde. In zoverre vindt de overweging van het Hof geen steun in de gebezigde bewijsmiddelen.
15.
Voorts merk ik op dat genoemde omstandigheid op zichzelf niet zonder meer redengevend is voor de vraag of in het onderhavige geval kan worden gesproken van een gerealiseerde oogst waaruit door de veroordeelde wederrechtelijk voordeel is verkregen. Genoemde omstandigheid zegt hooguit iets over de ervaring die de veroordeelde zou hebben opgedaan met betrekking tot het opzetten van een hennepplantage en het oogsten van hennepplanten.
16.
Kennelijk heeft het Hof genoemde omstandigheid in laatstgenoemde zin redengevend geacht voor de vraag of in het onderhavige geval sprake is geweest van een gerealiseerde oogst. Daartoe moet wel vaststaan dat de veroordeelde inderdaad die ervaring heeft opgedaan. Van een onherroepelijke veroordeling van veroordeelde voor een soortgelijk feit blijkt echter uit de gebezigde bewijsmiddelen niet. Daaruit volgt slechts dat ter zake de in 2002 ontmantelde hennepplantage proces-verbaal tegen veroordeelde is opgemaakt. Van bedoelde ervaring blijkt dus uit de gebezigde bewijsmiddelen niet.
17.
Zo hetgeen het Hof overweegt met betrekking tot de ontmanteling van een hennepplantage op de zolder van de veroordeelde en zijn vrouw in 2002 al redengevend kan zijn voor de aannemelijkheid van het feit dat een oogst is gerealiseerd, voldoet hetgeen het Hof overweegt in elk geval niet aan de eis dat dit dient te berusten op de inhoud van wettige bewijsmiddelen (art. 511f Sv).
18.
Het middel slaagt.
19.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
20.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 20‑12‑2011