NJ 2020/16
Faillissementsrecht. Bodemverhuurconstructie; verrekening (art. 53 lid 1 Fw); geldt uitzondering van Tiethoff q.q./NMB?
HR 21-06-2019, ECLI:NL:HR:2019:995, m.nt. F.M.J. Verstijlen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21 juni 2019
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron
- Zaaknummer
18/00911
- Conclusie
A-G mr. E.B. Rank-Berenschot
- Noot
F.M.J. Verstijlen
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS179777:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Goederenrecht / Zekerheidsrechten
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:995, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑06‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:489, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 12‑04‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 02‑03‑2018
- Wetingang
Art. 53 Fw; art. 22bis Invorderingswet 1990
Essentie
Faillissementsrecht. Bodemverhuurconstructie; verrekening (art. 53 lid 1 Fw); geldt uitzondering van Tiethoff q.q./NMB?
Samenvatting
In HR 22 december 1989, NJ 1990/661, m.nt. P. van Schilfgaarde (Tiethoff q.q./NMB), is een uitzondering aanvaard op de mogelijkheid tot verrekening met tijdens het faillissement ontstane schulden die voldoen aan de eis van art. 53 lid 1 Fw dat zij ‘voortvloeien uit handelingen, vóór de faillietverklaring met de gefailleerde verricht’. Bij de zogenaamde bodemverhuurconstructie huurt de pandhouder bedrijfsruimte van zijn schuldenaar teneinde zijn stil pandrecht op de roerende zaken van de schuldenaar ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.