Hof Den Haag, 23-02-2021, nr. 22-004627-19
ECLI:NL:GHDHA:2021:684
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
23-02-2021
- Zaaknummer
22-004627-19
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2021:684, Uitspraak, Hof Den Haag, 23‑02‑2021; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:1485
Uitspraak 23‑02‑2021
Inhoudsindicatie
Gepubliceerd n.a.v. ECLI:NL:HR:2022:1485.
Rolnummer: 22-004627-19
Parketnummers: 09-220247-19, 09-103679-18 (TUL) en
09-218129-17 (TUL)
Datum uitspraak: 23 februari 2021
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 25 september 2019 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken waarvan 4 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met bijzondere voorwaarden als vermeld in het vonnis waarvan beroep die dadelijk uitvoerbaar zijn verklaard. Voorts is omtrent de vordering benadeelde partij en de vorderingen tot tenuitvoerlegging beslist als vermeld in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 12 september 2019 te 's-Gravenhage [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]:
- in zijn gezicht te stompen en/of te slaan
- meermalen op zijn hoofd en/of zijn lichaam te schoppen en/of te stompen en/of te slaan
- te raken/treffen met een fiets.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 12 september 2019 te 's-Gravenhage [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]:
- in zijn gezicht te stompen en/of te slaan
- meermalen op zijn hoofd en/of zijn lichaam te schoppen en/of te stompen en/of te slaan
- te raken/treffen met een fiets.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en daarmee de aangever nodeloos pijn en letsel bezorgd.
Het hof heeft acht gelagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 januari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Uit het reclasseringsrapport d.d. 20 december 2019 en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep blijkt dat de verdachte de in eerste aanleg voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 4 weken reeds heeft ondergaan, omdat hij zich niet heeft gehouden aan de dadelijk uitvoerbaar verklaarde bijzondere voorwaarden.
Het hof is - alles afwegende – en overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest, een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 563,21, bestaande uit € 113,21 aan materiële schade en € 450,- aan immateriële schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag ad € 200,- aan immateriële schade.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij voor zover deze in hoger beroep aan de orde is, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 100,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 100,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Vordering tenuitvoerlegging 09-103679-18
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag met parketnummer 09-103679-18 is de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met bevel dat die taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep medegedeeld dat de tenuitvoerlegging reeds is gelast bij thans onherroepelijk geworden vonnis van 8 januari 2020.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond. De omstandigheid dat de tenuitvoerlegging reeds is gelast, maakt het voorgaande niet anders.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Vordering tenuitvoerlegging 09-218129-17
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 25 januari 2018 met parketnummer 09-218129-17 is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, met bevel dat die taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep medegedeeld dat de tenuitvoerlegging reeds is gelast bij thans onherroepelijk geworden vonnis van 8 januari 2020.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond. De omstandigheid dat de tenuitvoerlegging reeds is gelast, maakt het voorgaande niet anders.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van € 100,00 (honderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 100,00 (honderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 2 (twee) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 12 september 2019.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van, onder parketnummer 09-103679-18, te weten van een taakstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 25 januari 2018, onder parketnummer 09-218129-17, te weten van een taakstraf voor de duur van 50 (vijftig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. F.P. Geelhoed, mr. A.E. Mos-Verstraten en mr. A.M.P. Gaakeer, in bijzijn van de griffier mr. M.M. Dijk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 februari 2021.