Einde inhoudsopgave
Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie
Artikel 3 Basisvoorwaarden voor aantal beroepskrachten voorschoolse educatie en groepsgrootte
Geldend
Geldend vanaf 09-02-2019. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2018
- Bronpublicatie:
23-01-2019, Stb. 2019, 34 (uitgifte: 08-02-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
09-02-2019, terugwerkend tot: 01-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-01-2019, Stb. 2019, 34 (uitgifte: 08-02-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De verhouding tussen het aantal beroepskrachten voorschoolse educatie en het feitelijk aantal aanwezige kinderen in een groep waaraan voorschoolse educatie wordt aangeboden bedraagt ten minste één beroepskracht voorschoolse educatie per acht kinderen.
2.
Een groep kinderen waaraan voorschoolse educatie wordt aangeboden bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen.
3.
- a.
indien hij niet eerder is ingeschreven voor dergelijke scholing;
- b.
gedurende de inschrijving voor de scholing, met dien verstande dat deze periode maximaal drie maanden voor de aanvang van de scholing begint en in ieder geval twee jaar na aanvang van de scholing eindigt;
- c.
indien hij voldoet aan de taaleis, bedoeld in artikel 4, lid 3a; en
- d.
indien bij het aanbieden van voorschoolse educatie ten minste één beroepskracht voorschoolse educatie die voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 4, ook op de groep aanwezig is, met dien verstande dat indien de groep uit meer dan acht feitelijk aanwezige kinderen bestaat, dit geen beroepskracht voorschoolse educatie als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, betreft.