NJB 2015/301
Misleidende reclame. Het hof verklaart voor recht dat Staatsloterij misleidende mededelingen heeft gedaan over de winkansen en het aantal gewonnen prijzen in de maandelijkse staatsloterij. HR: 1. Kenbaarheid. Het hof heeft geoordeeld dat het voor de gemiddelde consument niet (in voldoende mate) kenbaar was dat het ‘in loterijland’ gebruikelijk was dat de winnende loten werden getrokken uit een ‘universum’ dat aanzienlijk groter was dan het aantal daadwerkelijk verkochte loten. Dit oordeel is geenszins onbegrijpelijk. 2. Materieel belang. Het hof heeft vastgesteld dat het in de perceptie van de maatman bij de winkans ging om gemiddeld zo’n twintig grote prijzen per drie miljoen loten, terwijl in werkelijkheid sprake was van toekenning van (slechts) vier grote prijzen. Het hof heeft dit verschil voldoende geoordeeld om de maatman te (kunnen) misleiden. Niet kan worden gezegd dat dit oordeel onbegrijpelijk is. 3. Minimumuitkeringspercentage. Het hof heeft geoordeeld dat het wettelijk minimumuitkeringspercentage van zestig niet ziet op iedere trekking afzonderlijk, maar op een langere periode (een jaar). Dit oordeel is juist
HR 30-01-2015, ECLI:NL:HR:2015:178 (Staatsloterij/Loterijverlies)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
30 januari 2015
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion, G. Snijders
- Zaaknummer
13/04238
- Roepnaam
Staatsloterij/Loterijverlies
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:178, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 30‑01‑2015
ECLI:NL:PHR:2014:2812, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑09‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑11‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑08‑2013
- Wetingang
(BW (oud) art. 6:194; WoK art. 8 lid 2)
Essentie
Misleidende reclame. Het hof verklaart voor recht dat Staatsloterij misleidende mededelingen heeft gedaan over de winkansen en het aantal gewonnen prijzen in de maandelijkse staatsloterij. HR: 1. Kenbaarheid. Het hof heeft geoordeeld dat het voor de gemiddelde consument niet (in voldoende mate) kenbaar was dat het ‘in loterijland’ gebruikelijk was dat de winnende loten werden getrokken uit een ‘universum’ dat aanzienlijk groter was dan het aantal daadwerkelijk verkochte loten. Dit oordeel is geenszins onbegrijpelijk. 2. Materieel belang. Het hof heeft vastgesteld dat het in de perceptie van de maatman bij de winkans ging om gemiddeld zo’n twintig grote prijzen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.