Einde inhoudsopgave
Traktaat tot definitieve regeling der wederzijdsche regten en belangen
Artikel 68
Geldend
Geldend vanaf 05-02-1843
- Bronpublicatie:
05-11-1842, Stb. 1843, 3 (uitgifte: 07-02-1843, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
05-02-1843
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-11-1842, Stb. 1843, 3 (uitgifte: 07-02-1843, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De pensioenen vóór den 1sten November 1830 verleend aan Nederlanders of aan Luxemburgers, op dat tijdstip in de Zuidelijke provincien woonachtig, en bij voortduring in Belgie verbleven zijnde, zullen ten laste der Nederlandsche of Groot-hertogelijke schatkist zijn.
2.
De pensioenen vóór den 1sten November 1830 toegelegd aan Belgen, in de Noordelijke provincien op dat tijdstip woonachtig, en bij voortduring in de Nederlanden of het Groot-Hertogdom Luxemburg verbleven zijnde, zullen ten laste van de Belgische schatkist zijn.
3.
Elke der beide hooge contracterende partijen behoudt zich voor faciliteiten en vrijstellingen te verleenen aan diegenen harer onderdanen, welke in het genot zijn der hierboven aangeduide pensioenen en redenen zouden mogen doen gelden tot behoud van hun tegenwoordig verblijf.
4.
De pensioenen door het Belgische Gouvernement verleend sedert den 1sten November 1830 tot op het tijdstip der overgave aan de Nederlanden van het Hertogdom Limburg en het Groot-hertogdom Luxemburg aan personen in die landstreken geboren, en die niet, overeenkomstig de Belgische wetten op dat stuk, verklaard zullen hebben Belgen te willen blijven, zullen ten laste van de Nederlandsche schatkist zijn.
5.
De pensioenen door het Belgische Gouvernement verleend, sedert den 1sten November 1830, aan personen geboren in de bij de vorige paragraaph vermelde landstreken, die, overeenkomstig de voornoemde wetten, zullen verklaard hebben Belgen te willen blijven, zullen ten laste van de Belgische schatkist zijn.
6.
Elk der beide landen behoudt, ten laste van deszelfs schatkist, de pensioenen, welke vóór den 1sten November 1830 zijn toegekend aan vreemdelingen, die op den 19den April 1839 op deszelfs grondgebied woonachtig waren.
7.
De pensioenen, sedert den 25sten Augustus 1815 tot den 1sten November 1830 verleend aan vreemdelingen buiten de beide landen woonachtig, zullen ten laste der beide schatkisten zijn. Zij zullen bij voortduring door de Nederlandsche schatkist betaald worden. Na gedaan onderzoek naar het bedrag der laatstvermelde pensioenen is overeengekomen, dat door Belgie te dier zake aan genoemde schatkist zal worden teruggegeven eene som van 40,000 gulden, elk jaar met een tiende of f 4000 verminderende, tot aan den geheelen afloop.
8.
Al de voorafgaande bepalingen zijn toepasselijk op de betalingen sedert 19 April 1839 gedaan.
9.
De pensioenen, wachtgelden, non-activiteits- en reforme traktementen, andere dan de pensioenen waarvan zoo even is gesproken, blijven ten laste van het land dat dezelve op den 19den April 1839 betaalde, echter onderworpen aan de wetten en regelen van dat land.