NJ 2014/393
Toereikend bewijs opzet op overlijden door ontploffing.
HR 22-04-2014, ECLI:NL:HR:2014:1021, m.nt. J.M. Reijntjes
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22 april 2014
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, Y. Buruma, N. Jörg
- Zaaknummer
13/03578
- Conclusie
A-G mr. G. Knigge
- Noot
J.M. Reijntjes
- JCDI
JCDI:ADS161891:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:1560, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑07‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:621, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑05‑2014
ECLI:NL:HR:2014:1021, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑04‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:336, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑02‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑11‑2013
- Wetingang
Essentie
Poging tot moord. Het Hof kon oordelen dat de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer door de ontploffing van het door de verdachte vervaardigde explosief om het leven zou komen, op grond het voor het bewijs gebezigde deskundigenrapport, de ernst van de door het slachtoffer opgelopen verwondingen (schedel- en hersenletsel), de plaats op het lichaam waar het slachtoffer door onderdelen van het explosief is geraakt en het feit dat de verdachte zich bewust moet zijn geweest van de positie van het slachtoffer ten opzichte van het explosief, nu de verdachte onmiddellijk voorafgaand aan het tot ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.