NJB 2012/1425
HR, 08-06-2012, nr. 11/03261
HR 08-06-2012, ECLI:NL:HR:2012:BV9605
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
8 juni 2012
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, C.A. Streefkerk en C.E. Drion;
- Zaaknummer
11/03261
- Conclusie
A-G mr. F.F. Langemeijer
- LJN
BV9605
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2012:BV9605, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑06‑2012
ECLI:NL:HR:2012:BV9605, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 08‑06‑2012
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑07‑2011
- Wetingang
BW art. 1:141 lid 1 en 3
Essentie
Periodiek verrekenbeding. Beleggingsleer. Bewijsvermoeden. In 1981 huwen partijen. Er geldt een jaarlijks verrekenbeding, dat niet wordt uitgevoerd. In 1986 betaalt de man ƒ 35 000 voor aandelen in een door hem opgerichte vennoot. In 2007 zijn de aandelen € 3 mln waard. In 2010 scheiden partijen. Het hof oordeelt dat de waarde van de aandelen moet worden verrekend. HR: De omstandigheid dat de waardestijging van de aandelen voornamelijk is teweeggebracht door de arbeidsinspanning en ondernemerskwaliteiten van de man, geeft geen aanleiding om het in art. 1:141 lid 3 BW neergelegde bewijsvermoeden met een beroep op de ‘tenzij-clausule’ buiten toepassing ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.