NJB 2020/2822:Eisen aan beslag ingevolge art. 94a Sv met het oog op ontneming van wederrechtelijkverkregen voordeel: doet zich in casu de situatie voor van art. 94a lid 4 Sv, te weten dat er voldoende aanwijzingen bestaan dat de vorderingen op een derde aan de klaagster zijn gaan toebehoren met het kennelijke doel de uitwinning daarvan te bemoeilijken of te verhinderen en dat de klaagster dit wist of redelijkerwijs kon vermoeden? In casu – waarin sprake is vanherstructureringen – is dat niet het geval. De Hoge Raad neemt daarbij in aanmerking dat vermogensbestanddelen van een rechtspersoon niet op de enkele grond dat een natuurlijke persoon als bestuurder en/of aandeelhouder zeggenschap heeft over de gang van zaken binnen die rechtspersoon, kunnen worden beslagen ten laste van die natuurlijke persoon. A-G: anders.