RCR 2017/49
Boedelschuld. Is de verplichting van de curator tot verwijdering van afval, dat aan de boedel toebehoort en krachtens een overeenkomst met een derde is opgeslagen op een terrein dat door die derde in gebruik is, na beëindiging van die overeenkomst te kwalificeren als een boedelschuld?
HR 31-03-2017, ECLI:NL:HR:2017:563
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
31 maart 2017
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron
- Zaaknummer
15/04247
- Conclusie
A-G mr. E.B. Rank-Berenschot
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS926382:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:563, Uitspraak, Hoge Raad, 31‑03‑2017
ECLI:NL:PHR:2016:1196, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 25‑11‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑09‑2015
- Wetingang
Art. 6:162 BW; art. 37, 37a Fw
Essentie
Boedelschuld.
Is de verplichting van de curator tot verwijdering van afval, dat aan de boedel toebehoort en krachtens een overeenkomst met een derde is opgeslagen op een terrein dat door die derde in gebruik is, na beëindiging van die overeenkomst te kwalificeren als een boedelschuld?
Samenvatting
Eiseres exploiteert een terrein dat dienst doet als opslaglocatie voor afvalstoffen. Het terrein is eigendom van de provincie Limburg. Eiseres is contractueel bevoegd tot gebruik van dit terrein om niet. Ten tijde van de behandeling van het kort geding in eerste aanleg lag 3.328,58 ton ovenpuin en 1.013,08 ton kathodekool (hierna: de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.