Rb. Rotterdam, 09-06-2010, nr. 10/600051-09
ECLI:NL:RBROT:2010:BM7152
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
09-06-2010
- Zaaknummer
10/600051-09
- LJN
BM7152
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2010:BM7152, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 09‑06‑2010; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 09‑06‑2010
Inhoudsindicatie
Promis. Dierenactivist veroordeeld wegens vrijlaten en diefstal van nertsen uit een nertsenfokkerij. Beroep op psychische overmacht verworpen. Vonnis medeverdachte te vinden onder LJ-nummer BM7153.
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/600051-09
Datum uitspraak: 9 juni 2010
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 te [plaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres],
raadsman mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 mei 2010.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
Het ten laste gelegde komt er op neer dat de verdachte:
- 1)
primair: al dan niet samen met een ander een aantal nertsen en sleutels heeft gestolen van een nertsenfokkerij, subsidiair die nertsen en sleutels heeft weggemaakt;
- 2)
al dan niet samen met een ander 2500 nertsen heeft weggemaakt door de deuren van de kooien open te maken;
- 3)
al dan niet samen met een ander een schutting of een hek rondom die nertsenfokkerij heeft vernield.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Zonneveld heeft gerekwireerd tot:
- -
bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
- -
veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met
aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee
jaar.
GELDIGHEID DAGVAARDING MET BETREKKING TOT HET ONDER 3 TENLASTEGELEGDE
Namens de verdachte is aangevoerd dat de dagvaarding nietig is, omdat de begrippen ‘vernielen’, ‘beschadigen’ en ‘onbruikbaar maken’ niet nader feitelijk zijn omschreven.
Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
In de tenlastelegging is niet feitelijk uitgewerkt hoe het hek zou zijn vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt. Onder ‘vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken’ kunnen gedragingen van uiteenlopende aard vallen. Niet duidelijk is of de tenlastelegging ziet op het bekladden van het hek, het maken van gaten in de schutting of het doorknippen van het hekwerk.
Uitgangspunt is dat de verdachte moet weten tegen welke beschuldiging hij zich heeft te verweren en dat de rechter moet weten welk feit hij heeft te onderzoeken. De dagvaarding is voor wat betreft het onder 3 ten laste gelegde feit onvoldoende feitelijk en zal derhalve partieel nietig worden verklaard nu deze voor wat betreft het onder 3 ten laste gelegde feit niet voldoet aan de eisen van artikel 261, lid 1 van het Wetboek van Strafvordering.
MOTIVERING VRIJSPRAAK
Het onder 4 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft dit gevorderd, terwijl het eveneens is bepleit door de raadsman.
BEWIJSMOTIVERING EN BEWEZENVERKLARING
Aangezien de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hierna bewezen verklaard, op de zitting heeft bekend, wordt ten aanzien van die feiten volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
feiten 1 en 2
1. de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
2. een ambtsedig proces-verbaal van de Regiopolitie Zeeland, nr. 2009021382-1 (proces-verbaal van aangifte door [aangever] namens de benadeelde [nertsenfokkerij]).
Gelet op de inhoud van deze bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1 primair
hij op 15 maart 2009 te [plaats]
tezamen en in vereniging met een ander of anderen met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
nertsen toebehorende aan [nertsenfokkerij]
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats desmisdrijfs heeft verschaft door middel van inklimming, te weten door over een omheining te klimmen;
2.
hij op 15 maart 2009 te [plaats] opzettelijk en
wederrechtelijk 2500 nertsen toebehorende aan [nertsenfokkerij], heeft weggemaakt door de deuren van de kooien, althans de onderkomens van voornoemde nertsen open en/of los te maken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
1. primair
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
2.
opzettelijk en wederrechtelijk een dier dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, wegmaken.
De feiten zijn strafbaar.
Namens de verdachte is bepleit dat ten aanzien van de feiten 1 en 2 sprake is van eendaadse samenloop. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat er sprake is van een voortgezette handeling.
Dit verweer wordt verworpen.
Van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is slechts sprake indien de verschillende bewezen feiten niet los van elkaar kunnen worden gezien. Die situatie doet zich hier niet voor. De onder 1 ten laste gelegde diefstal kan heel wel worden gepleegd zonder daarbij de kooien van circa 2500 andere nertsen te openen. Omgekeerd geldt hetzelfde. De betrokken strafbepalingen hebben bovendien een verschillende strekking. De strafbepaling inzake diefstal strekt tot bescherming van het eigendomsrecht, terwijl de strafbepaling inzake het wegmaken van een
dier strekt tot bescherming van het ongestoorde genot of gebruik van dieren.
Van een voortgezette handeling is geen sprake. Voor het tweede feit, het openen van de kooien en het hierdoor wegmaken van de nertsen, is een nieuw wilsbesluit noodzakelijk, terwijl evenmin gezegd kan worden dat de diefstal van een paar nertsen is geschied ter voorbereiding van het wegmaken van de andere nertsen.
Er is sprake van twee verschillende strafbare feiten in de zin van artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en dus van een meerdaadse samenloop.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De raadsman heeft een beroep gedaan op psychische overmacht, nu de verdachte zijn daden heeft verricht door een van buiten komende dwang waartegen weerstand in redelijkheid niet kon worden gevergd. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte werd gedreven door zijn geweten: hij heeft zich tot doel gesteld het dierenleed de wereld uit te helpen en hij is op steeds intensievere wijze uitleg gaan geven aan zijn idealen. Het veganisme is bij de verdachte uitgegroeid tot een levensstijl en hij stelt zich ten doel dit bij andere mensen onder de aandacht te brengen, door middel van grappige en ludieke acties. Alleen de bevrijding van de nertsen telde voor hem. Hoewel ervan bewust dat hij strafbare feiten zou begaan, kon de verdachte niet anders dan zijn eigen morele opvattingen laten prevaleren. De raadsman heeft naar jurisprudentie verwezen die aangeeft dat bij de beoordeling van een beroep op psychische overmacht belangrijke betekenis toekomt aan de persoonlijkheid van de verdachte. De verdachte lijdt aan het syndroom van Asperger, welke stoornis met zich mee brengt dat hij zich moeilijk kan verplaatsen in de belevingswereld van een ander, dat hij de consequenties van zijn handelen niet kan overzien, dat hij (al doende) niet in staat is zijn gedrag te evalueren of te stoppen en dat – onder invloed van zijn stoornis – zijn opvattingen en gewetensbezwaren tot zodanige proporties hebben kunnen uitgroeien dat hij geen andere mogelijkheid zag dan het plegen van de thans ten laste gelegde feiten.
De raadsman heeft geconcludeerd dat de verdachte hierom ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat in deze geen sprake is van psychische overmacht.
Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
Bij een beroep op psychische overmacht dient de rechter op grond van dat verweer te onderzoeken of de voorwaarden voor aanvaarding van psychische overmacht zijn vervuld. Die houden in dat sprake moet zijn van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. De door de raadsman geschetste feiten en omstandigheden leiden niet tot de conclusie dat de verdachte geen reële afweging meer heeft kunnen maken om de “bevrijdingsactie” wel of niet door te laten gaan. Niet aannemelijk is geworden dat de verdachte geen andere keuze had dan het voeren van een dergelijke actie. De verdachte had er ook voor kunnen kiezen om binnen de grenzen van de wet actie te voeren tegen de bontindustrie en het fokken van nertsen. De omstandigheid dat de verdachte lijdt aan het syndroom van Asperger maakt dit niet anders. Het stellen van eigen morele opvattingen boven inzichten van de wetgever kan in ieder geval niet als vrijbrief gelden om de strafwet te overtreden. Het beroep wordt derhalve verworpen. Nu ook anderszins niet is gebleken van omstandigheden die de strafbaarheid uitsluiten, is de verdachte strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft, vanwege zijn opvattingen over dierenwelzijn, een bevrijdingsactie georganiseerd bij een nertsenfokkerij. Nadat hij een aantal dagen eerder verkenningen had uitgevoerd is hij, samen met een of meer tot op heden onbekende mededader(s) en met in zijn kielzog een tweetal journalisten, over een toegangshek van de nertsenfokkerij geklommen. Eenmaal binnen heeft hij twee à drie nertsen in tassen gedaan. Hierna heeft hij van 2500 nertsen, de kooien opengemaakt. Voorts heeft hij de fokkaarten van nagenoeg alle voor verdachte bereikbare kooien gehaald zodat er met die nertsen niet meer gefokt kon worden. Verdachte heeft gaten in de schutting gemaakt waardoor een groot aantal nertsen is weggelopen. Na enige uren heeft hij de nertsenfokkerij verlaten en de nertsen die hij bij zich droeg, uitgezet in een natuurgebied.
Dit zijn ernstige feiten die grote financiële schade tot gevolg hebben gehad voor de eigenaar van de nertsen. Daarnaast hebben zij geleid tot gevoelens van onzekerheid en angst voor die eigenaar en de leden van zijn gezin die op het terrein van de nertsenfokkerij woonachtig zijn. Die angst is inmiddels zodanig groot, dat de eigenaar van de nertsenfokkerij zich genoodzaakt heeft gezien om een kostbare alarminstallatie te doen installeren. Verdachte heeft zich op geen enkele manier bekommerd over die schade en de gevoelens van angst die zijn “bevrijdingsactie” bij die slachtoffers hebben opgeroepen. Tijdens de behandeling ter terechtzitting heeft de verdachte geen enkel inzicht getoond in het laakbare van zijn handelen.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van enige duur.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het voordeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gesteld uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 11 mei 2010 niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Pro Justitia-rapport van E.J. Muller, psycholoog in opleiding tot gz-psycholoog onder supervisie van C.M. van Deutekom, klinisch psycholoog, d.d. 14 juli 2009. De rapporteur concludeert dat bij de verdachte sprake is van het Syndroom van Asperger, een aan autisme verwante stoornis. Hoewel de verdachte van nature een vreedzaam persoon is en er in eerste aanleg niet op uit is om bij een ander schade te veroorzaken, schiet zijn inlevingsvermogen tekort. Er is sprake van een achterblijvende ontwikkeling op het gebied van taal, op sociaal-emotioneel vlak en op gedragsniveau. De verdachte wordt verminderd toerekeningsvatbaar geacht. De rapporteur adviseert voorts om de kans op recidive verder in te perken door verplicht reclasseringstoezicht in het kader van een voorwaardelijke straf op te leggen, waardoor de verdachte kan worden ondersteund bij het vinden van een dagbesteding, het beheer van zijn financiën en eventuele begeleiding in de richting van beschermd zelfstandig wonen.
De rechtbank kan zich vinden in de conclusies van de psycholoog en acht de verdachte ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
Voorts is kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland, opgemaakt door mw. J. Brandalise, reclasseringswerker, d.d. 3 juli 2009. In dit rapport wordt eveneens gewag gemaakt van het Syndroom van Asperger, dat zich bij de verdachte manifesteert. Hij is vanwege deze aandoening afgekeurd voor werk en ontvangt een Wajong-uitkering.
Hij heeft daarom geen arbeidskring en naast fanatiek hardlopen ziet hij het voeren van acties en het bijwonen van demonstraties ter bevordering van het dierenwelzijn als zijn werk. De verdachte is niet voldoende sociaal vaardig om zonder ondersteuning van anderen maatschappelijk te functioneren. De kans op recidive wordt ingeschat als hoog en hij heeft weinig vertrouwen in professionele begeleiding. Reclassering Nederland adviseert een ondersteuning naar een vorm van begeleid wonen en een zinvolle dagbesteding, in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk op te leggen straf.
De rechtbank komt op grond van de hiervoor weergegeven overwegingen en – in mindere mate – vanwege de nietigverklaring van de dagvaarding voor wat betreft feit 3 tot een strafoplegging die lager is dan hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. Voor wat betreft de gevangenisstraf zal worden volstaan met een onvoorwaardelijk gedeelte gelijk aan de door de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, om de kans van slagen van het reclasseringstoezicht te doen toenemen. De proeftijd zal gesteld worden op twee jaren. Daarnaast zal gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten een taakstraf in de vorm van een werkstraf worden opgelegd.
De voorlopige hechtenis van de verdachte zal worden opgeheven. De schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte heeft plaatsgevonden onder de in principe voor iedere justitiabele geldende voorwaarde dat hij geen strafbare feiten zal plegen. De door de officier van justitie bedoelde stok achter de deur kan worden geëffectueerd door de bij dit vonnis opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden.
Alles afwegend worden na te noemen straffen passend en geboden geacht.
IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen mijnwerkerslamp, kniptang, bivakmutsen en twee betonscharen verbeurd te verklaren en de foto’s gemaakt in een dierenfokbedrijf, een lijst met namen van fokkerijen, een mes en een plattegrond te onttrekken aan het verkeer.
De in beslag genomen mijnwerkerslamp en kniptang zullen worden verbeurd verklaard.
Die verbeurdverklaring zal worden opgelegd als bijkomende straf voor de feiten 1 en 2.
Die voorwerpen behoren aan de verdachte toe. De verdachte kan die voorwerpen geheel of ten dele ten eigen bate aanwenden en de bewezen feiten zijn met behulp van deze voorwerpen begaan.
De in beslag genomen foto’s gemaakt in een dierenfokbedrijf, de lijst met namen van fokkerijen, het mes, een plattegrond, de bivakmutsen en twee betonscharen zullen worden onttrokken aan het verkeer.
De voorwerpen behoren toe aan de verdachte, zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane feiten aangetroffen en deze kunnen dienen tot het begaan van of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: mr. H.M.W. Daamen, gemachtigde van [nertsenfokkerij], gevestigd te [plaats] [adres], terzake van de feiten 1, 2 en 3. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 459.199,15. Ter terechtzitting heeft de gemachtigde aangegeven eveneens de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit tot de dag der algehele voldoening te vorderen.
Als benadeelde partij heeft zich voorts in het geding gevoegd: mr. H.M.W. Daamen, gemachtigde van [aangever], wonende te [plaats] [adres], terzake van de feiten 1, 2 en 3. De benadeelde partij vordert vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 2.500,00 en kosten voor rechtsbijstand tot een bedrag van € 1.002,81. Ter terechtzitting heeft de gemachtigde aangegeven eveneens de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit tot de dag der algehele voldoening te vorderen.
Tevens heeft zich als benadeelde partij heeft in het geding gevoegd: mr. H.M.W. Daamen, gemachtigde van [aangever feit 4], domicilie kiezende ten kantore van de gemachtigde, te 6221 BL Maastricht, Wilhelminasingel 100, terzake van feit 4. De benadeelde partij vordert – na verrekening met reeds op andere wijze vergoede schade – vergoeding van materiele schade tot een bedrag van € 8.023,71 en immateriële schade tot een bedrag van € 2.000,00 en kosten voor rechtsbijstand tot een bedrag van € 1.825,85. Ter terechtzitting heeft de gemachtigde aangegeven eveneens de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit tot de dag der algehele voldoening te vorderen.
Opgemerkt wordt dat het indienen van dergelijke vorderingen volgens de tekst van de wet mogelijk is – zelfs mondeling – tot het moment dat de officier van justitie met haar requisitoir aanvangt. Het zou zeer de voorkeur verdienen indien vorderingen als de onderhavige, waarbij een zeer fors bedrag wordt gevorderd en waarbij diverse bijlagen en producties zijn overgelegd, enige dagen voorafgaand aan de zitting aan de rechtbank, de officier van justitie en de verdediging worden gezonden. Dit komt de procesorde ten goede.
De vordering van de benadeelde partij [nertsenfokkerij] is niet van zo eenvoudige aard, dat die vordering zich leent voor behande¬ling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarin niet ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij [nertsenfokkerij] niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Wel is vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [aangever] als gevolg van de onder 1 en 2 bewezen verklaarde straf¬bare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid en gelet op algemene ervaringsregels worden vastgesteld op € 800,00, zodat de vordering tot dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard voor wat betreft het resterende deel van de door haar gevorderde immateriële schadevergoeding. Dit deel van de vordering kan slechts bij de bur¬gerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering van de benadeelde partij [aangever] (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 1.002,81 en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
De benadeelde partij [aangever feit 4] zal in diens vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd terzake van feit 4.
Nu de benadeelde partij [aangever feit 4] niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart de dagvaarding nietig voor zover het betreft het onder 3 tenlastegelegde;
verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 265 (tweehonderdvijfenzestig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 180 (honderdtachtig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;
stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren; de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- -
de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- -
de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft;
- -
stelt als bijzondere voorwaarde: dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk vindt, ook als dit inhoudt het volgen van het in het reclasseringsrapport d.d. 3 juli 2009 opgestelde Plan van Aanpak en/of aanmelding bij de Stichting MEE of soortgelijke instelling;
verstrekt aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte een taakstraf op bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uur, waarbij de Stichting Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- -
verklaart verbeurd: als bijkomende straf voor de feiten 1 en 2:
- -
1.00 STK Lamp (B.01.03.013, mijnwerkerslampje);
- -
1.00 STK Tang Kl:geel/zwart (VGT.04.01.01, Zijkniptang geel/zwart);
- -
verklaart onttrokken aan het verkeer:
- -
1.00 STK Papier (B.01.01.004, lijst met nertsenfokkerijen);
- -
1.00 STK Mes (VGT.02.01.00, zwart vouwmes);
- -
3.00 STK Muts (VGT.04.01.01, bivakmutsen);
- -
1.00 STK Betonschaar (C.08.01.001, betonschaar);
- -
1.00 STK Betonschaar (C.08.01.001, betonschaar);
- -
1.00 STK Papier (C.12.01.001, handgeschreven plattegrond);
- -
1.00 STK Lijst (C.12.01.002, lijst met namen);
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
verklaart de benadeelde partij [nertsenfokkerij] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [nertsenfokkerij]in de kosten door de verdachte ter verdedi¬ging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [aangever feit 4] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [aangever feit 4] in de kosten door de verdachte ter verdedi¬ging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever] toe tot een bedrag van € 800,00 (zegge: achthonderd euro) en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan [aangever], wonende te [plaats] [adres] te betalen;
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 maart 2009 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 1.002,81 en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in de vordering voor wat betreft het niet toegewezen gedeelte van de immateriële schade en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [aangever] te betalen € 1.802,81 (zegge: eenduizendachthonderdentwee euro en eenentachtig cent), bij gebreke van volledige betaling en volle¬dig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 28 (achtentwintig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hech¬tenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van Boven, voorzitter,
en mrs. Sikkel en De Beaufort, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Balk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 juni 2010.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bij vonnis van 9 juni 2010:
TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
- 1.
primair.
hij op of omstreeks 15 maart 2009 te [plaats]
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
tien, althans vijf, althans één of meer nerts(en) en/of
een of meer sleutel(s) en/of (een) sleutelbos(sen), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [nertsenfokkerij]in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en / of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren)
onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van inklimming, te weten door over een omheining te klimmen;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij op of omstreeks 15 maart 2009 te [plaats], althans Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk tien, althans vijf, althans één of meer nerts(en), in elk geval enig dier, en/of een sleutelbos/sleutels, althans enig goed, welke nertsen/dier(en) en/of sleutelbos/sleutels/goed(eren) geheel of ten dele toebehorende aan [nertsenfokkerij] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zin mededader(s), heeft weggemaakt door de nertsen in (een) tas(sen) te doen en/of die nertsen en/of sleutels vanaf de [nertsenfokkerij] te brengen naar een andere locatie en/of die nertsen uit de tas(sen) te laten en/of die nertsen weg te laten lopen en/of door die sleutelbos/sleutel(s) weg te gooien;
(artikel 350 lid 2 Sr)
- 2.
hij op of omstreeks 15 maart 2009 te [plaats] tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en
wederrechtelijk 2500, althans één of meer nerts(en), in elk geval enig dier,
geheel of ten dele toebehorende aan [nertsenfokkerij] in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft
weggemaakt door de deuren van de kooien, althans de onderkomens van voornoemde
nertsen open en/of los te maken;
(artikel 350 Wetboek van Strafrecht)
- 3.
hij op of omstreeks 15 maart 2009 te [plaats] tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en
wederrechtelijk een schutting, althans een hek, althans een afrastering, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [nertsenfokkerij]
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(artikel 350 Wetboek van Strafrecht)
- 4.
hij in of omstreeks de periode van 5 oktober 2006 tot en met 6 oktober 2006
te [plaats] opzettelijk brand heeft gesticht, immers heeft verdachte toen aldaar
opzettelijk een bestelbus (Mercedes Benz, type 208CDI), althans een voertuig,
toebehorende aan [aangever feit 4], in brand gestoken in elk geval
opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met benzine, althans met (een)
brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand is ontstaan en/of voornoemde
bestelbus, althans voertuig geheel of gedeeltelijk is / zijn verbrand, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor (een) dichtbij gelegen woonhui(s)(zen), in elk
geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(artikel 157 Wetboek van Strafrecht)