type: ABcoll:
Rb. Amsterdam, 26-07-2016, nr. C/13/607170 / KG ZA 16-487
ECLI:NL:RBAMS:2016:4979
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
26-07-2016
- Zaaknummer
C/13/607170 / KG ZA 16-487
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2016:4979, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 26‑07‑2016; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR 2016/3247
Uitspraak 26‑07‑2016
Inhoudsindicatie
KG, verbod uitwinning zekerheden afgewezen
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/607170 / KG ZA 16-487 MvdV/AB
Vonnis in kort geding van 26 juli 2016
in de zaak van
1. [eiser 1] ,
wonende te [plaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MONUMENTENVENNOOTSCHAP VELDZICHT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisers bij dagvaarding van 12 mei 2016,
advocaat mr. J. Hagers te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROMONTORIA HOLDING 107 B.V.,
gevestigd te Baarn,
gedaagde,
advocaat mr. T. Hekman te Amsterdam.
Eisers zullen hierna afzonderlijk ’ [eiser 1] en Veldzicht worden genoemd, en gezamenlijk [eisers gezamenlijk] . Gedaagde zal hierna worden aangeduid als Promontoria.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 29 mei 2016 heeft [eisers gezamenlijk] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Promontoria heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Na verder debat is de zaak pro forma aangehouden tot 9 juni 2016, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen een minnelijke regeling te treffen. Bij faxbericht heeft mr. Hagers laten weten dat partijen geen overeenstemming hebben weten te bereiken en heeft de voorzieningenrechter namens beide partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter terechtzitting waren aanwezig:
Aan de zijde van [eisers gezamenlijk] : ’ [eiser 1] , [naam 1] , [functie] , mr. Hagers en diens kantoorgenoot mr. M.D. van den Brink,
Aan de zijde van Promontoria: mr. Hekman en zijn kantoorgenoot mr. B.J.W.M. de Rooy van Zuydewijn.
2. De feiten
2.1. ‘
[eiser 1] houdt zich onder meer bezig met beleggingen in onroerend goed.
2.2. ’
[eiser 1] is via Hoad Holding B.V. bestuurder van Veldzicht. Veldzicht is eigenaresse van een perceel grond met opstallen aan de [straat] te [plaats] .
2.3.
Promontoria is een private beleggingsmaatschappij.
2.4. ’
[eiser 1] is al vele jaren klant bij Van Lanschot Bankiers N.V. (hierna: Van Lanschot). Van Lanschot heeft verschillende onroerend goed aankopen van ’ [eiser 1] gefinancierd en beheert het privé vermogen van ’ [eiser 1] .
2.5.
Op 12 oktober 2007 hebben ’ [eiser 1] en Van Lanschot een rekening-courant overeenkomst gesloten (hierna: de kredietovereenkomst) met een kredietlimiet van € 4.500.000,- . Tot zekerheid van nakoming van de betalingsverplichtingen van ’ [eiser 1] heeft Veldzicht een eerste recht van hypotheek verleend op het onroerend goed aan de ’ [straat] te [plaats] (hierna: het onderpand). Ook werd overeengekomen dat verpanding zou plaatsvinden van alle onderliggende overeenkomsten met betrekking tot de ontwikkeling van het onderpand.
2.6.
Op grond van de kredietovereenkomst diende gehele aflossing uiterlijk op 31 mei 2009 plaats te vinden. De overeenkomst is een aantal keer verlengd, voor het laatst op 6 mei 2014. Daarna is bij - door ’ [eiser 1] voor akkoord getekende -kredietbrief van 2 februari 2015 onder meer vastgelegd:
- dat gehele aflossing van het krediet uiterlijk per 1 januari 2017 dient plaats te vinden,
- dat de kredietlimiet van € 4,5 miljoen zal worden afgebouwd met € 50.000,- per kwartaal, voor het eerst op 31 maart 2015,
- dat een eenmalige verlaging van de limiet met € 2,5 miljoen per 31 december 2015 zal plaatsvinden,
- dat de algemene bankvoorwaarden van Van Lanschot van toepassing zijn,
- dat de kredietbrief in de plaats treedt van de kredietbrief 6 mei 2014.
2.7.
De algemene bankvoorwaarden van Van Lanschot (hierna: de ABV) en de bijbehorende toelichting daarop luiden, na wijziging in 2009 – voor zover thans van belang – als volgt:
“(…)
Artikel 2. Zorgplicht bank en cliënt
1. De bank neemt bij haar dienstverlening de nodige zorgvuldigheid in acht en houdt daarbij naar beste vermogen rekening met de belangen van de cliënt. Geen van de bepalingen van deze algemene bankvoorwaarden of van de door de bank gebruikte bijzondere voorwaarden kan aan dit beginsel afbreuk doen.
2. (…)
(…)
Artikel 36. Contractsoverneming
Door het van toepassing worden van deze algemene bankvoorwaarden heeft de cliënt, voor het geval van (gedeeltelijke) overdracht van de onderneming van de bank, er bij voorbaat medewerking aan verleend dat zijn rechtsverhouding met de bank in het kader van die (gedeeltelijke) overdracht (gedeeltelijk) op een derde overgaat
(vrz: uit de toelichting bij artikel 36 ABV)
Wij kunnen onze onderneming (deels) overdragen aan een ander. Ook producten of diensten die u van ons afneemt kunnen mee overgaan. U wordt dan klant van degene die onze onderneming (deels) overneemt.
Het kan gebeuren dat wij onze onderneming (deels) willen overdragen aan een ander. Mogelijk willen wij dan ook de rechtsverhouding mee overdragen die wij met u hebben uit een overeenkomst met u. U verleent nu alvast uw medewerking hieraan. Wij geven een voorbeeld:
Wij dragen onze activiteiten over aan een andere bank. Dit kan betekenen dat overeenkomsten die wij met u hebben mee overgaan naar die andere bank. U krijgt hiervan een mededeling en wordt dan klant van die andere bank.
(…)”
2.8.
Op 29 juni 2015 hebben ’ [eiser 1] en Van Lanschot een overeenkomst gesloten genaamd “Nadere afspraken inzake afwikkeling Krediet” (hierna: de kwijtingsovereenkomst). De kwijtingsovereenkomst luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…)
- A.
Kredietnemer heeft een rekening-courantverhouding met de Bank, thans groot EUR 4.450.000,-. (…)
- B.
Tot zekerheid van de nakoming van alle verplichtingen van Kredietnemer en betaling van al hetgeen de Bank uit welke hoofde dan ook van Kredietnemer te vorderen heeft Monumentenvennootschap Veldzicht B.V. (…) op de fabrieksgebouwen, kantoor, loods, erf en kantine, staande en gelegen te [plaats] aan de ’ [straat] (…) een hypotheekrecht (…) gevestigd ten behoeve van de Bank.
(…)
Komen als volgt overeen:
- 1.
Kredietnemer verklaart hierbij dat hij in staat is om voor 1 oktober 2015 (…) in het kader van een Herfinanciering van het Vastgoed een bedrag van minimaal EUR 3.250.000,- (het “Kwijtingsbedrag”) af te lossen op het Krediet.
- 2.
Teneinde de Bank te overtuigen om finale kwijting te verlenen tegen onvolledige aflossing garandeert Kredietnemer hierbij dat:
a. Hij zich altijd tot het uiterste heeft ingespannen om zijn verplichtingen jegens de Bank na te komen;
b. Hij de Bank altijd juist, volledig en niet-misleidend heeft geïnformeerd over zijn financiële situatie;
c. Hij de Bank altijd juist, volledig en niet-misleidend heeft geïnformeerd over het Vastgoed (…);
d. (…)
(…)
3. De Bank verplicht zich hierbij om Kredietnemer volledige kwijting te verlenen van zijn verplichtingen uit hoofde van het krediet (…).
(…)
10. Partijen kunnen hun rechten en plichten uit hoofde van deze Nadere Afspraken niet overdragen.
(…)”
2.9.
Bij brief van 25 september 2015 deelt Van Lanschot – voor zover van belang – het volgende mede aan ` [eiser 1] :
“(…)
Op 6 augustus jongstleden hebben wij u geïnformeerd over de verkoop van een deel van onze portefeuille met zakelijke vastgoedleningen – waaronder die van u – aan een vennootschap die is gelieerd aan Cerberus Capital Management. De naam van deze vennootschap is Promontoria Holding 107 B.V. (…)
(…)
Uw lening(en) bij Van Lanschot is/zijn verkocht aan Promontoria. Hieronder vallen ook kredieten in rekening courant. (…)
(…)
U heeft één of meerdere bankrekeningen bij Van Lanschot. Zoals hierboven uiteengezet worden eventuele debet saldi overgedragen aan Promontoria. (…)
Door de overdracht van de kredietrelatie is het niet langer mogelijk via deze bankrekeningen nieuw krediet op te nemen. U kunt de bankrekeningen wel blijven gebruiken voor inkomende en uitgaande betalingen, mits er voldoende saldo op de betreffende rekeningen staat. (…) Automatische incasso’s kunnen niet meer plaatsvinden op deze bankrekeningen en de betaalpas en/of creditcard kan niet meer worden gebruikt voor betalingen.
Indien u na overgang van uw lening(en) naar Promontoria geen andere diensten afneemt bij Van Lanschot dan betaaldiensten, is het onze intentie om deze dienstverlening op termijn te beëindigen.(…)”
2.10.
Bij brief van 7 oktober 2015 deelt Van Lanschot – voor zover van belang – het volgende mee aan ‘ [eiser 1] :
“(…)
Onder verwijzing naar onze brieven van 6 augustus 2015 en 25 september 2015 delen wij u mede dat de kredietproducten omschreven in Bijlage I per 30 september 2015 zijn overgedragen door Van Lanschot aan Promontoria Holding 107 B.V (“Promontoria”) door middel van cessie en contractsoverneming.
Met betrekking tot deze kredietproducten is Promontoria met ingang van 30 september 2015 uw contractuele wederpartij en hypotheek-/pandhouder. Met betrekking tot rekening-courant kredieten is de uitstaande vordering uit hoofde hiervan overgedragen aan Promontoria. (…).
(…)”.
2.11.
In bijlage I van bovengenoemde brief is het rekening-courantkrediet van ’ [eiser 1] vermeld met productnummer en uitstaand saldo van (per 30 september 2015) € 4.478.560,63.
2.12.
Bij e-mails van 4 en 7 december 2015 van ‘ [eiser 1] aan Promontoria heeft ’ [eiser 1] de rechtsgeldigheid van de contractsoverneming betwist en heeft hij zijn betalingsverplichtingen opgeschort.
2.13.
Bij brief van 6 januari 2016 aan ’ [eiser 1] heeft relatiemanager en beheerder Capita namens Promontoria meegedeeld dat ’ [eiser 1] niet heeft voldaan aan de verplichtingen uit de kwijtingsovereenkomst om uiterlijk op 1 oktober 2015 € 3.250.000,- aan Van Lanschot te voldoen, waarmee de aanspraak op kwijting voor het meerdere is komen te vervallen en ’ [eiser 1] geen rechten meer kan ontlenen aan de kwijtingsovereenkomst.Namens Promontoria is verder het volledige openstaande saldo uit de kredietovereenkomst ad € 4.508.073,- opgeëist, te betalen op uiterlijk 29 februari 2016, omdat ’ [eiser 1] de verschuldigde rente over het vierde kwartaal van 2015 van € 27.758,24 niet heeft voldaan.
2.14.
Bij brieven van 14 januari 2016 aan Van Lanschot en Promontoria heeft ’ [eiser 1] nogmaals de geldigheid van de contractsoverneming betwist en zijn betalingsverplichtingen opgeschort op grond van artikel 6:37 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voorts heeft ’ [eiser 1] Van Lanschot gesommeerd de kwijtingsovereenkomst na te komen en heeft hij Van Lanschot op grond van artikel 3:94 BW verzocht hem een gewaarmerkt uittreksel van de akte van cessie te verstrekken.
2.15.
In reactie hierop heeft Promontoria ’ [eiser 1] bij brief van 26 januari 2016, voor zover van belang, het volgende laten weten:
“(…)
Promontoria heeft de rechtsverhoudingen van [eiser 1] met F. Van Lanschot Bankiers N.V. (…) rechtsgeldig overgenomen. (…)
(…)
Uw cliënt heeft op grond van artikel 36 van de ABV bij voorbaat toestemming verleend aan Van Lanschot om haar rechtsverhouding met uw cliënt aan een derde (in dit geval Promontoria) over te dragen. Inzake deze overdracht is er correspondentie geweest vanuit Van Lanschot aan uw cliënt op 6 augustus 2015, 25 september 2015 en 7 oktober 2015. Daarnaast heeft Capita (Promontoria, vrz) uw cliënt over de overdracht bericht op 6 oktober 215 en heeft [naam 2] middels diverse telefoongesprekken en emailberichten (waaronder op 4 december 2015) uw cliënt gewezen op de betaalverplichtingen jegens Promontoria. Daarnaast wijs ik u er op dat uw cliënt op 29 oktober 2015 een introducerend gesprek heeft gehad met de adviseurs van Promontoria, (…) waar zowel de overdracht als de betalingsverplichtingen nader zijn toegelicht. Hierop volgend is er tevens een schrijven aan uw cliënt verzonden op 2 november 2015, waarin onder meer de betalingsverplichtingen uiteen zijn gezet. Uw statement dat uw cliënt niet begrijpt aan wie uw cliënt bevrijdend dient te betalen, kunnen wij dan ook niet plaatsen.
In onze opzeggingsbrief van 6 januari 2016 deelden wij uw cliënt mede dat Promontoria de kredietfaciliteit op basis van de kredietbrief 2 februari 2015 heeft opgezegd. Promontoria verwacht terugbetaling van het volledig uitstaande bedrag inclusief opgelopen rente, niet betaald rente uiterlijk 29 februari 2016, waarna bij het uitblijven van betaling Promontoria over kan gaan tot rechtsmaatregelen, waaronder begrepen de uitwinning van zekerheden.
(…)”
2.16.
Bij dagvaarding van 1 april 2016 heeft ’ [eiser 1] een bodemprocedure aanhangig gemaakt jegens Van Lanschot, Capita en Promontoria waarin ’ [eiser 1] onder meer een verklaring voor recht vordert dat de contractsoverneming tussen Van Lanschot en Promontoria nietig, althans vernietigbaar is, de opzegging van de kredietovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en dus zonder rechtsgevolg is en ’ [eiser 1] rechtsgeldig zijn betalingsverplichtingen op grond van de kredietovereenkomst heeft opgeschort.
2.17.
Op 25 mei 2016 heeft Van Lanschot schriftelijk verklaard dat Promontoria alle rechten voortvloeiend uit het hypotheekrecht op het onderpand te [plaats] en uit de verleende pandrechten zelfstandig kan uitoefenen inclusief het recht van parate executie, voorzover deze niet reeds bij Promontoria berusten.
2.18.
Partijen hebben afgesproken dat Promontoria hangende de uitkomst van dit kort geding uitwinning van zekerheden zal staken.
3. Het geschil
3.1. '
[eisers gezamenlijk] vordert – samengevat –
I. Promontoria te verbieden over te gaan tot openbare dan wel onderhandse verkoop van de eigendommen van ’ [eisers gezamenlijk] , waaronder begrepen de fabrieksgebouwen, het kantoor, de loods, het erf en de kantine staande en gelegen te [plaats] , alsmede
II. Promontoria te verbieden over te gaan tot openbare dan wel onderhandse verkoop van de goederen die ’ [eisers gezamenlijk] , althans Veldzicht, heeft verpand,
III. te bepalen dat Promontoria door het verrichten van enige handeling of het treffen van enige maatregen in strijd met hiervoor onder sub I en/of II genoemde verboden aan ’ [eisers gezamenlijk] een dwangsom verbeurt van € 50.000,-, te vermeerderen met € 10.000,- voor iedere dag dat Promontoria in gebreke blijft om aan dit verbod te voldoen,
IV. een en ander met veroordeling van Promontoria in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag indien betaling binnen veertien dagen uitblijft.
3.2.
Promontoria voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen is aanwezig. Promontoria heeft aangekondigd tot spoedige uitwinning van zekerheden te willen overgaan.
4.2.
In geschil is of voorshands voldoende aannemelijk is dat Van Lanschot de kredietovereenkomst met ’ [eiser 1] - met de bijbehorende zekerheid - rechtsgeldig heeft overgedragen aan Promontoria.
Artikel 6:159, eerste lid, BW bepaalt dat een partij haar rechtsverhouding tot de wederpartij slechts met medewerking van deze laatste kan overdragen aan een derde bij een tussen haar en de derde opgemaakte akte. Duidelijk is dat ’ [eiser 1] nooit uitdrukkelijk heeft meegewerkt aan de overdracht van de kredietovereenkomst van Van Lanschot aan Promontoria. Promontoria stelt primair dat dit niet nodig was omdat ’ [eiser 1] haar medewerking aan contractsovername bij voorbaat heeft verleend. Dit staat in artikel 36 van de ABV die op de kredietovereenkomst van toepassing is. Subsidiair voert Promontoria aan dat de betalingsverplichting van ’ [eiser 1] , inclusief de daaraan verbonden pand- en hypotheekrechten, door Van Lanschot aan Promontoria zijn gecedeerd, zodat zij tot uitwinning van de zekerheden kan overgaan.
Artikel 36 ABV van toepassing
4.3. ’
[eiser 1] stelt dat artikel 36 ABV niet op de overeenkomst van toepassing is omdat dit artikel bij het aangaan van de kredietovereenkomst in 2007 nog niet bestond. Dit betoog slaagt niet. De verlengde kredietovereenkomst van 2015 (zie 2.6) is een nieuwe overeenkomst, die in de plaats treedt van de bestaande, waarbij de algemene voorwaarden (opnieuw) van toepassing zijn verklaard. Dit blijkt duidelijk uit de tekst. De in 2015 geldende algemene voorwaarden, inclusief artikel 36 ABV, zijn aldus op de overeenkomst van toepassing.
Artikel 36 ABV rechtsgeldig
4.4. ’
[eiser 1] doet een beroep op vernietiging van artikel 36 ABV omdat dit een onredelijk bezwarend beding als bedoeld in artikel 6:236 sub e BW zou inhouden. Dit beroep is tevergeefs. ’ [eiser 1] kan in dit kader voorshands niet als consument worden aangemerkt. Hij stelt dit weliswaar, maar elke onderbouwing ontbreekt. Aannemelijk is dat ’ [eiser 1] bij Van Lanschot geen persoonlijk, maar een zakelijk rekening-courant krediet heeft afgesloten. Uit de overeenkomst blijkt dat de door Van Lanschot beschikbaar gestelde gelden dienden te worden aangewend voor de her- en bouwfinanciering van het onroerend goed van Veldzicht te [plaats] . Dat ’ [eiser 1] daarbij als consument betrokken is is zonder nadere toelichting onaannemelijk.
Overgang van onderneming
4.5. ’
[eiser 1] stelt verder dat geen sprake is van een (gedeeltelijke) overgang van onderneming als bedoeld in artikel 36 ABV. Een verkoop van specifieke ‘non-performing’ leningen is geen overgang van onderneming. Ook dit standpunt gaat voorshands niet op. Promontoria heeft onbetwist aangevoerd dat de kredietovereenkomst met ’ [eiser 1] deel uitmaakt van de portefeuille zakelijke vastgoedleningen die onder bijzonder beheer van de afdeling Corporate Banking staan. Dit betreft een omvangrijke portefeuille met € 400 miljoen aan leningen. De transactie omsloot de gehele afdeling ‘Bijzonder Beheer Vastgoed’. Dit kan worden aangemerkt als een gedeeltelijke overdracht van de onderneming als bedoeld in artikel 36 ABV.
Overdracht aan een andere bank
4.6. ’
[eiser 1] voert verder aan dat de toestemming bij voorbaat geacht moet worden alleen te zijn gegeven indien sprake is van overdracht van de onderneming aan een andere bank. Promontoria is geen bank, aldus ’ [eiser 1] .
Deze interpretatie van ’ [eiser 1] verdraagt zich slecht met de ruim geformuleerde bewoordingen van artikel 36 ABV: de overdracht aan een ‘derde’. Een beperking van de categorie ‘derden’ ontbreekt. In de toelichting wordt weliswaar overdracht aan een andere bank genoemd, maar slechts bij wijze van voorbeeld van een overdracht.
4.7.
Een wezenlijk punt in het betoog van ’ [eiser 1] verdient nadere beschouwing. Onbetwist is dat Promontoria, behorend tot de Amerikaanse Cerberus groep, zich bezig houdt met het verwerven van onroerend goed. Dat doet zij onder andere door het overnemen van kredietrelaties en het daarna uitwinnen van de daaraan verbonden hypotheekrechten. Promontoria heeft niet betwist dat zij de kredietovereenkomst met ’ [eiser 1] , die een nominale waarde heeft van € 4,5 miljoen, heeft overgekocht voor € 1,6 miljoen. Aangenomen moet worden dat Promontoria primair gericht is op de uitwinning van de financiering.
Daartegenover is een bank als Van Lanschot in principe gericht op het aangaan van een duurovereenkomst, op het blijven voortbestaan van de financiering. Een bank verdient immers onder meer haar geld met het ontvangen van rentebetalingen en het beheren van vermogen van cliënten. Ten tijde van het aangaan van de kredietovereenkomst heeft Van Lanschot zich ook als zodanig aan ’ [eiser 1] gepresenteerd. ’ [eiser 1] stelt dat op Promontoria niet de bijzondere zorgplicht rust die een bank wel heeft. Dit zou ertoe moeten leiden dat het in strijd is met de strekking van artikel 36 ABV om aan te nemen dat een klant ook medewerking bij voorbaat verleent voor een overdracht van de kredietovereenkomst aan een partij met een fundamenteel andere doelstelling dan een bank, zoals Promontoria, aldus ’ [eiser 1] .
4.8.
Dit pleidooi voor een beperktere uitleg van artikel 36 ABV dan de bewoordingen toestaan wordt voorshands niet gevolgd. De ABV zijn opgesteld in overleg tussen de Nederlandse Vereniging van Banken en de Consumentenbond, en de tekst is besproken met de Vereniging VNO-NCW en MKB-Nederland, zodat mag worden aangenomen dat de ABV het resultaat zijn van een zorgvuldige afweging, waarbij de belangen van alle partijen zijn betrokken. Terughoudendheid is op zijn plaats, zeker in kort geding.
Ook om een andere reden gaat het betoog niet op. De contractsovername leidt er immers toe dat Promontoria in alle rechten en verplichtingen van Van Lanschot treedt. De rechtspositie van ’ [eiser 1] verandert niet. De ABV blijven onderdeel van de kredietovereenkomst uitmaken. Zo zal Promontoria de in artikel 2 ABV verankerde zorgplicht onverkort dienen na te leven. Op deze wijze wordt voldoende gewaarborgd dat ’ [eiser 1] niet in een slechtere positie komt te verkeren dan in haar rechtsverhouding met Van Lanschot.
Het bovenstaande leidt ertoe dat inhoud en strekking van artikel 36 ABV zich voorshands niet verzetten tegen medewerking bij voorbaat aan contractsovername door Promontoria.
kwijtingsovereenkomst
4.9. ’
[eiser 1] heeft nog aangevoerd dat in artikel 10 van de kwijtingsovereenkomst staat dat Van Lanschot haar rechten en verplichtingen uit hoofde van de kredietovereenkomst niet kan overdragen. Dit standpunt berust op een verkeerde uitleg. De kwijtingsovereenkomst kan in redelijkheid niet anders worden gezien dan als een aanvulling op de bestaande kredietafspraken, waarbij het verbod op overdracht slechts was gericht op die aanvulling. Dit blijkt duidelijk uit de tekst van artikel 10: ‘Partijen kunnen hun rechten en plichten uit hoofde van deze Nadere Afspraken niet overdragen’. Aangenomen moet worden dat de kwijtingsovereenkomst is uitgewerkt nu niet is gebleken dat vóór 1 oktober 2015 de overeengekomen aflossing van € 3,25 miljoen door ’ [eiser 1] voldaan, of door hem is aangeboden die te voldoen.
Uitwinning hypotheekrecht door Promontoria
4.10. ’
[eiser 1] heeft verder betoogd dat de hypotheekrechten niet van rechtswege zijn overgegaan op Promontoria. De hypotheek is een bankhypotheek, en strekt tot betaling van al hetgeen de bank van ’ [eiser 1] in privé te vorderen heeft. ’ [eiser 1] heeft nog een krediet lopen bij Van Lanschot, de zogenaamde Herengrachtlening. De hypotheek gaat pas over als de relatie tussen ’ [eiser 1] en Van Lanschot geheel is beëindigd, aldus ’ [eiser 1] .
Promontoria heeft hier tegenover gesteld dat het onroerend goed waarvoor de Herengrachtlening is verstrekt eigendom is van ’ [eiser 1] tezamen met [naam 3] . Voor zover de Herengrachtlening nog bestaat, hetgeen Promontoria betwist, is die lening verstrekt aan de gemeenschap, waarmee sprake is van een andere kredietrelatie, aldus Promontoria.
Nu de stellingen van ’ [eiser 1] op dit onderdeel worden betwist had het op zijn weg gelegen deze met stukken te onderbouwen. Onduidelijk blijft nu of de Herengrachtlening nog bestaat. Bovendien heeft Van Lanschot verklaard dat Promontoria gerechtigd is om namens de gemeenschap over het hypotheekrecht te beschikken, voor zover dat niet al bij haar berust, zie 2.17. Promontoria kan dus tot executie van het hypotheekrecht overgaan.
4.11.
De slotsom is dat voorshands moet worden aangenomen dat de contractsovername door Van Lanschot aan Promontoria rechtsgeldig is, ’ [eiser 1] ten onrechte de afgesproken rentebetalingen heeft opgeschort en zich in beginsel geen belemmeringen voordoen voor Promontoria om tot uitwinning van het pand- en hypotheekrecht over te gaan.
4.12.
Nu ’ [eiser 1] heeft aangegeven dat hij de gelden die hij uit hoofde van de kredietovereenkomst is verschuldigd op een aparte rekening heeft gereserveerd, is het redelijk hem ambtshalve een laatste termijn van vier weken te gunnen teneinde aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen alvorens Promontoria tot uitwinning kan overgaan.
4.13.
Voorzover de vordering betrekking mocht hebben op een verbod tot uitwinning van andere zekerheden dan zijn verbonden aan de kredietovereenkomst, zal deze worden afgewezen omdat een onderbouwing ontbreekt.
4.14. ‘
[eiser 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Promontoria worden begroot op:
- griffierecht € 619,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.435,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
bepaalt dat Promontoria niet tot uitwinning van zekerheden kan overgaan indien ’ [eiser 1] binnen vier weken na betekening van dit vonnis alsnog aan haar betalingsverplichtingen uit hoofde van de kredietovereenkomst voldoet;
5.2.
weigert de gevraagde voorzieningen voor het overige;
5.3.
veroordeelt ‘ [eiser 1] in de proceskosten, aan de zijde van Promontoria tot op heden begroot op € 1.435,-,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. van de Veen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. A. Bank-Buijs, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2016.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 26‑07‑2016