Aan de ontvankelijkheid van [belanghebbende] in haar cassatieberoep kan niet afdoen dat [belanghebbende] geen cassatieberoep instelde tegen de op dezelfde dag gegeven beschikking waarin de Rechtbank haar beklag ex art. 552a Sv ongegrond verklaarde. Juist omdat het hier slechts gaat om een oordeel met een voorlopig karakter, kan de uitkomst van de beklagprocedure niet van invloed zijn op de procedure ex art. 552f Sv.
HR, 10-03-2015, nr. 13/03238
ECLI:NL:HR:2015:545
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-03-2015
- Zaaknummer
13/03238
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:545, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑03‑2015; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:100, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:100, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑01‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:545, Gevolgd
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑05‑2014
- Vindplaatsen
NJ 2015/152 met annotatie van
SR-Updates.nl 2015-0120
Uitspraak 10‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Beklag. Vordering ex. Art. 552f Sv jo. art. 36b Sr. Verzet tegen o.a.h.v. van een omgekatte bromfiets die onder derde in beslag is genomen. Uit art. 2.1 Regeling voertuigen jo. art. 5.5 en art. 12 van de tweede paragraaf van hoofdstuk I van Bijlage I volgt dat in geval het oorspronkelijke, door de voertuigfabrikant aan het voertuig toegekende identificatienummer niet kan worden vastgesteld, aan dit voertuig geen identificatienummer zal worden toegekend door de Dienst Wegverkeer. Aan de vordering tot o.a.h.v. ligt ten grondslag dat het gezien de uitkomsten van het ingestelde technisch onderzoek naar de bromfiets naar alle waarschijnlijkheid niet mogelijk is het oorspronkelijke identificatienummer van de inbeslaggenomen bromfiets vast te stellen. Aangezien uit het p-v van de behandeling in raadkamer niet blijkt dat deze stelling door of namens de belanghebbende is bestreden, moet het ervoor worden gehouden dat het verweer en het middel steunen op de opvatting dat in het geval dat het oorspronkelijke identificatienummer niet meer kan worden vastgesteld, zoals bij een ‘omgekatte’ bromfiets als de onderhavige, de toekenning van een nieuw identificatienummer mogelijk is. Die opvatting is onjuist. Het oordeel van de Rb. dat het ongecontroleerde bezit van de bromfiets in strijd is met het algemeen belang, is niet onbegrijpelijk en, ook in het licht van hetgeen door en namens belanghebbende is aangevoerd, toereikend gemotiveerd.
Partij(en)
10 maart 2015
Strafkamer
nr. S 13/03238 B
EC
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Amsterdam van 17 mei 2013, nummer RK 13/1664, gegeven op een vordering als bedoeld in art. 552f Sv, in de zaak van:
[belanghebbende] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de belanghebbende. Namens deze heeft mr. J. el Hannouche, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel bevat de klacht dat de Rechtbank ontoereikend, althans onbegrijpelijk gemotiveerd heeft geoordeeld dat de inbeslaggenomen bromfiets een voorwerp is van zodanige aard, dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met het algemeen belang.
2.2.
Het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer houdt in:
"Belanghebbende verklaart, zakelijk weergegeven:
In 2011 kreeg ik de bromfiets. Ik gebruikte hem voor school. Nu werk ik niet, maar tot twee weken terug wel. U zegt mij dat het VIN was verwijderd. Ik had de bromfiets gekocht van een buurman. Ik heb er geen verstand van en hij is bekend dus als hij gestolen is dan moeten ze bij hem zijn.
De raadsman verklaart, zakelijk weergegeven:
Bij gebrek aan wetenschap betwisten mijn cliënte en de beslagene de juistheid van de bevindingen. Mijn cliënte heeft geheel te goeder trouw de bromfiets gekocht voor € 1.000,- en er voor € 300,- aan gesleuteld. De RDW heeft ons gezegd dat het framenummer ongeldig gemaakt kan worden en een nieuw framenummer kan worden ingeslagen.
De beslagene verklaart, zakelijk weergegeven:
Ik wist er niets van. Ik heb geen verstand van brommers.
De officier van justitie verklaart, zakelijk weergegeven:
Het gaat er nu niet om of belanghebbende schuldig is aan een strafbaar feit. Het gaat er om dat voertuigen moeten zijn voorzien van identificatienummer. Anders kan heling en diefstal worden verdoezeld. Voertuigen zonder of met een vals identificatienummer moeten op grond van de wet worden vernietigd.
De raadsman verklaart, zakelijk weergegeven:
Die situatie is mijns inziens te herstellen. De oorspronkelijke eigenaar is overigens zelf ook een aantal keer aangehouden. En daar is geen vervolg aan gegeven. Het lijkt erop dat ook de politie twijfelt.
De belanghebbende verklaart, zakelijk weergegeven:
Ik voel me opgelicht."
2.3.
De bestreden beschikking houdt in:
"Inhoud vordering
De vordering strekt tot onttrekking aan het verkeer van een bromfiets, merk Vespa, voorzien van kenteken [001], omdat uit technisch onderzoek is gebleken dat, onder meer, het voertuigidentificatienummer was verwijderd.
Beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
-relevante feiten-
Op 2 september 2011 is de bromfiets onder beslagene [betrokkene] in beslag genomen nadat verbalisanten hadden geconstateerd dat de bromfiets waarop [betrokkene] reed, was voorzien van een kenteken dat hoorde bij een oud type Vespa ET-2, terwijl de betrokken bromfiets een nieuw model Vespa betrof.
Blijkens het proces-verbaal van 2 september 2011 is uit technisch onderzoek naar voren gekomen dat:
- het voertuigidentificatienummer was verwijderd;
- op de plaats waar het voertuigidentificatienummer hoort te staan, vijl- en/of slijpsporen zichtbaar waren;
- de sticker met het type goedkeuring onleesbaar is gemaakt;
- het aangetroffen motornummer niet conform de originele fabriekswijze was aangebracht en dat de karakters van het motornummer niet overeenkomen met de van fabriekswege gebruikte typen.
Beslagen [betrokkene] heeft verklaard dat hij de bromfiets had geleend van zijn vriendin [belanghebbende] (belanghebbende).
Belanghebbende heeft bij de politie verklaard dat zij de bromfiets voor € 1.000,- heeft gekocht van haar buurman.
Beslagene en belanghebbende hebben geen afstand gedaan van de bromfiets.
-standpunten-
De officier van justitie heeft verklaard dat het Openbaar Ministerie niet voornemens is om de beslagene te vervolgen en dat zij volhardt in de vordering aangezien een bromfiets met een niet door de fabrikant aangebracht voertuigidentificatienummer is bestemd tot het begaan van het strafbare feit, zoals bedoeld in artikel 220 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), en dat een verwijderd en/of gewijzigd motornummer is bestemd tot het begaan van het strafbare feit, zoals bedoeld in artikel 417bis Sr, en het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang.
Belanghebbende heeft in raadkamer verklaard dat zij de bromfiets graag terug wil en zich opgelicht voelt. Als de bromfiets is gestolen, moet de politie naar haar buurman gaan.
De raadsman heeft in raadkamer aangevoerd dat belanghebbende, bij gebrek aan wetenschap betwist dat de bevindingen kloppen. Ze heeft de bromfiets te goeder trouw gekocht en er voor € 300,- aan versleuteld. Volgens de raadsman is het volgens de RDW mogelijk dat het framenummer ongeldig wordt gemaakt, en dat er een nieuw framenummer wordt ingeslagen.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat uit de resultaten van het door de politie gedane onderzoek kan worden vastgesteld dat de onderhavige bromfiets op het moment van inbeslagname geen identificatienummer had.
Het is een feit van algemene bekendheid dat voertuigen voorzien van een vals, vervalst of verwijderd identificatienummer van diefstal afkomstig plegen te zijn. Door deze voertuigen terug te geven wordt het circuit van gestolen voertuigen in stand gehouden dan wel gestimuleerd. Het ongecontroleerde bezit van, in dit geval, een bromfiets zonder framenummer doet dan ook afbreuk aan een effectieve voorkoming en bestrijding van de handel in gestolen bromfietsen en is daarom in strijd met het algemeen belang in de zin van artikel 36c Sr.
Nu door de officier van justitie tevens in raadkamer is aangegeven dat er geen mogelijkheid bestaat om het oorspronkelijke voertuigidentificatienummer opnieuw aan te laten brengen, betekent het dat deze situatie ook ongewijzigd zal blijven.
De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen."
2.4.
Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich een "vordering tot onttrekking aan het verkeer" als bedoeld in art. 36b, eerste lid onder 4º, Sr. Deze vordering houdt het volgende in:
"Inbeslaggenomen is:
een bromfiets van het merk Piaggio, type ET-2, kleur zwart en voorzien van kenteken [001]
Overwegende dat uit technisch onderzoek onderstaande onregelmatigheden naar voren zijn gekomen:
• Dat het voertuigidentificatienummer van voornoemd voertuig verwijderd was;
• Dat op de plaats waar het voertuigidentificatienummer behoorde te staan daar vijl- en lof slijpsporen zichtbaar waren;
• Dat de sticker met het typegoedkeuring onleesbaar gemaakt is;
• Dat het aangetroffen motornummer van voornoemd voertuig niet conform de originele fabriekswijze was aangebracht;
• Dat de karakters (de cijfers en letters) van het motornummer niet overeenkomen met de van fabriekswege gebruikte typen;
Overwegende dat ingevolge de artikelen 5.6.0 jo. bijlage VIII en/of artikel 5.6.1 van de Regeling Voertuigen een bromfiets voorzien dient te zijn van een identificatienummer aangebracht op een vast voertuigonderdeel en dat dit nummer als merk beschouwd dient te worden in de zin van artikel 219 van het Wetboek van Strafrecht.
Overwegende dat het etsen van het voertuig met als doel het originele voertuigidentificatienummer te achterhalen waarschijnlijk geen resultaat zal opleveren.
Overwegende dat een bromfiets met een niet door de fabrikant aangebracht voertuigidentificatienummer is bestemd tot het begaan van het strafbare feit van artikel 220 van het Wetboek van Strafrecht en dat een verwijderd en/of gewijzigd motornummer bestemd is tot het begaan van het strafbare feit van artikel 4l7bis van het Wetboek van Strafrecht en dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang;
(...)
Vordert dat de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam bovengenoemde bromfiets aan het verkeer onttrokken zal verklaren."
2.5.
De van belang zijnde wettelijke regeling (de Regeling voertuigen en Bijlage I bij die regeling) is weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5.7 en 5.8.
Uit art. 2.1 Regeling voertuigen in verbinding met art. 5 lid 5 en art. 12 van de tweede paragraaf van Hoofdstuk I van Bijlage I volgt dat in geval het oorspronkelijke, door de voertuigfabrikant aan het voertuig toegekende identificatienummer niet kan worden vastgesteld, aan dit voertuig geen identificatienummer zal worden toegekend door de Dienst Wegverkeer.
2.6.
Aan de vordering tot onttrekking aan het verkeer ligt ten grondslag dat het gezien de uitkomsten van het ingestelde technisch onderzoek naar de bromfiets naar alle waarschijnlijkheid niet mogelijk is het oorspronkelijke identificatienummer van de inbeslaggenomen bromfiets vast te stellen. Aangezien uit het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer niet blijkt dat deze stelling door of namens de belanghebbende is bestreden, moet het ervoor worden gehouden dat het verweer en het middel steunen op de opvatting dat in het geval dat het oorspronkelijke identificatienummer niet meer kan worden vastgesteld, zoals bij een 'omgekatte' bromfiets als de onderhavige, de toekenning van een nieuw identificatienummer mogelijk is. Die opvatting is onjuist.
Het oordeel van de Rechtbank dat het ongecontroleerde bezit van de bromfiets in strijd is met het algemeen belang, is niet onbegrijpelijk en, ook in het licht van hetgeen door en namens de belanghebbende is aangevoerd, toereikend gemotiveerd.
2.7.
Het middel is tevergeefs voorgesteld.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 maart 2015.
Conclusie 06‑01‑2015
Inhoudsindicatie
Beklag. Vordering ex. Art. 552f Sv jo. art. 36b Sr. Verzet tegen o.a.h.v. van een omgekatte bromfiets die onder derde in beslag is genomen. Uit art. 2.1 Regeling voertuigen jo. art. 5.5 en art. 12 van de tweede paragraaf van hoofdstuk I van Bijlage I volgt dat in geval het oorspronkelijke, door de voertuigfabrikant aan het voertuig toegekende identificatienummer niet kan worden vastgesteld, aan dit voertuig geen identificatienummer zal worden toegekend door de Dienst Wegverkeer. Aan de vordering tot o.a.h.v. ligt ten grondslag dat het gezien de uitkomsten van het ingestelde technisch onderzoek naar de bromfiets naar alle waarschijnlijkheid niet mogelijk is het oorspronkelijke identificatienummer van de inbeslaggenomen bromfiets vast te stellen. Aangezien uit het p-v van de behandeling in raadkamer niet blijkt dat deze stelling door of namens de belanghebbende is bestreden, moet het ervoor worden gehouden dat het verweer en het middel steunen op de opvatting dat in het geval dat het oorspronkelijke identificatienummer niet meer kan worden vastgesteld, zoals bij een ‘omgekatte’ bromfiets als de onderhavige, de toekenning van een nieuw identificatienummer mogelijk is. Die opvatting is onjuist. Het oordeel van de Rb. dat het ongecontroleerde bezit van de bromfiets in strijd is met het algemeen belang, is niet onbegrijpelijk en, ook in het licht van hetgeen door en namens belanghebbende is aangevoerd, toereikend gemotiveerd.
Nr. 13/03238 B Zitting: 6 januari 2015 | Mr. Knigge Conclusie inzake: [belanghebbende] |
1. Het Rechtbank Amsterdam heeft bij beschikking van 17 mei 2013 op vordering van het openbaar ministerie een bromfiets onttrokken aan het verkeer.
2. Tegen deze beschikking is namens de belanghebbende cassatieberoep ingesteld.
3. Namens belanghebbende heeft mr. J. el Hannouche, advocaat te Utrecht, een middel van cassatie voorgesteld.
4. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
4.1.
Het gaat in deze zaak om een onder [betrokkene] inbeslaggenomen bromfiets met het kenteken [001]. De Rechtbank heeft deze bromfiets, op vordering van het openbaar ministerie, onttrokken verklaard aan het verkeer. Uit namens mij bij het openbaar ministerie ingewonnen inlichtingen blijkt dat deze bromfiets op 22 juni 2013 – dus na het wijzen van de bestreden beschikking – is gesloopt.
4.2.
Waarop deze vernietiging is gebaseerd, is niet geheel duidelijk. De Rechtbank heeft vastgesteld dat de beslagene geen afstand heeft gedaan van de bromfiets, terwijl uit niets blijkt dat door de beslagene na de bestreden beschikking alsnog afstand van die bromfiets is gedaan. Er is daarom geen grond om aan te nemen dat de vernietiging is gebaseerd op art. 116 lid 2 sub c Sv. Het openbaar ministerie heeft voorts niet kunnen achterhalen of een machtiging ex art. 117 Sv is afgegeven, zodat evenmin kan worden aangenomen dat de vernietiging op laatstgenoemd artikel berust. Het heeft er een beetje de schijn van dat het openbaar ministerie heeft gemeend tot executie van de bestreden beschikking te kunnen overgaan nog voor zij onherroepelijk was.
4.3.
Het voorgaande betekent dat niet gezegd kan worden dat het beslag op de bromfiets op grond van art. 134 lid 2 onder b of c Sv is beëindigd. Beslissend voor de ontvankelijkheid van het cassatieberoep is dat overigens niet. Het gaat in casu immers niet om een voorlopig oordeel ex art. 552a Sv over het voortduren van het beslag, maar de definitieve oplegging van een maatregel, met betrekking tot het inbeslaggenomen voorwerp.1.De regel is dat alleen inbeslaggenomen voorwerpen aan het verkeer onttrokken kunnen worden, zodat die onttrekking niet mogelijk is als het beslag is opgeheven. Indien een voorwerp bij afzonderlijke beschikking in strijd met die regel onttrokken wordt aan het verkeer, staat tegen die onjuiste beschikking – ik zou haast zeggen uiteraard – cassatieberoep open.2.De uitzondering op de genoemde regel wordt gevormd door het geval waarin aan het beslag een einde is gekomen na vernietiging ex art. 117 Sv. Onttrekking aan het verkeer is dan nog wel mogelijk.3.Aan de beslagene of de rechthebbende komen daarbij de rechten toe die in art. 552f Sv aan de belanghebbende worden toegekend, waaronder het recht van beroep in cassatie.4.Diens belang is daarbij gelegen in de schadevergoeding die hem in beginsel toekomt als het desbetreffende voorwerp niet aan het verkeer onttrokken kan worden en teruggave daarvan niet meer mogelijk is als gevolg van de vernietiging.5.
4.4.
Zoals uit het voorgaande blijkt, hangt de ontvankelijkheid van het cassatieberoep niet af van de vraag of het beslag op de bromfiets (op al dan niet reguliere wijze) is beëindigd. Het zou ook bijzonder onbevredigend zijn als het openbaar ministerie het recht van de belanghebbende op een beoordeling in cassatie zou kunnen frustreren door alvast over te gaan tot vernietiging.
5. Het middel
5.1.
Het middel behelst naar de kern genomen de klacht dat het oordeel van de Rechtbank dat het ongecontroleerde bezit van de bromfiets in strijd is met het algemeen belang, in het licht van hetgeen door klager in raadkamer is aangevoerd, ontoereikend is gemotiveerd.
5.2.
Het proces-verbaal van de zitting in raadkamer houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
“Belanghebbende verklaart, zakelijk weergegeven:
In 2011 kreeg ik de bromfiets. Ik gebruikte hem voor school. Nu werk ik niet, maar tot twee weken terug wel. U zegt mij dat het VIN was verwijderd. Ik had de bromfiets gekocht van een buurman. Ik heb er geen verstand van en hij is bekend dus als hij gestolen is dan moeten ze bij hem zijn.
De raadsman verklaart, zakelijk weergegeven:
Bij gebrek aan wetenschap betwisten mijn cliënte en de beslagene de juistheid van de bevindingen. Mijn cliënte heeft geheel te goeder trouw de bromfiets gekocht voor € 1.000,- en er voor € 300,- aan gesleuteld.
De RDW heeft ons gezegd dat het framenummer ongeldig gemaakt kan worden en een nieuw framenummer kan worden ingeslagen.
De beslagene verklaart, zakelijk weergegeven:
Ik wist er niets van. Ik heb geen verstand van brommers.
De officier van justitie verklaart, zakelijk weergegeven:
Het gaat er nu niet om of belanghebbende schuldig is aan een strafbaar feit. Het gaat er om dat voertuigen moeten zijn voorzien van identificatienummer. Anders kan heling en diefstal worden verdoezeld. Voertuigen zonder of met een vals identificatienummer moeten op grond van de wet worden vernietigd.
De raadsman verklaart, zakelijk weergegeven:
Die situatie is mijns inziens te herstellen. De oorspronkelijke eigenaar is overigens zelf ook een aantal keer aangehouden. En daar is geen vervolg aan gegeven. Het lijkt erop dat ook de politie twijfelt.
De belanghebbende verklaart, zakelijk weergegeven:
Ik voel me opgelicht.”
5.3.
De bestreden beschikking houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
“Beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
- relevante feiten –
Op 2 september 2011 is de bromfiets onder beslagene [betrokkene] in beslag genomen nadat verbalisanten hadden geconstateerd dat de bromfiets waarop [betrokkene] reed, was voorzien van een kenteken dat hoorde bij een oud type Vespa ET-2, terwijl de betrokken bromfiets een nieuw model Vespa betrof.
Blijkens het proces-verbaal van 2 september 2011 is uit technisch onderzoek naar voren gekomen dat:
- het voertuigidentificatienummer was verwijderd;
- op de plaats waar het voertuigidentificatienummer hoort te staan, vijl- en/of slijpsporen zichtbaar waren;
- de sticker met het type goedkeuring onleesbaar is gemaakt;
- het aangetroffen motornummer niet conform de originele fabriekswijze was aangebracht en dat de karakters van het motornummer niet overeenkomen met de van fabriekswege gebruikte typen.
Beslagen [betrokkene] heeft verklaard dat hij de bromfiets had geleend van zijn vriendin [belanghebbende] (belanghebbende).
Belanghebbende heeft bij de politie verklaard dat zij de bromfiets voor € 1.000,- heeft gekocht van haar buurman.
Beslagene en belanghebbende hebben geen afstand gedaan van de bromfiets.
-standpunten-
De officier van justitie heeft verklaard dat het Openbaar Ministerie niet voornemens is om de beslagene te vervolgen en dat zij volhardt in de vordering aangezien een bromfiets met een niet door de fabrikant aangebracht voertuigidentificatienummer is bestemd tot het begaan van het strafbare feit, zoals bedoeld in artikel 220 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), en dat een verwijderd en/of gewijzigd motornummer is bestemd tot het begaan van het strafbare feit, zoals bedoeld in artikel 417bis Sr, en het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang.
Belanghebbende heeft in raadkamer verklaard dat zij de bromfiets graag terug wil en zich opgelicht voelt. Als de bromfiets is gestolen, moet de politie naar haar buurman gaan.
De raadsman heeft in raadkamer aangevoerd dat belanghebbende, bij gebrek aan wetenschap betwist dat de bevindingen kloppen. Ze heeft de bromfiets te goeder trouw gekocht en er voor € 300,- aan versleuteld. Volgens de raadsman is het volgens de RDW mogelijk dat het framenummer ongeldig wordt gemaakt, en dat er een nieuw framenummer wordt ingeslagen.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat uit de resultaten van het door de politie gedane onderzoek kan worden vastgesteld dat de onderhavige bromfiets op het moment van inbeslagname geen identificatienummer had.
Het is een feit van algemene bekendheid dat voertuigen voorzien van een vals, vervalst of verwijderd identificatienummer van diefstal afkomstig plegen te zijn. Door deze voertuigen terug te geven wordt het circuit van gestolen voertuigen in stand gehouden dan wel gestimuleerd. Het ongecontroleerde bezit van, in dit geval, een bromfiets zonder framenummer doet dan ook afbreuk aan een effectieve voorkoming en bestrijding van de handel in gestolen bromfietsen en is daarom in strijd met het algemeen belang in de zin van artikel 36c Sr.
Nu door de officier van justitie tevens in raadkamer is aangegeven dat er geen mogelijkheid bestaat om het oorspronkelijke voertuigidentificatienummer opnieuw aan te laten brengen, betekent het dat deze situatie ook ongewijzigd zal blijven.
De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen.”
5.4.
De Rechtbank heeft vastgesteld dat op de inbeslaggenomen bromfiets het voertuigidentificatienummer was verwijderd en dat op de plaats waar het voertuigidentificatienummer hoort te staan, vijl- en/of slijpsporen zichtbaar waren. Door de raadsman van de belanghebbende is in raadkamer aangevoerd dat de RDW heeft medegedeeld dat het framenummer ongeldig gemaakt kan worden en dat een nieuw framenummer kan worden ingeslagen, zodat de onrechtmatige situatie kan worden hersteld.
5.5.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat het ongecontroleerde bezit van een bromfiets zonder framenummer in strijd is met het algemeen belang. De Rechtbank heeft voorts overwogen dat de officier van justitie in raadkamer heeft aangegeven dat er geen mogelijkheid bestaat om het oorspronkelijke voertuigidentificatienummer opnieuw aan te laten brengen, hetgeen betekent dat de situatie ongewijzigd zal blijven.
5.6.
Dat aldus gemotiveerde oordeel is niet zonder meer begrijpelijk. Daarbij kan opgemerkt worden dat, anders dan de Rechtbank overweegt, uit het proces-verbaal van de zitting in raadkamer niet kan worden afgeleid dat door de officier van justitie aldaar is aangevoerd dat er geen mogelijkheid bestaat om het oorspronkelijke voertuigidentificatienummer opnieuw aan te laten brengen. Belangrijker is dat het zeer de vraag is of juist is dat de bedoelde mogelijkheid niet bestaat.6.In dit verband wijs ik op HR 21 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY9638, waarin de Hoge Raad in een vergelijkbaar geval het oordeel van de Rechtbank niet zonder meer begrijpelijk oordeelde en daarbij in aanmerking nam dat bij de behandeling in raadkamer was aangevoerd “dat naar in de branche gebruikelijk is na keuring weer het oorspronkelijke VIN-nummer op het voertuig kan worden aangebracht”.
5.7.
Dat echter is niet het hele verhaal. De nog niet beantwoorde vraag is of, als het gaat om een ‘omgekat’ voertuig, het mogelijk is om op gezag van de RDW een ander dan het oorspronkelijke VIN-nummer te laten aanbrengen. Art. 2.1 van de Regeling voertuigen, waarop in de schriftuur een beroep wordt gedaan, luidt als volgt:
1.In het kader van een aanvraag tot inschrijving of tenaamstelling, een individuele goedkeuring of een door de Dienst Wegverkeer uitgevoerd onderzoek kan door de Dienst Wegverkeer het voertuigidentificatienummer worden vastgesteld.
2.Indien van een voertuig het voertuigidentificatienummer ontbreekt, teniet is gegaan of geheel of ten dele onleesbaar is geworden, kan door de Dienst Wegverkeer een voertuigidentificatienummer worden vastgesteld, toegekend en ingeslagen.
3.Het voertuigidentificatienummer wordt vastgesteld, toegekend en ingeslagen op de wijze zoals vermeld in bijlage I.”
5.8.
De in het derde lid genoemde Bijlage I regelt in Hoofdstuk I de “Vaststelling en toekenning van het voertuigidentificatienummer”.7.De tweede paragraaf van dit hoofdstuk (“Voertuigen”) houdt het volgende in:
“Artikel 2. Vaststelling voertuigidentificatienummer zonder afzonderlijk onderzoek voertuig
Indien de vaststelling van het voertuigidentificatienummer geschiedt zonder afzonderlijk onderzoek van het betrokken voertuig door een bedrijf dat gebruik maakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel a, van het Kentekenreglement, wordt het voertuigidentificatienummer vastgesteld op basis van door de aanvrager verstrekte gegevens.
Artikel 3. Vaststelling voertuigidentificatienummer met afzonderlijk onderzoek voertuig
Indien vaststelling van het voertuigidentificatienummer geschiedt in het kader van de aanvraag van een inschrijving, dan wel inschrijving en tenaamstelling, met gebruikmaking van de bevoegdheid bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel a, met een afzonderlijk onderzoek van het betrokken voertuig, voor een individuele goedkeuring, dan wel voor een ander onderzoek, wordt het voertuigidentificatienummer vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikelen 4 tot en met 8.
Artikel 4. Het toegekende en vastgestelde voertuigidentificatienummer
In aanvulling op de artikelen 2 en 3 moet het, aan het voertuig door de voertuigfabrikant toegekende, en door de Dienst Wegverkeer voor hetzelfde voertuig vastgestelde, voertuigidentificatienummer op een vast voertuigdeel van het voertuig zijn ingeslagen. Indien het voertuig niet van een ingeslagen voertuigidentificatienummer is voorzien, dan wordt door de Dienst Wegverkeer, op de wijze vermeld in artikel 11, een voertuigidentificatienummer ingeslagen.
Artikel 5. Identificatie
1. De vaststelling van het voertuigidentificatienummer, bedoeld in artikel 3, geschiedt aan de hand van het in het voertuig ingeslagen voertuigidentificatienummer of overige voertuigkenmerken op grond waarvan eenduidig het voertuigidentificatienummer kan worden herleid.
2. Vervanging van versleten, beschadigde of ernstig gecorrodeerde hoofdonderdelen door ongebruikte onderdelen die volledig overeenkomen met het onderdeel waarvoor zij in de plaats komen, worden als reparatie aangemerkt. In dat geval wordt het oorspronkelijke voertuigidentificatienummer aangehouden behorende bij dat betreffende hoofdonderdeel. Met uitzondering van het hoofdonderdeel aandrijflijn mag wanneer het hoofdonderdeel niet meer wordt gefabriceerd en niet meer leverbaar is, een door derden vervaardigd hoofdonderdeel zijn gebruikt, mits dit naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer of een bevoegde instantie van een lidstaat van de Europese Unie gelijkwaardig is aan het oorspronkelijke hoofdonderdeel welke wordt vervangen.
3. In aanvulling op het vermelde in het tweede lid geldt dat in geval het hoofdonderdeel met het door de voertuigfabrikant ingeslagen voertuigidentificatienummer wordt vervangen, dit voertuigonderdeel met het voertuigidentificatienummer moet worden ingeleverd bij de Dienst Wegverkeer voorafgaand aan de inslag van het voertuigidentificatienummer door de Dienst Wegverkeer.
4. Indien één of meer hoofdonderdelen niet zijn te identificeren of indien blijkt dat één of meer hoofdonderdelen van diefstal afkomstig zijn, wordt geen voertuigidentificatienummer vastgesteld.
5. Indien naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer een voertuigidentificatienummer niet is vast te stellen, wordt geen voertuigidentificatienummer door de Dienst Wegverkeer toegekend.
6. In afwijking van het vijfde lid wordt, indien naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer door de voertuigfabrikant oorspronkelijk geen voertuigidentificatienummer is toegekend, door de Dienst Wegverkeer een voertuigidentificatienummer toegekend.
7. Indien het een samengesteld voertuig betreft dan wordt het voertuigidentificatienummer voorts vastgesteld overeenkomstig paragraaf 3 van deze bijlage.
Artikel 6. Nader onderzoek
Indien twijfel bestaat over de juistheid van het voertuigidentificatienummer, onder meer omdat het van fabriekswege ingeslagen voertuigidentificatienummer ontbreekt, teniet is gegaan of geheel of ten dele onleesbaar is geworden, kan de Dienst Wegverkeer een nader onderzoek instellen.”
Art. 12 van Bijlage I houdt ten slotte in:
“Artikel 12. Geen inslag van het voertuigidentificatienummer
Indien het voertuigidentificatienummer niet is vast te stellen op de wijze bedoeld in hoofdstuk 1 van deze bijlage, wordt geen voertuigidentificatienummer aangebracht.”
5.9.
Deze regeling, en meer in het bijzonder art. 5, leden 4 en 5 in verbinding met art. 12 Bijlage I, laat naar mijn mening geen andere conclusie toe dan dat het toekennen en vervolgens aanbrengen van een ander dan het oorspronkelijke VIN-nummer aan een voertuig dat als gevolg van het omkatten van dat voertuig niet meer te identificeren is, niet tot de mogelijkheden behoort.8.In de schriftuur wordt erop gewezen dat het gevolg daarvan kan zijn dat de verkrijger te goeder trouw, die op grond van art. 3:86 BW de rechtmatige eigenaar van het voertuig is geworden, met lege handen staat. Daar wordt het echter niet anders van. Ik merk daarbij op dat de hardheid van de wettelijke regeling op dit punt wordt verzacht door de mogelijkheid om de rechthebbende ingeval van onttrekking aan het verkeer een geldelijke tegemoetkoming toe te kennen (art. 36b lid 2 jo. Art. 33c, leden 2 en 3 Sr). De Rechtbank heeft in de onderhavige zaak geen geldelijke tegemoetkoming toegekend. In de schriftuur wordt daarover niet geklaagd.
5.10.
Waartoe moet het voorgaande leiden? Een blik achter de papieren muur leert dat de vordering tot onttrekking aan het verkeer, naast een weergave van de uitkomsten van het ingestelde technisch onderzoek, onder meer inhoudt dat “het etsen van het voertuig met als doel het originele voertuigidentificatienummer te achterhalen waarschijnlijk geen resultaat zal opleveren”. Die stelling is in raadkamer door of namens de belanghebbende niet bestreden, terwijl aldaar evenmin is aangevoerd dat de bromfiets op andere wijze (dan “etsen”) bij nader onderzoek alsnog geïdentificeerd kan worden. Gelet daarop kan het ervoor gehouden worden dat het in feitelijke aanleg gevoerde verweer en het daarop in cassatie voortbordurende middel steunt op de opvatting dat toekenning van een ander dan het oorspronkelijke VIN-nummer in dit geval mogelijk is. Aangezien die opvatting onjuist is, kan het middel niet slagen.
6. Het middel faalt.
7. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden beschikking ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
8. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 06‑01‑2015
Vgl. HR 2 maart 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1365.
HR 14 december 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR4905.
Zie o.m. HR 25 januari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR7155.
Zie in dit verband art. 119 lid 2 Sv. Of dat artikellid van overeenkomstige toepassing is in gevallen als, naar het zich laat aanzien, het onderhavige, waarin art. 117 Sv geen toepassing heeft gevonden, is een vraag die ik hier onbesproken laat. Mogelijk is de belanghebbende in zo’n geval aangewezen op de civielrechtelijke weg.
Op de website van de RDW staat het volgende: “Bij controle van uw voertuig door bijvoorbeeld de politie of tijdens de APK-keuring kan blijken dat het VIN door roest of schade geheel of gedeeltelijk onleesbaar is of dat het helemaal niet is ingeslagen. Het nummer moet dan alsnog of opnieuw worden ingeslagen. In Nederland is de RDW de enige instantie die het VIN opnieuw in een voertuig mag inslaan. (...) Voordat de RDW het VIN (opnieuw) in uw voertuig inslaat, vindt een identiteitsonderzoek plaats bij een RDW-keuringsstation (https://www.rdw.nl/overrdw/Keuringsstations/Paginas/adresoverzicht.aspx?Path=Portal/Particulier/APK/Goed–%20of%20afgekeurd). Bij dit onderzoek moet de RDW kunnen vaststellen dat het VIN inderdaad bij uw voertuig hoort. Het is daarbij belangrijk dat u uw voertuig in ongewijzigde staat laat zien. De RDW kan de inslag weigeren als zij de identiteit van uw voertuig niet kan vaststellen. Gevolg daarvan is, dat de RDW de registratie beëindigd en de tenaamstelling vervallen verklaart. U mag dan niet meer met het voertuig rijden.” (https://www.rdw.nl/Particulier/Paginas/Problemen-met--identificatienummer-(VIN)--van-uw-voertuig.aspx)
Bijlage I is met ingang van 1 januari 2014 (Stct. 2013, 26590) gewijzigd. Ik ga hier uit van de gewijzigde tekst omdat de thans geldende regeling na een eventuele verwijzing of terugwijzing van de zaak toegepast zal moeten worden en dus mede bepalend is voor de vraag of de belanghebbende voldoende belang heeft bij haar cassatieberoep. Overigens verschilt de Bijlage I die gold ten tijde van de bestreden beschikking (Stct 2009, nr. 81) niet wezenlijk van de huidige Bijlage I. Zie m.n. de art. 4 lid 3 en art. 10 van de oude Bijlage, die overeenkomen met art. 5 lid 4 en art. 12 van de thans geldende Bijlage.
Op basis van de oude Bijlage I komt de Rechtbank Oost-Brabant 28 april 2014, ECLI:NL:RBOB:2014:2262 tot dezelfde conclusie.
Beroepschrift 20‑05‑2014
SCHRIFTUUR HOUDENDE MIDDELEN VAN CASSATIE
Hoge Raad der Nederlanden
T.a.v. de strafgriffie
Postbus 20303
2500 EH DEN HAAG
Inzake:
[verzoekster] geboren op [geboortedatum] 1985 (hierna te noemen: ‘verzoekster’), wonende te ([postcode]) [woonplaats] aan de [adres], te dezer zake woonplaats kiezende te (3531 WR) Utrecht aan de Niasstraat 1, ten kantore van Advocatenkantoor El Hannouche, van welk kantoor mr. drs. J. el Hannouche te dezen tot haar advocaat wordt gesteld, zulks met het recht van substitutie.
I. Inleiding
1
Verzoekster tot cassatie van de te harer laste gewezen beschikking van de rechtbank Amsterdam, met het zaaknummer RK 13/1664, uitgesproken op 17 mei 2013 (hierna: ‘de bestreden beschikking’), dient hierbij het navolgende cassatiemiddel in.
II. Cassatiemiddel I
2
Het recht is geschonden en/of er zijn vormen verzuimd waarvan niet-naleving nietigheid meebrengt. In het bijzonder is artikel 36 c Sr, artikel 2.1 Regeling voertuigen en artikel 6 EVRM geschonden, doordat de rechtbank in de stelling van verzoekster dat de RDW opnieuw het voertuigidentificatienummer kan toekennen en inslaan ten onrechte geen aanleiding heeft gevonden om hiernaar nader onderzoek te doen, althans de verdediging de gelegenheid te geven om zich nader uit te laten over de betwisting van voornoemd standpunt door het openbaar ministerie.
II.1. Toelichting cassatiemiddel I
3
De rechtbank is er zonder nader onderzoek van uit gegaan dat het niet mogelijk is om een voertuigidentificatienummer toe te kennen en in te slaan, wanneer zulks een identificatienummer ontbreekt. Van de zijde van de verdediging is echter expliciet aangevoerd dat dit wel degelijk mogelijk is hetgeen ook is bepaald in artikel 2.1 Regeling voertuigen onder 2. Dit is van belang nu de rechtbank overweegt dat ongecontroleerd bezit van ‘in dit geval, een bromfiets zonder framenummer’ afbreuk doet aan een effectieve voorkoming en bestrijding van de handel in gestolen bromfietsen en daarom in strijd zou zijn met het algemeen belang in de zin van artikel 36 c Sr.
4
De rechtbank overweegt voorts dat de officier van justitie in de raadkamer heeft aangegeven dat er geen mogelijkheid is om het oorspronkelijke voertuigidentificatienummer opnieuw aan te laten brengen en oordeelt dat de situatie derhalve ongewijzigd zal blijven. De rechtbank miskent daarmee de realiteit van artikel 2.1 Regeling voertuigen en de praktijk van de RDW die het mogelijk maakt om identificatienummers opnieuw aan te brengen dan wel een nieuw identificatienummer toe te wijzen en in te slaan.
5
Op die wijze ontstaat, zeker wanneer is voldaan aan de vereisten van 3:86 BW, een nieuwe situatie waarbij degene die het in beslag genomen voorwerp onder zich heeft niet alleen rechtmatig eigenaar is en blijft maar ook wordt voorkomen dat afbreuk wordt gedaan aan een effectieve voorkoming en bestrijding van de handel in gestolen bromfietsen. Immers, niet ter discussie staat dat verzoekster de betreffende bromfiets te goeder trouw heeft aangeschaft en dat voor het overige is voldaan aan artikel 3:86 BW. Derhalve is als de rechtbank gevolgd moet worden het ontbreken van een geldig identificatienummer het enige dat ontbreekt om te kunnen oordelen dat de bromfiets teruggeven kan worden aan verzoekster als zijnde de rechtmatige eigenaar van de bromfiets.
6
Gezien het voorgaande is verzoekster de kans op een eerlijk proces ontnomen doordat de rechtbank zonder meer is uitgegaan van de blote stelling vanwege het openbaar ministerie zonder te motiveren wat de grondslag is van deze aanname door de rechtbank en derhalve wat de grondslag is voor afwijzing van het standpunt van de verdediging inhoudende dat een identificatienummer opnieuw kan worden aangebracht. Indien de verdediging, na de betwisting vanwege het openbaar ministerie in de raadkamer, in de gelegenheid was gesteld om het standpunt omtrent het opnieuw toekennen en inslaan van het voertuigidentificatienummer nader te motiveren had de rechtbank zich hier voorts gemotiveerd over kunnen uitlaten. Die kans is echter niet geboden door de rechtbank met het gevolg dat verzoekster van overheidswege haar eigendom heeft verloren.
III. Conclusie
7
Gezien het voorgaande kan de bestreden beschikking niet in stand blijven zodat verzoekster Uw Raad verzoekt om deze te vernietigen.
III.1. Volmacht tot indiening
8
Deze cassatieschriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr. drs. J. el Hannouche, advocaat te (3531 WR) Utrecht, kantoorhoudende aan de Niasstraat 1, die hierbij verklaart tot deze ondertekening en indiening door rekwirant bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd.
Utrecht, 20 mei 2014
Advocaat