RvdW 2018/236
Niet-ontvankelijkheid OM in de vervolging omdat verdachte aan de Aanwijzing Opiumwet ‘het gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen’ dat hij niet zou worden vervolgd ter zake van — kort gezegd — het in stand houden van een handelsvoorraad van bijna 7,5 kg hennep ten behoeve van de exploitatie van zijn coffeeshop. Dat oordeel is onbegrijpelijk.
HR 30-01-2018, ECLI:NL:HR:2018:25
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
30 januari 2018
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
16/03909
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:25, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 30‑01‑2018
ECLI:NL:PHR:2017:1501, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑12‑2017
Essentie
Niet-ontvankelijkheid OM in de vervolging omdat verdachte aan de Aanwijzing Opiumwet ‘het gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen’ dat hij niet zou worden vervolgd ter zake van — kort gezegd — het in stand houden van een handelsvoorraad van bijna 7,5 kg hennep ten behoeve van de exploitatie van zijn coffeeshop. Dat oordeel is onbegrijpelijk.
Partij(en)
30 januari 2018
Strafkamer
nr. S 16/03909
LBS/KD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 3 juni 2016, nummer 22/005214-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.