RFR 2021/14
Periodiek verrekenbeding. Is de ex-echtgenoot geslaagd in de weerlegging van het vermoeden van art. 1:141 lid 3 BW?
HR 16-10-2020, ECLI:NL:HR:2020:1631
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16 oktober 2020
- Magistraten
Mrs. M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
19/01954
- Conclusie
A-G mr. M.L.C.C. Lückers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS251006:1
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1631, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑10‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:225, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑03‑2020
- Wetingang
Art. 1:141 BW
Essentie
Huwelijksvermogensrecht. Periodiek verrekenbeding.
Heeft het hof terecht geoordeeld dat de man is geslaagd in de weerlegging van het vermoeden van art. 1:141 lid 3 BW? Heeft het hof zijn oordeel over de af te storten pensioenbijdrage voldoende gemotiveerd?
Samenvatting
Partijen zijn staande huwelijk bij notariële akte huwelijkse voorwaarden overeengekomen, onder meer inhoudende uitsluiting van elke gemeenschap van goederen, een periodiek verrekenbeding ter zake van netto-inkomen uit arbeid, waaronder mede worden begrepen uitkeringen ter vervanging van inkomsten uit arbeid, zoals pensioenuitkeringen, alsmede opgenomen winst uit zelfstandig uitgeoefend beroep en bedrijf. Het huwelijk van partijen is op 1 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.