Blijkens een akte partiële intrekking cassatie d.d. 13 november 2020 is het cassatieberoep partieel ingetrokken wat betreft “de gegeven vrijspraak van het onder 2 primair bij de diefstal tenlastegelegde voorafgaande, vergezellende en gevolgde geweld en bedreiging met geweld”.
HR, 12-10-2021, nr. 19/04941
ECLI:NL:HR:2021:1415
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12-10-2021
- Zaaknummer
19/04941
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2021:1415, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑10‑2021; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:763
ECLI:NL:PHR:2021:763, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑08‑2021
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2021:1415
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2021-0308
Uitspraak 12‑10‑2021
Inhoudsindicatie
Medeplegen opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden (art. 282.1 Sr) en medeplegen (gelegenheids)diefstal Iphone (art. 310 Sr). Bewijsklacht medeplegen diefstal Iphone. Uit bewijsvoering kan niet z.m. volgen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen diefstal, in aanmerking genomen dat, gelet op wat hof heeft overwogen over omstandigheid dat sprake is geweest van ‘gelegenheidsdiefstal’, aan ‘s hofs vaststellingen betreffende de rol die verdachte heeft gehad bij bewezenverklaarde vrijheidsberoving geen betekenis toekomt voor bewijs van bewezenverklaarde diefstal. Volgt gedeeltelijke vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/04941
Datum 12 oktober 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 oktober 2019, nummer 21/003603-15, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte.
Volgens de daarvan opgemaakte akte is het beroep niet gericht tegen de gegeven vrijspraak van het onder 2 primair bij de diefstal tenlastegelegde voorafgaande, vergezellende en gevolgde geweld en bedreiging met geweld.
Namens de verdachte heeft J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur en aanvullende schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit. Het vierde cassatiemiddel is schriftelijk toegelicht.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 2 primair tenlastegelegde feit ten aanzien van het handelen samen en in vereniging (hierna: het medeplegen) niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
2.2.1
De tenlastelegging ter zake van de feiten 1 en 2 is, voor zover hier van belang, weergegeven in de conclusie van de advocaat‑generaal onder 4. Daarvan is bewezenverklaard dat:
“1. primair
hij op 06 november 2013 te Arnhem tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben verdachte en zijn mededader met dat opzet die [slachtoffer] bij de schouder vastgepakt/vastgegrepen en vervolgens in die garagebox geduwd en vervolgens de garagedeur, nadat verdachte en die [slachtoffer] binnen waren, (af)gesloten (waardoor die [slachtoffer] niet weg kon);
2. primair
hij op 06 november 2013 te Arnhem tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Iphone, merk Apple, kleur wit, toebehorende aan [slachtoffer] .”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof van 9 oktober 2019, onder meer, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op 6 november 2013 waren [betrokkene 2] , [betrokkene 4] en ik in mijn garagebox in Arnhem . Ik heb [betrokkene 3] toen gebeld.
2. Een proces-verbaal van aangifte, nr. PL078L-2013119269-1, op 7 november 2013 gesloten en ondertekend door verbalisant [verbalisant 1] , onder meer, telkens zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] : (p. 83 en 85)
Op 6 november 2013 werd ik gebeld door [betrokkene 2] . [betrokkene 2] zei dat ik hem had genaaid. Hij zei dat het over de gestolen scooter van [betrokkene 1] (het hof leest: [betrokkene 1] ) ging. Wij spraken af dat we elkaar bij de Albert Heijn aan de [a-straat] in Arnhem zouden treffen. Ik schat dat ik om 15:45 uur bij de Albert Heijn was. Ik sprak met [betrokkene 2] bij de hoofdingang. [betrokkene 2] zei dat ik over hem had gesproken. Hij gaf aan dat ik ook de andere kant van het verhaal moest horen. In verband daarmee zei hij dat ik met hem mee moest gaan. Ik ben bij [betrokkene 2] achter op de scooter gestapt en we zijn weggereden naar een zijstraat van de [b-straat] in Arnhem . We hebben daar in de wijk wat rond gereden totdat [betrokkene 2] de scooter bij een grote gast tot stilstand bracht. Ze begonnen met elkaar te praten. [betrokkene 2] zei tegen mij dat die jongen daar woonde en hij wees op een rode ijzeren deur. We zijn met zijn drieën naar de rode deur gelopen. [betrokkene 2] nam zijn scooter mee. Ik zag dat die grote gast een sleutel had waarmee hij de deur open maakte. Ik zag dat ik op een pleintje kwam met allemaal garageboxen. We liepen naar een garage en die grote gast maakte de garagedeur met een sleutel open. [betrokkene 2] pakte mij toen bij mijn schouder en duwde mij de garage in. Toen we binnen waren sloot die grote gast de garagedeur. De garage was helemaal donker.
Direct nadat ik de garage in was geduwd en de deur was gesloten, kreeg ik vuisten van [betrokkene 2] . Met vuisten bedoel ik dat [betrokkene 2] mij met zijn vuisten sloeg. Hij sloeg mij op mijn gezicht. Ik had pijn door de vuisten die ik van [betrokkene 2] kreeg.
[betrokkene 2] zei dat ik [betrokkene 1] moest bellen om zijn naam schoon te vegen. Hij zei dat ik iemand anders zijn naam moest noemen die de scooter van [betrokkene 1] had gestolen. Ik stelde voor om de naam [betrokkene 3] (het hof leest: [betrokkene 3] ) te noemen. Kort daarna kwam ook [betrokkene 3] in de garage. Ik kreeg een vuist van [betrokkene 3] op mijn gezicht.
Op een gegeven moment toen we in de garage waren, zei [betrokkene 2] tegen die grote gozer dat hij een zaag moest pakken. Die zaag was een slijptol met een snoer er aan. De gozer stopte de stekker van de slijptol in het stopcontact. Hij hield de slijptol bij mijn voet en vroeg op dreigende toon of hij een stuk van mijn teen af moest zagen? Ik denk dat de slijptol groen van kleur was. Het was erg intimiderend en ze stonden met z’n drieën te lachen.
Ook heeft [betrokkene 2] tegen die gozer gezegd dat hij een jerrycan moest pakken. Die gozer heeft dat ook gedaan. Die gozer liet mij de jerrycan zien en ik hoorde [betrokkene 2] vragen of ze mij in de brand moesten steken? Ook zei [betrokkene 2] dat als ze mij in de garage in brand zouden steken niemand er achter zou komen.
Tijdens het voorval hebben ze ook mijn iPhone gepakt. [betrokkene 2] hield de iPhone.
(...)
3. Een proces-verbaal verhoor aangever, nr. PL078L-2013119269-6, op 7 november 2013 gesloten en ondertekend door verbalisant [verbalisant 1] , onder meer, zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] : (p. 91)
U vraagt mij hoe mijn mobiele telefoon er uitzag die [betrokkene 2] van mij heeft gestolen. Het was een iPhone 4, wit van kleur.
Het hof overweegt nog dat het een feit van algemene bekendheid is dat een iPhone 4 een mobiele telefoon van het merk Apple is.
4. Een proces-verbaal verhoor aangever, nr. PL078L-2013119269-19, op 11 november 2013 gesloten en ondertekend door verbalisant [verbalisant 2] , onder meer, zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] : (p. 94 en 95)
We liepen via de grote toegangsdeur naar het pleintje met de garageboxen. We liepen naar de eerste garage aan de linkerkant. De grote jongen opende de garagebox met zijn eigen sleutel. De deur ging naar boven open en hij liep de garagebox in. Hij zei op dreigende toon tegen mij: “Kom maar binnen.” Ik zei: “nee, ik ga niet.” Toen pakte [betrokkene 2] me bij mijn schouder en zei: “Lopen nou!” Toen we met z’n drieën in de garagebox stonden, deed de grote jongen gelijk de garagedeur dicht. [betrokkene 2] zei dat ik mijn schoenen uit moest doen.
[betrokkene 2] zei tegen die grote jongen dat hij die zaag moest pakken. De grote jongen stopte de stekker in het stopcontact Hij deed hem een paar keer aan zodat ik hoorde dat de zaag werkte. De grote jongen vroeg: “Zullen we een stukje van je teen afsnijden?” Hij boog zich naar mij toe en hield de zaag op ongeveer 30 centimeter bij mijn voet vandaan. Daarna pakte hij de schoenen en hij ging de onderkant van mijn zool slijpen.
(...)
7. Een proces-verbaal van verhoor van getuige van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Gelderland, van 31 maart 2015, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [betrokkene 3] :
V = vraag A= antwoord getuige O=opmerking
V: Kunt u aangeven hoe u daar in de garage bent gekomen?
A: Ik ben gebeld. Er was iets aan de hand. [verdachte] (hof: [verdachte] ) belde mij. Ik wist alleen dat iemand mij ergens van wilde beschuldigen.
V: Bent u direct naar de garagebox gegaan of eerst naar het huis van [verdachte] ?
A: Naar de garagebox. Er waren twee deuren. [verdachte] heeft die deuren opengemaakt. Ik ben toen met hem de box ingelopen.
V: Was het daar licht of donker?
A: Het was donker.
V: Heeft u ook nog geweld toegepast?
A: Ik heb hem in zijn gezicht vastgepakt en hem gezegd dat hij mij niet de schuld moest geven.
O: U houdt de verklaring van de aangever voor, pag. 84. “Op een gegeven moment........ geraakt”.
V: Wat is uw reactie?
A: Ik heb wel een slijptol gezien. Daar zijn inkepingen mee gemaakt in de schoen van het slachtoffer.
V: Was het donker toen u naar buiten ging?
A: Het was al donker. Het klopt dat toen ik aankwam de box dicht was.
V: Wie deed dat met die slijptol?
A: Dat was [verdachte] .”
2.2.3
Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder het volgende overwogen:
“Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt voorts nog als volgt.
(...)
De raadsvrouw heeft voorts bepleit dat er geen sprake is geweest van medeplegen. Het enkele feit dat verdachte huurder was van de garagebox en aanwezig was tijdens het incident met [slachtoffer] maakt hem geen medepleger. Voorts is niet gebleken dat verdachte uitvoeringshandelingen heeft verricht, aldus de raadsvrouw.
Het hof verwerpt dit verweer.
Zoals hiervoor overwogen, acht het hof de verklaringen van de aangever betrouwbaar. Het hof gaat bij de beoordeling van het onder 1 primair ten laste gelegde dan ook uit van deze verklaringen, waaruit blijkt dat de rol van de verdachte aanmerkelijk groter is geweest dan verdachte zelf heeft verklaard. Uit die verklaringen blijkt dat verdachte de deur van de garagebox heeft geopend en hij deze, nadat zijn medeverdachte de aangever bij de schouder had vastgepakt en hem de box had ingeduwd, ook heeft gesloten. In de box hebben verdachte en zijn mededader de aangever van zijn vrijheid beroofd gehouden, heeft de medeverdachte aangever geslagen en bedreigd en heeft verdachte aangever een jerrycan met benzine getoond en heeft hij een slijptol aangezet en deze bij de voet van aangever gehouden en gezegd: “zullen we een stukje van je teen afsnijden”. Vervolgens heeft hij met die slijptol een stukje van de schoen van aangever afgeslepen. Hieruit volgt dat de verdachte samen met zijn medeverdachte bij de uitvoering van de ten laste gelegde feiten betrokken is geweest en dat hij bij die uitvoering een rol heeft gehad die van voldoende gewicht is geweest.
De raadsvrouw heeft betwist dat er sprake was van een bedreiging van een zodanige ernst dat aangever belemmerd werd de kelderbox te verlaten.
Het hof is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat er wel degelijk sprake was van zulke serieuze bedreigingen dat het begrijpelijk is dat aangever zich door de aard en ernst van de bedreigingen belemmerd en niet vrij voelde om de afgesloten garagebox te verlaten op een moment dat daartoe ogenschijnlijk de mogelijkheid bestond. Uit het vorenstaande leidt het hof af dat verdachte en zijn mededader voortdurend in de nabijheid van aangever zijn gebleven en dat zij hem door bedreigingen en uitingen van geweld hebben belemmerd de garagebox te verlaten.
Ter zake van het na wijziging van de tenlastelegging onder 2 aan verdachte verweten feit stelt het hof vast dat de tenlastelegging zo is geredigeerd dat het de kennelijke bedoeling van de officier van justitie is geweest om als primair verwijt de diefstal in vereniging voorafgegaan/vergezeld of gevolgd door geweld of bedreiging met geweld ten laste te leggen. Subsidiair is omschreven, kort gezegd, de alternatief/cumulatief omschreven verwijten van het medeplegen van bedreiging, mishandeling en diefstal.
Het hof is van oordeel dat onvoldoende vast is komen te staan dat verdachten met het tenlastegelegde geweld en bedreiging met geweld het oogmerk hadden om de diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken of zich te verzekeren van het bezit van de I-phone van aangever. Naar het oordeel van het hof moet het onder 2 primair aan verdachte verweten feit worden beschouwd als een “gelegenheidsdiefstal”.
Het hof komt aldus onder 1 primair (de Hoge Raad begrijpt: 2 primair) tot een bewezenverklaring van medeplegen van diefstal van de I-phone van aangever en komt, anders dan de rechtbank, aan een beoordeling van de subsidiair aan verdachte verweten feiten niet toe.”
2.3
Uit de bewijsvoering blijkt dat (i) de aangever [slachtoffer] door de verdachte en diens medeverdachte [betrokkene 2] wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd, waarbij naast de verdachte twee andere personen aanwezig waren, en dat (ii) de aangever heeft verklaard dat ze tijdens dat voorval zijn iPhone hebben gepakt en dat [betrokkene 2] die iPhone hield.Anders dan het hof kennelijk heeft geoordeeld, kan hieruit niet zonder meer volgen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 bewezenverklaarde medeplegen van diefstal. De bewezenverklaring is daarom ontoereikend gemotiveerd. De Hoge Raad neemt hierbij mede in aanmerking dat, gelet op wat het hof heeft overwogen over de omstandigheid dat sprake is geweest van een “gelegenheidsdiefstal”, aan de vaststellingen van het hof betreffende de rol die de verdachte heeft gehad bij de onder 1 bewezenverklaarde vrijheidsberoving geen betekenis toekomt voor het bewijs van de onder 2 bewezenverklaarde diefstal.
2.4
Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld.
3. Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van de overige cassatiemiddelen niet nodig.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 2 tenlastegelegde voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen zoals hiervoor onder 1 is weergegeven en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 oktober 2021.
Conclusie 31‑08‑2021
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Art. 311.1 Sr. Middel klaagt dat bewijsmiddelen niet redengevend zijn voor bewezenverklaring van het door de verdachte tezamen en in vereniging plegen van diefstal van een iPhone. Conclusie strekt tot partiële vernietiging en terugwijzing.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 19/04941
Zitting 31 augustus 2021
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte.
Inleiding
1. De verdachte is bij arrest van 23 oktober 2019 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, wegens 1 primair “medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden”, 2 primair “diefstal door twee of meer verenigde personen” en 3. “openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, met aftrek van voorarrest. Verder heeft het hof een beslissing genomen over twee vorderingen van benadeelde partijen, aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd en de tenuitvoerlegging gelast van twee eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen, een en ander als in het arrest vermeld.
2. Het cassatieberoep is ingesteld1.namens de verdachte en mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, heeft bij schriftuur en aanvullende schriftuur vier middelen van cassatie voorgesteld. Het vierde middel is door de steller van het middel schriftelijk nader toegelicht.
Eerste middel
3. Het middel klaagt dat de bewijsmiddelen niet redengevend zijn voor de bewezenverklaring van het onder 2 bewezenverklaarde door de verdachte tezamen en in vereniging plegen van diefstal van een iPhone.
4. Aan de verdachte is onder 1 en 2, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, tenlastegelegd dat:
“1.primair
hij op of omstreeks 06 november 2013 te Arnhem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet
-die [slachtoffer] meegenomen/vervoerd naar een garagebox en/of
-(vervolgens) die [slachtoffer] bij de schouder vastgepakt /vastgegrepen en/of (vervolgens) in die garagebox geduwd/bewogen en/of
-(vervolgens) genoemde de (garage)deur, nadat verdachte(e) en die [slachtoffer] binnen waren (af)gesloten(waardoor die [slachtoffer] niet weg kon) en/of
-die [slachtoffer] gedurende drie (3) a vier (4) uren in genoemde garagebox heeft (vast)gehouden en/of
-opzettelijk tot voornoemde wederrechtelijke vrijheidsberoving een plaats heeft verschaft;
1. subsidiair
[…]
2. primair
hij op of omstreeks 06 november 2013 te Arnhem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Iphone, merk Apple, kleur wit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
-die [slachtoffer] meegenomen/vervoerd naar een garagebox en/of -(vervolgens) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op het gezicht, althans op/tegen het hoofd gestompt/geslagen en/of
-(vervolgens) werd gedwongen/bewogen ene [betrokkene 1] te bellen teneinde deze mede te delen dat niet verdachte [betrokkene 2] de bromfiets van [betrokkene 1] had gestolen, maar ene [betrokkene 3] dit gedaan zou hebben en/of
-tegen die [slachtoffer] heeft gezegd/geroepen dat deze zijn schoenen uit moest trekken en/of tegen zijn medeverdachte gezegd/geroepen dat hij een slijptol moest pakken en/of
-tegen die [slachtoffer] heeft gezegd "hier heb ik een kettingzaag (opm. betrof een slijptol) en daarmee snijd ik je open" en/of
-tegen die [slachtoffer] heeft gezegd "Niemand kan jou helpen, jouw vader niet en de politie bij jou om de hoek ook niet" en/of
-tegen die [slachtoffer] heeft gezegd/medegedeeld "als je iets verteld, dan krijg je dit (hetgeen er in de garage box gebeurde), maar dat ontvoer ik je naar Suriname en dan krijg je met mijn mannen te maken" en/of
-tegen die [slachtoffer] heeft gezegd/medegedeeld "Wij kunnen jou verbranden en er zal nooit meer over je gepraat worden en/of
-zijn medeverdachte geboden/bevolen een jerrycan met benzine aan die [slachtoffer] te tonen/voor te houden en/of
-tegen die [slachtoffer] en/of zijn -verdachtes- medeverdachte heeft gezegd/geopperd: "zullen we een stukje van je teen afsnijden" (waarbij -de al dan niet draaiende- slijptol op ongeveer 30 centimeter van de voeten van die Ainudding werd gehouden) en/of
-tegen die [slachtoffer] heeft gezegd/geroepen dat hij op zijn knieën moest gaan zitten en/of
-(vervolgens) de kleding van die [slachtoffer] heeft afgetast/doorzocht (waarbij de I-phone van die [slachtoffer] werd gevonden en/of weggenomen en/of -(vervolgens) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd medegedeeld dat hij met verdachte en zijn medeverdachte(n) naar banken moest rijden en/of rekeningen en/of bankpasjes moest aanvragen en dat verdachte en of zijn medeverdachten in de auto zouden blijven en toezicht zouden houden en/of
-tegen die [slachtoffer] heeft gezegd/geroepen dat hij ook naar telefoonwinkels moest en abonnementen moest afsluiten met I-phones en/of de I-phone(s) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) moest geven;
2. subsidiair
[…]”.
5. Daarvan heeft het hof bewezenverklaard dat:
“1. primair
hij op 06 november 2013 te Arnhem tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben verdachte en zijn mededader met dat opzet
-die [slachtoffer] bij de schouder vastgepakt /vastgegrepen en vervolgens in die garagebox geduwd en
-vervolgens de (garage)deur, nadat verdachte en die [slachtoffer] binnen waren, (af)gesloten (waardoor die [slachtoffer] niet weg kon);
2. primair
hij op 06 november 2013 te Arnhem tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Iphone, merk Apple, kleur wit, toebehorende aan [slachtoffer] .”
6. Deze bewezenverklaring steunt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, op de volgende bewijsmiddelen:
“1. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof van 9 oktober 2019, onder meer, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op 6 november 2013 waren [betrokkene 2] , [betrokkene 4] en ik in mijn garagebox in Arnhem.. Ik heb [betrokkene 3] toen gebeld.
2. Een proces-verbaal van aangifte, nr. PL078L-2013119269-1, op 7 november 2013 gesloten en ondertekend door verbalisant [verbalisant 1] , onder meer, telkens zakelijk weergegeven, inhoudende
- -
als verklaring van [slachtoffer] : (p. 83 en 85)
Op 6 november 2013 werd ik gebeld door [betrokkene 2] . [betrokkene 2] zei dat ik hem had genaaid. Hij zei dat het over de gestolen scooter van [betrokkene 1] (het hof leest: [betrokkene 1] ) ging.
Wij spraken af dat we elkaar bij de Albert Heijn aan de Groningensingel in Arnhem zouden treffen. Ik schat dat ik om 15:45 uur bij de Albert Heijn was. Ik sprak met [betrokkene 2] bij de hoofdingang. [betrokkene 2] zei dat ik over hem had gesproken. Hij gaf aan dat ik ook de andere kant van het verhaal moest horen. In verband daarmee zei hij dat ik met hem mee moest gaan. Ik ben bij [betrokkene 2] achter op de scooter gestapt en we zijn weggereden naar een zijstraat van de Hommelseweg in Arnhem. We hebben daar in de wijk wat rond gereden tot dat [betrokkene 2] de scooter bij een grote gast tot stilstand bracht. Ze begonnen met elkaar te praten. [betrokkene 2] zei tegen mij dat die jongen daar woonde en hij wees op een rode ijzeren deur. We zijn met zijn drieën naar de rode deur gelopen. [betrokkene 2] nam zijn scooter mee. Ik zag dat die grote gast een sleutel had waarmee hij de deur open maakte. Ik zag dat ik op een pleintje kwam met allemaal garageboxen. We liepen naar een garage en die grote gast maakte de garagedeur met een sleutel open. [betrokkene 2] pakte mij toen bij mijn schouder en duwde mij de garage in. Toen we binnen waren sloot die grote gast de garagedeur. De garage was helemaal donker.
Direct nadat ik de garage in was geduwd en de deur was gesloten, kreeg ik vuisten van [betrokkene 2] . Met vuisten bedoel ik dat [betrokkene 2] mij met zijn vuisten sloeg. Hij sloeg mij op mijn gezicht. Ik had pijn door de vuisten die ik van [betrokkene 2] kreeg.
[betrokkene 2] zei dat ik [betrokkene 1] moest bellen om zijn naam schoon te vegen. Hij zei dat ik iemand anders zijn naam moest noemen die de scooter van [betrokkene 1] had gestolen. Ik stelde voor om de naam [betrokkene 3] (het hof leest: [betrokkene 3] ) te noemen. Kort daarna kwam ook [betrokkene 3] in de garage. Ik kreeg een vuist van [betrokkene 3] op mijn gezicht.
Op een gegeven moment toen we in de garage waren, zei [betrokkene 2] tegen die grote gozer dat hij een zaag moest pakken. Die zaag was een slijptol met een snoer er aan. De gozer stopte de stekker van de slijptol in het stopcontact Hij hield de slijptol bij mijn voet en vroeg op dreigende toon of hij een stuk van mijn teen af moest zagen? Ik denk dat de slijptol groen van kleur was. Het was erg intimiderend en ze stonden met z’n drieën te lachen.
Ook heeft [betrokkene 2] tegen die gozer gezegd dat hij een jerrycan moest pakken. Die gozer heeft dat ook gedaan. Die gozer liet mij de jerrycan zien en ik hoorde [betrokkene 2] vragen of ze mij in de brand moesten steken? Ook zei [betrokkene 2] dat als ze mij in de garage in brand zouden steken niemand er achter zou komen.
Tijdens het voorval hebben ze ook mijn iPhone gepakt. [betrokkene 2] hield de iPhone,
als opmerking van de verbalisant: ( p. 84)
De aangever wees mij op zijn bovenlip die dik verwond was en op de linkerzijde van zijn gezicht. Ik zag dat de linkerzijde van zijn gezicht ter hoogte van de kaak gezwollen was.
[…]
3. Een proces-verbaal verhoor aangever, nr. PL078L-2013119269-6, op 7 november 2013 gesloten en ondertekend doof verbalisant [verbalisant 1] , onder meer, zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] : (p. 91)
U vraagt mij hoe mijn mobiele telefoon er uitzag die [betrokkene 2] van mij heeft gestolen. Het was een iPhone 4, wit van kleur.
Het hof overweegt nog dat het een feit van algemene bekendheid is dat een iPhone 4 een mobiele telefoon van het merk Apple is.
4. Een proces-verbaal verhoor aangever, nr. PL078L-2013119269-19, op 11 november 2013 gesloten en ondertekend door verbalisant [verbalisant 2] , onder meer, zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] : (p. 94 en 95)
We liepen via de grote toegangsdeur naar het pleintje met de garageboxen. We liepen naar de eerste garage aan de linkerkant. De grote jongen opende de garagebox met zijn eigen sleutel. De deur ging naar boven open en hij liep de garagebox in. Hij zei op dreigende toon tegen mij: “Kom maar binnen.” Ik zei: “nee, ik ga niet.” Toen pakte [betrokkene 2] me bij mijn schouder en zei: “Lopen nou!” Toen we met z’n drieën in de garagebox stonden, deed de grote jongen gelijk de garagedeur dicht. [betrokkene 2] zei dat ik mijn schoenen uit moest doen.
[betrokkene 2] zei tegen die grote jongen dat hij die zaag moest pakken. De grote jongen stopte de stekker in het stopcontact Hij deed hem een paar keer aan zodat ik hoorde dat de zaag werkte. De grote jongen vroeg: “Zullen we een stukje van je teen afsnijden?” Hij boog zich naar mij toe en hield de zaag op ongeveer 30 centimeter bij mijn voet vandaan. Daarna pakte hij de schoenen en hij ging de onderkant van mijn zool slijpen.
[…]
7. Een proces-verbaal van verhoor van getuige van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Gelderland, van 31 maart 2015, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [betrokkene 3] :
V = vraag A= antwoord getuige O= opmerking
V: Kunt u aangeven hoe u daar in de garage bent gekomen?
A: Ik ben gebeld. Er was iets aan de hand. [verdachte] (hof: [verdachte] ) belde mij. Ik wist alleen dat iemand mij ergens van wilde beschuldigen.
V: Bent u direct naar de garagebox gegaan of eerst naar het huis van [verdachte] ?
A: Naar de garagebox. Er waren twee deuren. [verdachte] heeft die deuren opengemaakt. Ik ben toen met hem de box ingelopen.
V: Was het daar licht of donker?
A: Het was donker.
V: Heeft u ook nog geweld toegepast?
A: Ik heb hem in zijn gezicht vastgepakt en hem gezegd dat hij mij niet de schuld moest geven.
O: U houdt de verklaring van de aangever voor, pag. 84. “Op een gegeven moment........geraakt”.
V: Wat is uw reactie?
A:. Ik heb wel een slijptol gezien. Daar zijn inkepingen mee gemaakt in de schoen van het slachtoffer.
V: Was het donker toen u naar buiten ging?
A: Het was al donker. Het klopt dat toen ik aankwam de box dicht was.
V: Wie deed dat met die slijptol?
A: Dat was [verdachte] .
[…]”
7. Verder bevat het bestreden arrest, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, de volgende bewijsoverwegingen:
“Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt voorts nog als volgt.
[…]
De raadsvrouw heeft voorts bepleit dat er geen sprake is geweest van medeplegen. Het enkele feit dat verdachte huurder was van de garagebox en aanwezig was tijdens het incident met [slachtoffer] maakt hem geen medepleger. Voorts is niet gebleken dat verdachte uitvoeringshandelingen heeft verricht, aldus de raadsvrouw.
Het hof verwerpt dit verweer.
Zoals hiervoor overwogen, acht het hof de verklaringen van de aangever betrouwbaar. Het hof gaat bij de beoordeling van het onder 1 primair ten laste gelegde dan ook uit van deze verklaringen, waaruit blijkt dat de rol van de verdachte aanmerkelijk groter is geweest dan verdachte zelf heeft verklaard. Uit die verklaringen blijkt dat verdachte de deur van de garagebox heeft geopend en hij deze, nadat zijn medeverdachte de aangever bij de schouder had vastgepakt en hem de box had ingeduwd, ook heeft gesloten. In de box hebben verdachte en zijn mededader de aangever van zijn vrijheid beroofd gehouden, heeft de medeverdachte aangever geslagen en bedreigd en heeft verdachte aangever een jerrycan met benzine getoond en heeft hij een slijptol aangezet en deze bij de voet van aangever gehouden en gezegd: “zullen we een stukje van je teen afsnijden”. Vervolgens heeft hij met die slijptol een stukje van de schoen van aangever afgeslepen. Hieruit volgt dat de verdachte samen met zijn medeverdachte bij de uitvoering van de ten laste gelegde feiten betrokken is geweest en dat hij bij die uitvoering een rol heeft gehad die van voldoende gewicht is geweest.
[…]
Ter zake van het na wijziging van de tenlastelegging onder 2 aan verdachte verweten feit stelt het hof vast dat de tenlastelegging zo is geredigeerd dat het de kennelijke bedoeling van de officier van justitie is geweest om als primair verwijt de diefstal in vereniging voorafgegaan/vergezeld of gevolgd door geweld of bedreiging met geweld ten laste te leggen. Subsidiair is omschreven, kort gezegd, de alternatief/cumulatief omschreven verwijten van het medeplegen van bedreiging, mishandeling en diefstal.
Het hof is van oordeel dat onvoldoende vast is komen te staan dat verdachten met het tenlastegelegde geweld en bedreiging met geweld het oogmerk hadden om de diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken of zich te verzekeren van het bezit van de I-phone van aangever. Naar het oordeel van het hof moet het onder 2 primair aan verdachte verweten feit worden beschouwd als een “gelegenheidsdiefstal”.
Het hof komt aldus onder 1 primair tot een bewezenverklaring van medeplegen van diefstal
van de I-phone van aangever en komt, anders dan de rechtbank, aan een beoordeling van de
subsidiair aan verdachte verweten feiten niet toe.”
8. Aan het middel is ten grondslag gelegd dat redengevend bewijs ontbreekt voor het oordeel dat de verdachte de diefstal van de iPhone in een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [betrokkene 2] heeft gepleegd.
9. Ik stel in dat kader voorop dat het bestanddeel “door twee of meer verenigde personen” als bedoeld in art. 311, eerste lid, onder 4, Sr kan worden opgevat als ‘medeplegen’ in de zin van art. 47 Sr.2.In zijn arresten van 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390 en 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:716 heeft de Hoge Raad enige algemene overwegingen over het medeplegen gegeven. Voor de kwalificatie “medeplegen” is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Dat vergt dat de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. De vraag of aan deze eis is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter onder meer rekening houden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient overigens opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Het gaat er immers om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict.
10. De toetsing in cassatie wordt sterk gekleurd door de precieze bewijsvoering van de feitenrechter, waaronder begrepen een eventuele op het medeplegen toegesneden nadere motivering.3.
11. In deze zaak houdt de bewijsvoering van het hof met betrekking tot de diefstal in dat de aangever heeft verklaard dat “ze” zijn iPhone hebben gepakt en dat de medeverdachte [betrokkene 2] de iPhone hield en dat de aangever op de vraag hoe zijn mobiele telefoon er uitzag die medeverdachte [betrokkene 2] van hem heeft gestolen, heeft geantwoord dat het een witte iPhone 4 was.
12. In zijn bewijsoverwegingen heeft het hof met betrekking tot de onder 1 bewezenverklaarde wederrechtelijke vrijheidsberoving overwogen dat de verdachte samen met zijn medeverdachte bij de uitvoering van de ten laste gelegde feiten betrokken is geweest en dat hij bij die uitvoering een rol heeft gehad die van voldoende gewicht is geweest. Het heeft daarbij onder meer in aanmerking genomen dat de verdachte de deur van de garagebox heeft geopend en gesloten, met de medeverdachte de aangever van zijn vrijheid beroofd hebben gehouden, de aangever een jerrycan met benzine heeft getoond, een slijptol heeft aangezet en deze bij de voet van de aangever heeft gehouden, heeft gezegd ““zullen we een stukje van je teen afsnijden” en met die slijptol een stukje van de schoen van aangever heeft afgeslepen.
13. Wat betreft de onder 2 bewezenverklaarde diefstal van de iPhone heeft het hof geen overwegingen gewijd aan het medeplegen. Wel heeft het hof geoordeeld dat onvoldoende vast is komen te staan dat de verdachte en de medeverdachte met het tenlastegelegde geweld en bedreiging met geweld het oogmerk hadden om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken of zich te verzekeren van het bezit van de iPhone van de aangever en heeft vervolgens geoordeeld dat de diefstal moet worden beschouwd als een gelegenheidsdiefstal. Dat brengt met zich dat de rol die de verdachte heeft gehad bij de onder 1 primair bewezenverklaarde wederrechtelijke vrijheidsberoving voor de bewezenverklaring van het onder 2 primair tenlastegelegde niet relevant is. Het hof heeft de verdachte immers in zoverre vrijgesproken van het onder 2 primair tenlastegelegde. Hoewel de wederrechtelijke vrijheidsberoving de gelegenheid heeft geboden tot de diefstal – het hof spreekt immers van een gelegenheidsdiefstal – kan aldus niet worden gezegd dat de verdachte reeds door zijn bijdrage aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving heeft bijgedragen aan de diefstal van de iPhone.
14. Ten aanzien van de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal van de iPhone houdt de bewijsvoering echter niet meer in dan dat de aangever heeft verklaard dat “ze” de iPhone hebben gepakt, waarmee de aangever kennelijk het oog heeft gehad op de verdachte en de medeverdachte [betrokkene 2] en mogelijk ook op de eveneens aanwezige [betrokkene 3] . Daaruit kan echter niet volgen dat de verdachte enige uitvoeringshandeling heeft verricht en evenmin dat sprake is geweest van een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht van de verdachte aan de diefstal van de iPhone. Nu ook overigens uit de bewijsvoering van het hof niet blijkt dat de verdachte enige uitvoeringshandeling met betrekking tot de diefstal van de I-phone heeft verricht, noch dat de verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft gehad aan de diefstal van de iPhone, is de bewezenverklaring van het onder 2 primair tenlastegelegde, voor zover inhoudende dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander de iPhone heeft weggenomen, onvoldoende met redenen omkleed.
15. Het middel slaagt.
Conclusie
16. Het eerste middel slaagt en dient te leiden tot vernietiging van onder meer de strafoplegging. Gelet daarop behoeven de overige middelen geen bespreking. Deze keren zich immers tegen de strafoplegging, de bij de aan de verdachte opgelegde schadevergoedingsmaatregel toegepaste vervangende hechtenis en de door het hof gelaste tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. Gelet op HR 26 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1430 omvat een vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de strafoplegging, al deze onderdelen van het bestreden arrest. Indien de Hoge Raad anders oordeelt, dan ben ik, indien de Hoge Raad dat wenst, uiteraard bereid aanvullend te concluderen.
17. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
18. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 31‑08‑2021
Vgl. HR 17 november 1981, ECLI:NL:HR:1981:AC7387, NJ 1983/84, r.o. 8, en HR 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:718, NJ 2015/395 m.nt. Mevis, r.o. 3.2.2.
Zie o.a. HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1315, NJ 2016/413 m.nt. Rozemond onder NJ 2016/420, r.o. 3.