Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF)
Artikel 42 Verklaringen en voorbehouden met betrekking tot het Verdrag
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2006
- Redactionele toelichting
Dit artikel is nog niet voor alle partijen in werking getreden. Zie voor de partijgegevens het Protocol van 03-06-1999, Trb. 2002, 25.
- Bronpublicatie:
03-06-1999, Trb. 2002, 25 (uitgifte: 05-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-08-2006, Trb. 2006, 174 (uitgifte: 11-08-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Railvervoer
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
§ 1.
Iedere Lidstaat kan op elk tijdstip verklaren dat hij bepaalde Aanhangsels bij het Verdrag niet in hun geheel zal toepassen. Bovendien zijn voorbehouden alsook verklaringen dat bepaalde bepalingen van het Verdrag zelf of van de Aanhangsels daarbij niet worden toegepast, slechts toegestaan indien in dergelijke voorbehouden en verklaringen uitdrukkelijk wordt voorzien in de bepalingen zelf.
§ 2.
De voorbehouden of de verklaringen worden gericht aan de depositaris. Zij worden van kracht op het tijdstip waarop het Verdrag voor de desbetreffende Staat in werking treedt. Elke verklaring die na deze inwerkingtreding wordt gedaan, wordt van kracht op 31 december van het jaar volgend op deze verklaring. De depositaris doet hiervan mededeling aan de Lidstaten.