CRvB, 01-05-2012, nr. 11-4869 WWB
ECLI:NL:CRVB:2012:BW4474
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
01-05-2012
- Zaaknummer
11-4869 WWB
- LJN
BW4474
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid bijstand (V)
Bestuursrecht algemeen (V)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2012:BW4474, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 01‑05‑2012; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 01‑05‑2012
Inhoudsindicatie
Bezwaar niet-ontvankelijk. Het besluit is op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt. Het bezwaarschrift is niet binnen de wettelijke termijn ingediend. In hetgeen appellant heeft aangevoerd is geen grond gelegen voor het oordeel dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
Partij(en)
11/4869 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 juli 2011, 11/1887 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 1 mei 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M. Dorgelo, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2012. Voor appellant is verschenen mr. Dorgelo. Ook is verschenen [naam mantelzorger], de mantelzorger van appellant. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.S. Kisoentewari.
II. OVERWEGINGEN
- 1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
- 1.1.
Op 6 november 2007 heeft [naam bewindvoerder] ([naam bewindvoerder]), de bewindvoerder van appellant, aan het college te kennen gegeven dat de voor appellant bestemde correspondentie naar [adres 1] te Hilversum moet worden gestuurd.
- 1.2.
Op 10 november 2009 heeft appellant een aanvraag om bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand ingediend voor de kosten van bewindvoering vanaf 1 augustus 2009, tot een bedrag van € 89,25 per maand. Bij beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 9 juni 2010 is [naam bewindvoerder] ontslagen uit haar functie als bewindvoerder.
- 1.3.
Bij besluit van 10 juni 2010 heeft het college de aanvraag om bijzondere bijstand afgewezen. Dit besluit is verzonden aan het op 6 november 2007 door [naam bewindvoerder] opgegeven adres. Op 21 september 2010 is [naam mantelzorger] bij de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam geweest en heeft daar een kopie van het besluit van 10 juni 2010 in ontvangst genomen. Appellant heeft bij brief van 11 november 2010 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 10 juni 2010.
- 1.4.
Bij besluit van 29 maart 2011 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 10 juni 2010 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift niet is ingediend binnen de daarvoor gestelde termijn.
- 2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
- 3.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft aangevoerd dat het besluit van 10 juni 2010 niet naar zijn adres is verzonden maar naar het adres van [naam bewindvoerder] in Hilversum, terwijl [naam bewindvoerder] op dat moment niet meer zijn bewindvoerder was. Tevens stelt appellant zich op het standpunt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat [naam bewindvoerder] het besluit van 10 juni 2010 niet tijdig aan hem heeft doorgestuurd.
- 4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
- 4.1.
Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt. In artikel 3:41, eerste lid, van de Awb is bepaald dat de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen. Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
- 4.2.
Het besluit van 10 juni 2010 is op diezelfde datum verzonden naar het adres dat op 6 november 2007 door [naam bewindvoerder] is doorgegeven aan het college. Vast staat dat appellant noch [naam bewindvoerder] in de periode van 6 november 2007 tot en met 10 juni 2010 een adreswijziging aan het college hebben gezonden, zodat het besluit van 10 juni 2010 op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Weliswaar is [naam bewindvoerder] blijkens de beschikking van de kantonrechter van 9 juni 2010 uit haar functie van bewindvoerder ontslagen, maar deze beschikking is - blijkens het verhandelde ter zitting - eerst op 10 juni 2010 verzonden aan appellant en de bewindvoerder, zodat het college daarvan ten tijde van de verzending van het besluit van 10 juni 2010 redelijkerwijze geen weet kon hebben. Het lag overigens op de weg van appellant en/of de bewindvoerder het college alsnog zo spoedig mogelijk van de gewijzigde situatie in kennis te stellen. Dat een ander kennelijk niet is gebeurd moet voor rekening en risico van appellant blijven. Uit de stukken blijkt overigens dat de bewindvoering eerst per 12 juli 2010 is opgeheven, zodat mag worden aangenomen dat de voormalig bewindvoerder de zaken nog ordentelijk heeft kunnen afhandelen.
- 4.3.
Gelet op het voorgaande is het bezwaarschrift van 11 november 2010 niet binnen de wettelijke termijn ingediend.
- 4.4.
In hetgeen appellant heeft aangevoerd is geen grond gelegen voor het oordeel dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. Dat [naam bewindvoerder] het besluit van 10 juni 2010 niet tijdig aan appellant heeft doorgestuurd, is, wat er van het al dan niet (tijdig) doorsturen door [naam bewindvoerder] ook zij, een omstandigheid die voor rekening en risico van appellant moet blijven.
- 4.5.
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
- 5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs, in tegenwoordigheid van R. Scheffer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2012.
(get.) R.H.M. Roelofs.
(get.) R. Scheffer.
HD