Hoge Raad 15 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1786.
Hof 's-Hertogenbosch, 22-03-2023, nr. 21/01136
ECLI:NL:GHSHE:2023:966
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
22-03-2023
- Zaaknummer
21/01136
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2023:966, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 22‑03‑2023; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2021:3705, Bekrachtiging/bevestiging
Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:1203, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
Uitspraak 22‑03‑2023
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak is op verzoek gepubliceerd en niet door het gerechtshof geselecteerd om te worden gepubliceerd. Derhalve is er geen samenvatting beschikbaar.
Partij(en)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Nummer: 21/01136
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 22 juli 2021, nummers BRE 20/7766, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.
De inspecteur heeft een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting over de periode 2 januari 2019 tot en met 1 januari 2020 opgelegd. Tevens is bij beschikking een boete opgelegd.
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen, [A] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur] .
1.6.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2. Feiten
2.1.
Belanghebbende is vanaf 30 mei 2017 tot en met 14 december 2020 houder van een personenauto Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] (hierna: de auto). De geldigheid van het kentekenbewijs van de auto is geschorst geweest van 30 mei 2017 tot 30 mei 2019, van 6 juni 2019 tot 6 juni 2020 en weer vanaf 6 juni 2020.
2.2.
Belanghebbende heeft op 5 november 2019 met de auto gebruik gemaakt van de openbare weg. Naar aanleiding daarvan heeft de inspecteur een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (hierna: de naheffingsaanslag) en een boete opgelegd.
2.3.
Met dagtekening 25 februari 2021 is de naheffingsaanslag met een bedrag van € 1.088 en een verzuimboete van € 1.088 opgelegd. De rechtbank heeft de naheffingsaanslag gehandhaafd en de verzuimboete verminderd naar een bedrag van € 108.
3. Geschil en conclusies van partijen
3.1.
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag en de boetebeschikking ten onrechte dan wel tot te hoge bedragen zijn vastgesteld.
3.2.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak.
4. Gronden
Vooraf getuigenaanbod
4.1.
Belanghebbende heeft in het hoger beroepschrift gesteld dat een afspraak voor een Apk-keuring op 5 november 2019 was ingepland bij het [het garagebedrijf] (hierna: het garagebedrijf) en dat een medewerker van het garagebedrijf als getuige moet worden gehoord. Belanghebbende voert verder aan dat ten tijde van de gebruikmaking van de auto haar ex-partner naast haar zat en dat haar ex-partner moet worden opgeroepen als getuige.
4.2.
Het hof overweegt met betrekking tot het getuigenaanbod als volgt. Belanghebbende kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8:60, lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), zelf getuigen meebrengen naar de zitting of getuigen oproepen voor de zitting. Belanghebbende is van die mogelijkheid op de hoogte gesteld bij de uitnodiging voor de zitting (bij brief van 14 november 2022). Belanghebbende heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Feiten of omstandigheden waaraan de conclusie is te verbinden dat belanghebbende niet in redelijkheid kan worden tegengeworpen dat zij van de geboden mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt, zijn gesteld noch gebleken. Onder deze omstandigheden is sprake van een situatie die op één lijn is te stellen met de – in rechtsoverweging 2.4.4. van het overzichtsarrest van de Hoge Raad1.inzake getuigenaanbiedingen vermelde – situatie dat de verzoekende partij niet aan de voorschriften van artikel 8:60, lid 4, Awb heeft voldaan. Gelet hierop wijst het hof het verzoek van belanghebbende af dat het hof de getuigen oproept.
4.3.
Het hof ziet geen aanleiding om gebruik te maken van de in artikel 8:63, lid 3, Awb vermelde bevoegdheid om (zelf) een getuige op te roepen nu het horen van de getuigen het hof niet zinvol voorkomt in het kader van de taak die op het hof rust.
Ten aanzien van het geschil
4.4.
Belanghebbende betoogt dat ten tijde van de gebruikmaking van de openbare weg met de auto, een afspraak voor een Apk-keuring met het garagebedrijf stond gepland en dat om die reden een vrijstelling voor de motorrijtuigenbelasting geldt. De rechtbank heeft hierover het volgende geoordeeld:
“Naheffingsaanslag
2.5.
Niet in geschil is dat belanghebbende op 5 november 2019 gebruik van de weg met de auto heeft gemaakt tijdens de voor die auto geldende schorsing. Dat mag als uitgangspunt niet. De wetgever heeft geregeld dat voor dat geval een naheffingsaanslag mag worden opgelegd. (…)
2.6.
Een vrijstelling wordt echter verleend indien met de geschorste auto gebruik van de weg wordt gemaakt in verband met een Apk-keuring. (…) De vrijstelling wordt verleend indien bescheiden worden overgelegd waaruit blijkt dat de auto op de desbetreffende dag aan een Apk-keuring zal worden onderworpen. (…) Op belanghebbende rust de bewijslast.
2.7.
De rechtbank is van oordeel dat niet aan de bewijslast is voldaan. Vaststaat dat belanghebbende niet over een keuringsrapport beschikt. Ook heeft zij geen afspraakbevestiging kunnen verkrijgen van de garage. Ander schriftelijk bewijs is ook niet ingebracht. Overigens heeft belanghebbende in de loop van de procedure tegenstrijdige verklaringen afgelegd met betrekking tot de keuring van de auto. Zo is in het beroepschrift gesteld dat de auto mankementen vertoonde en niet kon worden goedgekeurd, maar heeft belanghebbende ter zitting verklaard dat in het geheel geen keuring heeft plaatsgevonden omdat de computer van de garage kapot was en daarom een nieuwe afspraak moest worden gemaakt.
2.8.
De inspecteur heeft de naheffingsaanslag dus terecht opgelegd. De berekening is niet in geschil. Het beroep.is in zoverre ongegrond.
Boete
2.9.
De boete is in overeenstemming met de wet opgelegd. (…) Het beboetbare feit is begaan. Belanghebbende heeft namelijk gebruik gemaakt van de openbare weg tijdens een voor de auto geldende schorsing. Opmerking verdient verder dat opzet of schuld niet vereist is. Wel moet een boete achterwege blijven bij afwezigheid van alle schuld, maar daarvan is hier naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
2.10.
De rechtbank moet volgens beoordelen of de opgelegde boete passend en geboden is. Bij de beoordeling daarvan houdt de rechtbank rekening met onder meer de persoonlijke omstandigheden van belanghebbende. Belanghebbende heeft ter zitting heeft verklaard dat zij alleenstaande ouder is van twee zeer jonge kinderen, dat zij een Wajong-uitkering heeft en dat zij € 400 aan leefgeld heeft. Gelet daarop ziet de rechtbank aanleiding om de boete te verminderen tot 10%, dus € 108. Het beroep is daarom in zoverre gegrond verklaard.”
4.5.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden een juiste beslissing heeft genomen. Het hof maakt de overwegingen van de rechtbank tot de zijne. Belanghebbende heeft in hoger beroep geen nadere bewijsstukken aangeleverd, waarmee aannemelijk kan worden gemaakt dat zij op 5 november 2019 een afspraak voor een Apk-keuring had gemaakt. De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting nog gesteld dat de garagehouder in een telefoongesprek met de gemachtigde van belanghebbende heeft toegegeven dat er een afspraak was. De gemachtigde van belanghebbende heeft vervolgens per brief van 26 februari 2020 en per email van 22 april 2020 aan het garagebedrijf om een schriftelijke bevestiging van de afspraak gevraagd. Deze bevestiging is uitgebleven. De brief van 26 februari 2020 en de email van 22 april 2020 zijn geen bescheiden in de zin van artikel 22 van de Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994, omdat de gemachtigde hierin niet meer doet dan om een bevestiging van de afspraak vragen. Hieruit blijkt niet dat de auto op
5 november 2019 aan een Apk-keuring zou worden onderworpen. Tot slot acht het hof de verzuimboete, die door de rechtbank is verminderd tot 10% van het nageheven belastingbedrag, gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden van het geval, passend en geboden. Het hof ziet geen aanleiding om de boete verder te matigen.
Tussenconclusie
4.6.
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is.
Ten aanzien van het griffierecht
4.7.
Het hof ziet geen aanleiding om het griffierecht te laten vergoeden.
Ten aanzien van de proceskosten
4.8.
Het hof oordeelt dat er geen redenen zijn voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Awb.
5. Beslissing
Het hof:
- -
verklaart het hoger beroep ongegrond;
- -
bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door J.M. van der Vegt, raadsheer, in tegenwoordigheid van X.J. Köhlen, als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2023 en afschriften van de uitspraak zijn op 22 maart 2023 aangetekend aan partijen verzonden.
De griffier, De raadsheer,
X.J. Köhlen J.M. van der Vegt
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
(Alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de andere partij te veroordelen in de proceskosten.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 22‑03‑2023