NJ 2021/94
Voorlopige hechtenis. Afwijzing verzoek opheffing voorlopige hechtenis onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende voortvarendheid betracht bij behandeling verzoek. Schending art. 5 lid 4 EVRM.
EHRM 09-02-2021, ECLI:CE:ECHR:2021:0209JUD007332916, m.nt. B.E.P. Myjer
- Instantie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- Datum
9 februari 2021
- Magistraten
Y. Grozev, T. Eicke, A. Harutyunyan, G. Kucsko-Stadlmayer, P. Pastor Vilanova, J. Schukking, A.M. Guerra Martins
- Zaaknummer
73329/16
- Noot
B.E.P. Myjer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS260303:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:CE:ECHR:2021:0209JUD007332916, Uitspraak, Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 09‑02‑2021
- Wetingang
Art. 5 lid 4 EVRM
Essentie
Voorlopige hechtenis. Afwijzing verzoek opheffing voorlopige hechtenis onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende voortvarendheid betracht bij behandeling verzoek. Schending art. 5 lid 4 EVRM.
Samenvatting
Op 31 maart 2016 wordt klager in Nederland aangehouden en in verzekering gesteld op verdenking van gijzeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing. Op 5 april 2016 wordt hij door de rechter-commissaris in bewaring gesteld, waarbij een aantal gronden is aangenomen, te weten de 12 jaars- en geschokte rechtsordegrond, de recidivegrond en de onderzoeksgrond. Daarbij is overwogen dat klager eerder onherroepelijk was veroordeeld voor soortgelijke feiten, disproportioneel reageert op een geringe aanleiding en zich op ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.