Pleitnota, derde tot en met zesde alinea, waarin voorts wordt verwezen naar HR 3 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1559 en HR 9 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2648.
HR, 08-12-2015, nr. 14/06511
ECLI:NL:HR:2015:3485
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
08-12-2015
- Zaaknummer
14/06511
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:3485, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑12‑2015; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2357, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:2357, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑11‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:3485, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2015-0585
Uitspraak 08‑12‑2015
Inhoudsindicatie
Profijtontneming. Het Hof heeft als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat het begaan van het in de met deze ontnemingsprocedure verband houdende strafzaak bewezenverklaarde witwassen tot het door de btr wederrechtelijk verkrijgen van vermogen heeft geleid en dat voordeel geschat op bedrag X. De kennelijk aan dat oordeel ten grondslag liggende opvatting dat o.m. de contante stortingen op de bankrekeningen van de btr, nu zij voorwerp van het bewezenverklaarde witwassen waren, reeds daardoor w.v.v. vormden is onjuist (vgl. HR 13 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3071). Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is niet begrijpelijk dat btr daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel heeft verkregen tot bedrag X d.m.v. of uit de baten van het bewezenverklaarde witwassen.
Partij(en)
8 december 2015
Strafkamer
nr. S 14/06511 P
ABO/SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 8 december 2014, nummer 21/004056-14, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel bevat de klacht dat het oordeel van het Hof dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van het in de met deze ontnemingsprocedure samenhangende strafzaak bewezenverklaarde witwassen ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1.
De door het Hof bevestigde uitspraak van de Rechtbank houdt met betrekking tot de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel in:
"4 De beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de officier van justitie voldoende aannemelijk gemaakt dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank komt, gelet op het bewezenverklaarde feit in de strafzaak, tot de volgende berekening.
In het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar witwassen zijn de totale beschikbare contante ontvangsten afgezet tegen de totale contante uitgaven van veroordeelde in de periode van 1 januari 2007 tot en met 26 mei 2009.
Ontvangsten
In de periode van 15 januari 2007 tot en met 21 oktober 2007 heeft er voor een totaalbedrag van € 2.470,00 aan contante opnames plaatsgevonden van de ING-rekening [001] van veroordeelde.
In de periode van 17 december 2007 tot en met 23 februari 2009 heeft er een totaalbedrag van € 7.970,00 aan contante opnames plaatsgevonden van de ABN AMRO-rekening [002] van veroordeelde.
Dit is een totaal aan contante opnames van € 10.440,00, hetgeen veroordeelde ter beschikking heeft gehad voor contante uitgaven.
Hiernaast heeft veroordeelde € 5.000,00 van zijn oud-werkgever geleend. [betrokkene 1] heeft verklaard dat hij dat geld aan veroordeelde heeft geleend in 2008 of 2009.
Veroordeelde heeft in die tijd ook € 5.000,00 geleend van zijn familie en € 3.500,00 van zijn broer.
Totaal ontvangsten € 23.940,00
Uitgaven
In de periode van 15 januari 2007 tot en met 21 oktober 2007 heeft er voor een totaalbedrag van € 4.214,99 aan contante stortingen plaatsgevonden op de ING-rekening [001] van veroordeelde.
In de periode van 17 december 2007 tot en met 23 februari 2009 heeft er een totaalbedrag van € 19.400,00 aan contante stortingen plaatsgevonden op de ABN AMRO-rekening [002] van veroordeelde.
Dit is een totaal aan contante stortingen van € 23.614,99, hetgeen gezien wordt als contante uitgaven van veroordeelde.
Veroordeelde heeft in die tijd voor € 8.000,00 een Volkswagen Passat gekocht en voor € 6.600,00 een Mercedes C32.
Veroordeelde heeft € 15.000,00 uitgegeven aan het opstarten van zijn restaurant [A]. [A] is opgericht op 26 mei 2009.
Totaal uitgaven € 53.214,99
Veroordeelde heeft in de genoemde periode derhalve € 29.274,99 meer contant uitgegeven dan hij contant heeft ontvangen.
Op grond van het bovenstaande bedraagt het wederrechtelijk verkregen voordeel voor veroordeelde € 29.274,99."
2.2.2.
Het bestreden arrest houdt voorts het volgende in:
"De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering tot ontneming moet worden afgewezen nu niet is gebleken dat veroordeelde enig voordeel heeft genoten uit het bewezenverklaarde feit. In dit kader heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat in de kasopstelling een drietal stortingen zijn opgenomen die niet van verdachte zijn. Andere mensen stortten dan in Nederland geld op de rekening van verdachte en verdachte nam dit geld voor hen op in Spanje. Dit betrof derhalve niet zijn eigen geld.
Het hof overweegt hierover het volgende.
In de hoofdzaak is vastgesteld dat veroordeelde in de bewezenverklaarde periode in totaal een bedrag van € 29.274,99 meer contant heeft uitgegeven dan hij contant heeft ontvangen en dat veroordeelde wist dat dit bedrag afkomstig was uit enig misdrijf, waardoor veroordeelde zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen. Het bedrag van € 29.274,99 betreft derhalve wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde, nu veroordeelde degene is geweest die contant meer heeft uitgegeven dan hij contant ontvangen heeft.
Als al moet worden aangenomen dat een drietal stortingen op de rekening van veroordeelde in de bewuste periode door andere mensen zijn verricht en welke stortingen dan in mindering zouden moeten worden gebracht op de totale uitgaven van veroordeelde, maakt dit het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde niet lager nu tevens is aangevoerd dat veroordeelde dit geld ten behoeve van die andere mensen voor hen heeft opgenomen, waardoor eveneens het totaalbedrag aan contante opnames met diezelfde bedragen dient te worden verlaagd. Het verschil tussen de contante uitgaven en de contante ontvangsten blijft derhalve even groot.
De vergelijking met de door de raadsman aangehaalde arresten van de Hoge Raad gaat niet op, aangezien in die zaken het witwasbedrag niet is vastgesteld aan de hand van een vermogensvergelijking van de veroordeelde zoals in de onderhavige zaak. Het hof verwerpt dan ook het verweer."
2.2.3.
In de met deze ontnemingsprocedure verband houdende strafzaak is bewezenverklaard dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan - kort gezegd - witwassen.
2.3.
In de hiervoor weergegeven overwegingen heeft het Hof als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat dit witwassen tot het door de betrokkene wederrechtelijk verkrijgen van vermogen heeft geleid en dat voordeel geschat op € 29.274,99. Dit oordeel heeft het Hof kennelijk gebaseerd op de opvatting dat onder meer de contante stortingen op de bankrekeningen van de betrokkene, nu zij voorwerp van het bewezenverklaarde witwassen waren, reeds daardoor wederrechtelijk verkregen voordeel vormden. Die opvatting is niet juist (vgl. HR 13 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3071). Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is niet begrijpelijk dat de betrokkene daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel heeft verkregen tot het bedrag van € 29.274,99 door middel van of uit de baten van het bewezenverklaarde witwassen. Daarover klaagt het middel terecht.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.F. Faase, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 december 2015.
Conclusie 10‑11‑2015
Inhoudsindicatie
Profijtontneming. Het Hof heeft als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat het begaan van het in de met deze ontnemingsprocedure verband houdende strafzaak bewezenverklaarde witwassen tot het door de btr wederrechtelijk verkrijgen van vermogen heeft geleid en dat voordeel geschat op bedrag X. De kennelijk aan dat oordeel ten grondslag liggende opvatting dat o.m. de contante stortingen op de bankrekeningen van de btr, nu zij voorwerp van het bewezenverklaarde witwassen waren, reeds daardoor w.v.v. vormden is onjuist (vgl. HR 13 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3071). Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is niet begrijpelijk dat btr daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel heeft verkregen tot bedrag X d.m.v. of uit de baten van het bewezenverklaarde witwassen.
Nr. 14/006511 P Zitting: 10 november 2015 | Mr. Hofstee Conclusie inzake: [betrokkene] |
1. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, heeft bij arrest van 8 december 2014 het vonnis bevestigd waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel is geschat op € 29.274,99 en de betrokkene de verplichting is opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag.
2. Namens de betrokkene heeft mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht, een middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt dat het Hof zijn oordeel dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen ontoereikend heeft gemotiveerd.
4. Het Hof heeft overwogen dat in de hoofdzaak is vastgesteld dat de betrokkene zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen, doordat hij in de bewezenverklaarde periode een bedrag van € 29.274,99 meer contant heeft uitgegeven dan hij contant heeft ontvangen en dat de betrokkene wist dat dit bedrag afkomstig was uit enig misdrijf. Ten aanzien van de berekening van inkomsten en uitgaven houdt het door het Hof bevestigde vonnis van de Rechtbank in:
“4. De beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de officier van justitie voldoende aannemelijk gemaakt dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank komt, gelet op het bewezenverklaarde feit in de strafzaak, tot de volgende berekening.
In het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar witwassen zijn de totale beschikbare contante ontvangsten afgezet tegen de totale contante uitgaven van veroordeelde in de periode van 1 januari 2007 tot en met 26 mei 2009.
Ontvangsten
In de periode van 15 januari 2007 tot en met 21 oktober 2007 heeft er voor een totaalbedrag van € 2.470,00 aan contante opnames plaatsgevonden van de ING-rekening [001] van veroordeelde.
In de periode van 17 december 2007 tot en met 23 februari 2009 heeft er een totaalbedrag van € 7.970,00 aan contante opnames plaatsgevonden van de ABN AMRO-rekening (…) van veroordeelde.
Dit is een totaal aan contante opnames van € 10.440,00, hetgeen veroordeelde ter beschikking heeft gehad voor contante uitgaven.
Hiernaast heeft veroordeelde € 5.000,00 van zijn oud-werkgever geleend. [betrokkene 1] heeft verklaard dat hij dat geld aan veroordeelde heeft geleend in 2008 of 2009.
Veroordeelde heeft in die tijd ook € 5.000,00 geleend van zijn familie en € 3.500,00 van zijn broer.
Totaal ontvangsten € 23.940,00.
Uitgaven
In de periode van 15 januari 2007 tot en met 21 oktober 2007 heeft er voor een totaalbedrag van € 4.214,99 aan contante stortingen plaatsgevonden op de ING-rekening (…) van veroordeelde.
In de periode van 17 december 2007 tot en met 23 februari 2009 heeft er een totaalbedrag van € 19.400,00 aan contante stortingen plaatsgevonden op de ABN AMRO-rekening (…) van veroordeelde.
Dit is een totaal aan contante stortingen van € 23.614,99, hetgeen gezien wordt als contante uitgaven van veroordeelde.
Veroordeelde heeft in die tijd voor € 8.000,00 een Volkswagen Passat gekocht en voor € 6.600,00 een Mercedes C32.
Veroordeelde heeft € 15.000,00 uitgegeven aan het opstarten van zijn restaurant [A]. [A] is opgericht op 26 mei 2009.
Totaal uitgaven € 53.214,99.
Veroordeelde heeft in de genoemde periode derhalve € 29.274,99 meer contant uitgegeven, dan hij contant heeft ontvangen.
Op grond van het bovenstaande bedraagt het wederrechtelijk verkregen voordeel voor veroordeelde € 29.274,99”.
5. Op de terechtzitting van het Hof is blijkens de aldaar overgelegde pleitnota door de raadsman van de betrokkene met een beroep op onder meer HR 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5217, NJ 2013/293 aangevoerd dat de betrokkene geen daadwerkelijk voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van het bewezenverklaarde witwassen.1.Het Hof is van dat standpunt afgeweken en heeft in dat verband overwogen:
“In de hoofdzaak is vastgesteld dat veroordeelde in de bewezenverklaarde periode in totaal een bedrag van € 29.274,99 meer contant heeft uitgegeven dan hij contant heeft ontvangen en dat veroordeelde wist dat dit bedrag afkomstig was uit enig misdrijf, waardoor veroordeelde zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen. Het bedrag van € 29.274,99 betreft derhalve wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde, nu veroordeelde degene is geweest die contant meer heeft uitgegeven dan hij contant ontvangen heeft.
Als al moet worden aangenomen dat een drietal stortingen op de rekening van veroordeelde in de bewuste periode door andere mensen zijn verricht en welke stortingen dan in mindering zouden moeten worden gebracht op de totale uitgaven van veroordeelde, maakt dit het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde niet lager nu tevens is aangevoerd dat veroordeelde dit geld ten behoeve van die andere mensen voor hen heeft opgenomen, waardoor eveneens het totaalbedrag aan contante opnames met diezelfde bedragen dient te worden verlaagd. Het verschil tussen de contante uitgaven en de contante ontvangsten blijft derhalve even groot.
De vergelijking met de door de raadsman aangehaalde arresten van de Hoge Raad gaat niet op, aangezien in die zaken het witwasbedrag niet is vastgesteld aan de hand van een vermogensvergelijking van de veroordeelde zoals in de onderhavige zaak. Het hof verwerpt dan ook het verweer”.
6. In de met de onderhavige ontnemingszaak verband houdende hoofdzaak is ten laste van de betrokkene bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een feit dat als witwassen is gekwalificeerd.
7. Onder de door de Rechtbank als “contante uitgaven” aangemerkte bedragen bevinden zich, blijkens haar overwegingen, ook stortingen op eigen bankrekeningen van de betrokkene, naast uitgaven aan de aanschaf van twee auto’s en het opstarten van een restaurant. Dit een en ander is door het Hof overgenomen. Daarmee heeft het Hof als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat het begaan van het witwas-feit heeft geleid tot het door de betrokkene wederrechtelijk verkrijgen van vermogen. Kennelijk is het Hof bij de schatting van het voordeel ten bedrage van € 29.274,99 ervan uitgegaan dat onder meer de contante stortingen op en opnames van de eigen bankrekeningen van de betrokkene voorwerpen van het bewezenverklaarde witwassen zijn en reeds daardoor wederrechtelijk verkregen voordeel vormen. Dat standpunt is evenwel niet juist, zo blijkt uit het arrest van HR 13 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3071. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is dan ook in ieder geval met betrekking tot de genoemde stortingen niet begrijpelijk het oordeel van het Hof dat verzoeker daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel heeft verkregen tot het bedrag van € 29.274,99 door middel van of uit de baten van het bewezenverklaarde witwassen. Daarover klaagt het middel terecht.
8. Dat, zoals het Hof overweegt, voor het berekenen van het voordeel de methode van vermogensvergelijking is toegepast maakt daarbij geen verschil. In het bijzonder niet nu het hier gaat om voordeel dat is verkregen uit het bewezenverklaarde witwassen en niet (ook) om voordeel uit andere strafbare feiten verkregen. Dat de betrokkene het uit het misdrijf van witwassen afkomstige bedrag niet slechts voorhanden heeft gehad, maar dat dit hem daadwerkelijk tot voordeel heeft gestrekt, zal daarom hier nader dienen te worden gemotiveerd.2.
9. Het middel slaagt.
10. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
11. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 10‑11‑2015
Vgl. in dezelfde zin ten aanzien van de methode van kasopstelling de conclusie van A-G Bleichrodt (ECLI:NL:PHR:2013:2436) vóór HR 4 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:233 onder 13. Het voorgaande ligt in het onderhavige geval denk ik anders ten aanzien van de bedragen die de betrokkene heeft aangewend voor de aanschaf van auto’s (€ 8.000,00 en € 6.600,00) en het opstarten van een eigen restaurant (€ 15.000,00). Daaruit kan worden afgeleid dat sprake is van persoonlijke investeringen en niet langer van het enkele voorhanden hebben – bijvoorbeeld door voor een derde een geldbedrag verkregen met de tot de veroordeling van witwassen aanleiding gevende grondfeiten in bewaring te houden – zodat mag worden aangenomen dat déze specifieke uitgaven de betrokkene wel daadwerkelijk tot voordeel hebben gestrekt.