Per 1 januari 2013 is in artikel 22bis van de Invorderingswet 1990 een mededelingsplicht opgenomen met betrekking tot zogenoemde bodemzaken. Deze mededelingsplicht komt erop neer dat pandhouders en andere derden vanaf 1 januari 2013 voor vanaf dat moment verkregen bodemzaken (en vanaf 1 april 2013 voor lopende contracten met betrekking tot bodemzaken van vóór 1 januari 2013), verplicht zijn de ontvanger te informeren dat zij van plan zijn handelingen te (laten) verrichten waardoor de zaken niet meer als 'bodemzaak' kwalificeren. Met ingang van 1 januari 2018 is ook belastingschuldige zelf verplicht om een mededeling te doen (zie Wet overige fiscale maatregelen 2018, aant. 1.2.).
Wat vindt u in deze Vakstudie?
1. Achtergrond en geschiedenis van artikel 22bis van de Invorderingswet 1990
Aant.1.2 gaat in op de ontstaansgeschiedenis van de bepaling. Aant. 1.3 bevat een overzicht van de literatuur die is verschenen met betrekking tot artikel 22bis. Artikel 22bis strekt ertoe het bodemrecht constructiebestending te maken. Dit wordt beschreven in aant. 1.4. Artikel 22bis is gerelateerd aan een aantal andere bepalingen. Deze context met andere bepalingen komt aan bod in aant. 1.6. Aant. 1.18 is gewijd aan de inwerkingtredingsdatum van artikel 22bis.
2. Parlementaire varia
Aant. 1.20 behandelt een aantal parlementaire varia. Zoals onder meer de reden van opname van artikel 22bis in het Belastingplan 2013 (aant. 1.20.1) en hoe artikel 22bis staat tot het wetsvoorstel 22942 (aant. 1.20.3). Vervolgens wordt in aant. 1.20.8 een alternatief voor het bodemrecht besproken. Aant. 1.20.12 gaat in op de financiële gevolgen van artikel 22bis en aant. 1.20.13 gaat in op de administratieve lasten. Aant. 1.20.16 is gewijd aan de evaluatie van de effecten van artikel 22bis Invorderingswet 1990 op de kredietverlening. De consultatierondes die zijn gevoerd naar aanleiding van artikel 22bis komen aan bod in aant. 1.20.17. De resultaten van de evaluatie van de meldingsregeling zijn opgenomen in aant. 1.20.18. Over de positie van de banken bij insolventie gaat aant. 1.20.19. Het Besluit noodmaatregelen coronacrisis is vele malen aangepast, zie 1.20.20 -1.20.25, 1.20.27-1.20.30 en 1.20.32. Aant. 1.20.26 gaat over de Fiscale verzamelwet 2022, waarbij de horizonbepaling van art. 70 IW 1990 is komen te vervallen. In aant. 1.20.31 is de tijdelijke versoepeling bij het saneringsbeleid opgenomen, waarbij de ontvanger genoegen neemt met een gelijk percentage als de concurrente crediteuren. Het wetsvoorstel 22942 (wetsvoorstel Voorrang van vorderingen en vereenvoudigde afwikkeling faillissement) is ingetrokken, zie aant. 1.20 33.
3. Onderwerpen die samenhangen met artikel 22bis Invorderingswet 1990
Aant. 2 is gewijd aan de onderwerpen die samenhangen met de introductie van artikel 22bis Invorderingswet 1990. Zo worden in aant. 2.1 tot en met 2.1.4 het huidige voorrecht, het bodemrecht en de wijze van uitoefening van de preferente positie van de ontvanger alsmede de mogelijkheden om die te ontgaan behandeld. Vervolgens komt de vraag aan de orde hoe bekend het fenomeen bodemrecht moet worden verondersteld. Aant. 2.2 is gewijd aan constructiebestrijding. In dat kader wordt ingegaan op de omvang van de ontwijkingsconstructies inzake het bodem(voor)recht en het bedrag dat daarmee is gemoeid (aant. 2.2.1 tot en met 2.2.10). Staatssteun en convenanten in relatie tot artikel 22bis komen aan de orde in aant. 2.2.13. In aant. 2.2.14 wordt ingegaan op de sectoren en bedrijven die van constructies gebruik maken. Ten slotte wordt in aant. 2.2.15 aandacht besteedt aan het meldpunt voor constructies.
4. Gevolgen voor de Belastingdienst
Artikel 22bis en de gevolgen voor de Belastingdienst worden behandeld in aant. 2.3. Zo wordt in aant. 2.3.1 besproken het punt dat ten gevolge van artikel 22bis de belastingschulden niet verder zullen oplopen. Aant. 2.3.2 bespreekt het feit dat het huidige invorderingsproces niet is gewijzigd en aant. 2.3.3 behandelt de informatievoorziening door de Belastingdienst in het kader van artikel 22bis.
5. Gevolgen voor de kredietverlening
Aant. 2.4 besteedt aandacht aan de introductie van artikel 22bis en de gevolgen voor de kredietverlening. In verband daarmee wordt in aant. 2.4.1 ingegaan op de vraag in hoeverre bodemzaken meetellen bij de beoordeling van kredietverlening. Aant. 2.4.2 bespreekt de vraag of artikel 22bis leidt tot toename van knelpunten bij kredietverstrekking aan het MKB. Een pro actieve houding van financiers die tot verkleining van verliezen leidt in de uitoefening van het bodemrecht komt aan de orde in aant. 2.4.3. Aant. 2.4.4 is gewijd aan de gevolgen van artikel 22bis voor de kredietverlening. Vervolgens gaat aant. 2.4.7 in op de monitoring van de gevolgen van de maatregel op de kredietverlening.
Gelijktijdig met de invoering van artikel 22bis is het invordeirngsbeleid ten aanzien van ondernemers versoepeld (zie aant. 2.6). Aant. 2.6.1 tot en met aant. 2.6.7 behandelt de mogelijkheid van uitstel
van betaling voor ondernemers.
8. Tekortkomingen en ontsnappingsroutes
De vermeende tekortkomingen van artikel 22bis en de ontsnappingsroutes om artikel 22bis te frustreren, zoals in de literatuur naar voren gebracht, komen aan de orde in aant. 2.7.
Het tweede en derde lid van artikel 22bis, dat gaat over de mededelingsplicht, worden besproken in aant. 4 en 5. Aant. 4.1 gaat nader in op de mededelingsplicht. Aant. 4.1.1 is gewijd aan het punt dat belastingschuldige ondernemers niet behoeven te melden. In aant. 4.6 komen aan de orde situaties wanneer niet hoeft te worden gemeld. Aant. 4.7 gaat in op de vraag waarom alleen aan de Belastingdienst moet worden gemeld en niet aan alle overige crediteuren. Wat moet worden gemeld komt aan de orde in aant. 4.8. Handelingen die worden bestreden met artikel 22 bis komen aan de orde in aant. 4.8.1. Dat de mededelingsregeling geen inperking is van het recht om bodemzaken in vuistpand te nemen wordt behandeld in aant. 4.10. De mededelingsplicht in relatie tot de geheimhoudingsplicht van financiers heeft een plaats gekregen in aant. 4.15. De mededelingsplicht houdt geen overkill in (zie aant. 4.16). Aant. 5 gaat in op de per 1 januari 2018 ingevoerde mededelingsplicht voor de belastingschuldige als bedoeld in het nieuw opgenomen derde lid.
11. Lease en eigendomsvoorbehoud
Aant. 4.20 gaat in op overeenkomsten van lease en van eigendomsvoorbehoud. Aant. 4.21 bespreekt de beleidsmatige beperking van de mededelingsplicht zoals opgenomen in de Leidraad Invordering 2008.
12. Handelingen verricht in de normale uitoefening van bedrijf of beroep
Aant. 6 besteedt aandacht aan artikel 22bis, vierde lid, en het begrip handelingen verricht in de normale uitoefening van het bedrijf of beroep.
In aant. 8 wordt artikel 22bis lid 6 behandeld. De termijn van vier weken 'stilzitten' voor de bezitloos pandhouder en overige derden wordt behandeld in aant. 8.1. Dat de termijn van vier weken een maximale termijn is heeft een plaats gekregen in aant. 8.2. Uit aant. 8.3 blijkt dat de vier weken termijn de functie heeft van een overlegperiode. Vervolgens wordt in aant. 8.3.1 ingegaan op de capaciteit van de Belastingdienst in relatie tot de minnelijke schikking.
15. Kennisgeving van de ontvanger
Aant. 9 gaat nader in op het zevende lid. In aant. 9.1 komt de kennisgeving van de ontvanger aan de orde na de mededeling van de pandhouder of overige derden. Wat de positie is van de bezitloos pandhouder en de overige derden wordt behandelt in aant. 9.2. Aant. 9.3 gaat over de herleving van de mededelingsplicht en aant. 9.4 besteedt aandacht aan het rechtsgevolg als de ontvanger geen kennisgeving doet.
16. Belastingschuldige
In aant. 10 wordt het per 1 januari 2018 bij Wet overige fiscale maatregelen 2018 nieuw opgenomen achtste lid behandeld dat bepalingen bevat die mede van toepassing zijn op de belastingschuldige.
17. Sancties op het niet melden
Aant. 11 is gewijd aan artikel 22bis lid 9. In aant. 11.1 wordt ingegaan op het rechtsgevolg voor de pandhouder of de overige derde als zij niet melden dan wel handelen in strijd met het zesde lid van artikel 22bis. Er bestaat geen mogelijkheid om van de mededeling af te zien (zie aant. 11.1.1).i
18. Termijn informatieplicht
Aant. 12 besteedt aandacht aan artikel 22bis lid 10, dat gaat over de termijn waarbinnen informatie aan de ontvanger moet worden verstrekt als niet is gemeld of in strijd is gehandeld met het vijfde lid.
19. Executiewaarde bodemzaak
Aant. 13 gaat in op artikel 22bis lid 11 dat gaat over de vaststelling van de executiewaarde van de bodemzaak bij voor bezwaar vatbare beschikking.
20. Beloop betalingsverplichting
Aant. 14 beschrijft artikel 22bis lid 12 betreffende het beloop van de betalingsverplichting.
Als niet binnen veertien dagen door de pandhouder of de derde na de beschikking betaald wordt, vordert de ontvanger het in de beschikking genoemde bedrag in als ware het een rijksbelasting (zie aant. 16).
In aant. 18 wordt ingegaan op de bevoegdheden van de ontvanger die vervallen 1 jaar na het tijdstip waarop de zaak niet meer als bodemzaak kwalificeert.
Artikel 22bis, negentiende lid, dat een bepaling bevat over een drempelbedrag onder welk bedrag niet behoeft te worden gemeld komt aan de orde in aant. 21.
28. Afkoelingsperiode
Aant. 22 gaat nader in op het twintigste van artikel 22bis, dat bepaalt dat artikel 22bis van overeenkomstige toepassing is tijdens de afkoelingsperiode in surseance van betaling en faillissement. Aant. 22.1 gaat in op de relatie van de mededelingsplicht tot de afkoelingsperiode en in het verlengde daarvan artikel 63c van de FW. Zie tevens in dat verband de onderdelen Jurisprudentie en Literatuur.
29. Bodem(voor)recht
Om artikel 22bis goed te kunnen begrijpen en te plaatsen wordt voorts verwezen naar het artikelsgewijs commentaar op artikel 21 en 22 Invorderingswet 1990.
Nadere regels omtrent de mededelingsplicht zijn opgenomen in artikelen 1ci en 1cj van de Uitvoeringsregeling IW 1990. In artikel 22bis van de Leidraad Invordering 2008 is een aantal beleidsvoorschriften opgenomen omtrent de mededelingsplicht.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Vakstudie Invorderingswet, art. 22bis Invorderingswet 1990, aant. 1.1
Aant. 1.1 Inleiding
Actueel t/m 15-11-2024
15-11-2024, het commentaar is bijgewerkt t/m BNB 2024/123, VN 2024/50.46
01-01-2013 tot: -
Vakstudie Invorderingswet, art. 22bis Invorderingswet 1990, aant. 1.1
Invordering / Verhaalsrecht
bodemzaken
Invorderingswet 1990 artikel 22bis
Beschouwing
Inleiding
Per 1 januari 2013 is in artikel 22bis van de Invorderingswet 1990 een mededelingsplicht opgenomen met betrekking tot zogenoemde bodemzaken. Deze mededelingsplicht komt erop neer dat pandhouders en andere derden vanaf 1 januari 2013 voor vanaf dat moment verkregen bodemzaken (en vanaf 1 april 2013 voor lopende contracten met betrekking tot bodemzaken van vóór 1 januari 2013), verplicht zijn de ontvanger te informeren dat zij van plan zijn handelingen te (laten) verrichten waardoor de zaken niet meer als 'bodemzaak' kwalificeren. Met ingang van 1 januari 2018 is ook belastingschuldige zelf verplicht om een mededeling te doen (zie Wet overige fiscale maatregelen 2018, aant. 1.2.).
Wat vindt u in deze Vakstudie?
1. Achtergrond en geschiedenis van artikel 22bis van de Invorderingswet 1990
Aant.1.2 gaat in op de ontstaansgeschiedenis van de bepaling. Aant. 1.3 bevat een overzicht van de literatuur die is verschenen met betrekking tot artikel 22bis. Artikel 22bis strekt ertoe het bodemrecht constructiebestending te maken. Dit wordt beschreven in aant. 1.4. Artikel 22bis is gerelateerd aan een aantal andere bepalingen. Deze context met andere bepalingen komt aan bod in aant. 1.6. Aant. 1.18 is gewijd aan de inwerkingtredingsdatum van artikel 22bis.
2. Parlementaire varia
Aant. 1.20 behandelt een aantal parlementaire varia. Zoals onder meer de reden van opname van artikel 22bis in het Belastingplan 2013 (aant. 1.20.1) en hoe artikel 22bis staat tot het wetsvoorstel 22942 (aant. 1.20.3). Vervolgens wordt in aant. 1.20.8 een alternatief voor het bodemrecht besproken. Aant. 1.20.12 gaat in op de financiële gevolgen van artikel 22bis en aant. 1.20.13 gaat in op de administratieve lasten. Aant. 1.20.16 is gewijd aan de evaluatie van de effecten van artikel 22bis Invorderingswet 1990 op de kredietverlening. De consultatierondes die zijn gevoerd naar aanleiding van artikel 22bis komen aan bod in aant. 1.20.17. De resultaten van de evaluatie van de meldingsregeling zijn opgenomen in aant. 1.20.18. Over de positie van de banken bij insolventie gaat aant. 1.20.19. Het Besluit noodmaatregelen coronacrisis is vele malen aangepast, zie 1.20.20 -1.20.25, 1.20.27-1.20.30 en 1.20.32. Aant. 1.20.26 gaat over de Fiscale verzamelwet 2022, waarbij de horizonbepaling van art. 70 IW 1990 is komen te vervallen. In aant. 1.20.31 is de tijdelijke versoepeling bij het saneringsbeleid opgenomen, waarbij de ontvanger genoegen neemt met een gelijk percentage als de concurrente crediteuren. Het wetsvoorstel 22942 (wetsvoorstel Voorrang van vorderingen en vereenvoudigde afwikkeling faillissement) is ingetrokken, zie aant. 1.20 33.
3. Onderwerpen die samenhangen met artikel 22bis Invorderingswet 1990
Aant. 2 is gewijd aan de onderwerpen die samenhangen met de introductie van artikel 22bis Invorderingswet 1990. Zo worden in aant. 2.1 tot en met 2.1.4 het huidige voorrecht, het bodemrecht en de wijze van uitoefening van de preferente positie van de ontvanger alsmede de mogelijkheden om die te ontgaan behandeld. Vervolgens komt de vraag aan de orde hoe bekend het fenomeen bodemrecht moet worden verondersteld. Aant. 2.2 is gewijd aan constructiebestrijding. In dat kader wordt ingegaan op de omvang van de ontwijkingsconstructies inzake het bodem(voor)recht en het bedrag dat daarmee is gemoeid (aant. 2.2.1 tot en met 2.2.10). Staatssteun en convenanten in relatie tot artikel 22bis komen aan de orde in aant. 2.2.13. In aant. 2.2.14 wordt ingegaan op de sectoren en bedrijven die van constructies gebruik maken. Ten slotte wordt in aant. 2.2.15 aandacht besteedt aan het meldpunt voor constructies.
4. Gevolgen voor de Belastingdienst
Artikel 22bis en de gevolgen voor de Belastingdienst worden behandeld in aant. 2.3. Zo wordt in aant. 2.3.1 besproken het punt dat ten gevolge van artikel 22bis de belastingschulden niet verder zullen oplopen. Aant. 2.3.2 bespreekt het feit dat het huidige invorderingsproces niet is gewijzigd en aant. 2.3.3 behandelt de informatievoorziening door de Belastingdienst in het kader van artikel 22bis.
5. Gevolgen voor de kredietverlening
Aant. 2.4 besteedt aandacht aan de introductie van artikel 22bis en de gevolgen voor de kredietverlening. In verband daarmee wordt in aant. 2.4.1 ingegaan op de vraag in hoeverre bodemzaken meetellen bij de beoordeling van kredietverlening. Aant. 2.4.2 bespreekt de vraag of artikel 22bis leidt tot toename van knelpunten bij kredietverstrekking aan het MKB. Een pro actieve houding van financiers die tot verkleining van verliezen leidt in de uitoefening van het bodemrecht komt aan de orde in aant. 2.4.3. Aant. 2.4.4 is gewijd aan de gevolgen van artikel 22bis voor de kredietverlening. Vervolgens gaat aant. 2.4.7 in op de monitoring van de gevolgen van de maatregel op de kredietverlening.
6. Faillissementsfraude
Artikel 22bis is ook gerelateerd aan faillissementsfraude (zie aant. 2.5.).
7. Versoepelde invorderingsbeleid ondernemers
Gelijktijdig met de invoering van artikel 22bis is het invordeirngsbeleid ten aanzien van ondernemers versoepeld (zie aant. 2.6). Aant. 2.6.1 tot en met aant. 2.6.7 behandelt de mogelijkheid van uitstel
van betaling voor ondernemers.
8. Tekortkomingen en ontsnappingsroutes
De vermeende tekortkomingen van artikel 22bis en de ontsnappingsroutes om artikel 22bis te frustreren, zoals in de literatuur naar voren gebracht, komen aan de orde in aant. 2.7.
9. Wat is een bodemzaak?
Aant. 3 gaat in op het begrip bodemzaak in artikel 22bis, eerste lid, Invorderingswet 1990.
10. De mededelingsplicht
Het tweede en derde lid van artikel 22bis, dat gaat over de mededelingsplicht, worden besproken in aant. 4 en 5. Aant. 4.1 gaat nader in op de mededelingsplicht. Aant. 4.1.1 is gewijd aan het punt dat belastingschuldige ondernemers niet behoeven te melden. In aant. 4.6 komen aan de orde situaties wanneer niet hoeft te worden gemeld. Aant. 4.7 gaat in op de vraag waarom alleen aan de Belastingdienst moet worden gemeld en niet aan alle overige crediteuren. Wat moet worden gemeld komt aan de orde in aant. 4.8. Handelingen die worden bestreden met artikel 22 bis komen aan de orde in aant. 4.8.1. Dat de mededelingsregeling geen inperking is van het recht om bodemzaken in vuistpand te nemen wordt behandeld in aant. 4.10. De mededelingsplicht in relatie tot de geheimhoudingsplicht van financiers heeft een plaats gekregen in aant. 4.15. De mededelingsplicht houdt geen overkill in (zie aant. 4.16). Aant. 5 gaat in op de per 1 januari 2018 ingevoerde mededelingsplicht voor de belastingschuldige als bedoeld in het nieuw opgenomen derde lid.
11. Lease en eigendomsvoorbehoud
Aant. 4.20 gaat in op overeenkomsten van lease en van eigendomsvoorbehoud. Aant. 4.21 bespreekt de beleidsmatige beperking van de mededelingsplicht zoals opgenomen in de Leidraad Invordering 2008.
12. Handelingen verricht in de normale uitoefening van bedrijf of beroep
Aant. 6 besteedt aandacht aan artikel 22bis, vierde lid, en het begrip handelingen verricht in de normale uitoefening van het bedrijf of beroep.
13. Delegatiebepaling
Aant. 7 beschrijft artikel 22bis lid 5, inzake de delegatiebepaling over de wijze van mededeling.
14. Vierwekentermijn
In aant. 8 wordt artikel 22bis lid 6 behandeld. De termijn van vier weken 'stilzitten' voor de bezitloos pandhouder en overige derden wordt behandeld in aant. 8.1. Dat de termijn van vier weken een maximale termijn is heeft een plaats gekregen in aant. 8.2. Uit aant. 8.3 blijkt dat de vier weken termijn de functie heeft van een overlegperiode. Vervolgens wordt in aant. 8.3.1 ingegaan op de capaciteit van de Belastingdienst in relatie tot de minnelijke schikking.
15. Kennisgeving van de ontvanger
Aant. 9 gaat nader in op het zevende lid. In aant. 9.1 komt de kennisgeving van de ontvanger aan de orde na de mededeling van de pandhouder of overige derden. Wat de positie is van de bezitloos pandhouder en de overige derden wordt behandelt in aant. 9.2. Aant. 9.3 gaat over de herleving van de mededelingsplicht en aant. 9.4 besteedt aandacht aan het rechtsgevolg als de ontvanger geen kennisgeving doet.
16. Belastingschuldige
In aant. 10 wordt het per 1 januari 2018 bij Wet overige fiscale maatregelen 2018 nieuw opgenomen achtste lid behandeld dat bepalingen bevat die mede van toepassing zijn op de belastingschuldige.
17. Sancties op het niet melden
Aant. 11 is gewijd aan artikel 22bis lid 9. In aant. 11.1 wordt ingegaan op het rechtsgevolg voor de pandhouder of de overige derde als zij niet melden dan wel handelen in strijd met het zesde lid van artikel 22bis. Er bestaat geen mogelijkheid om van de mededeling af te zien (zie aant. 11.1.1).i
18. Termijn informatieplicht
Aant. 12 besteedt aandacht aan artikel 22bis lid 10, dat gaat over de termijn waarbinnen informatie aan de ontvanger moet worden verstrekt als niet is gemeld of in strijd is gehandeld met het vijfde lid.
19. Executiewaarde bodemzaak
Aant. 13 gaat in op artikel 22bis lid 11 dat gaat over de vaststelling van de executiewaarde van de bodemzaak bij voor bezwaar vatbare beschikking.
20. Beloop betalingsverplichting
Aant. 14 beschrijft artikel 22bis lid 12 betreffende het beloop van de betalingsverplichting.
21. Betalingstermijn
Artikel 22bis lid 13 heeft een plaats gekregen in aant. 15. Aldaar wordt ingegaan op de betalingstermijn die uit de beschikking ex artikel 22bis lid 12 voortvloeit.
22. Invordering als rijksbelasting
Als niet binnen veertien dagen door de pandhouder of de derde na de beschikking betaald wordt, vordert de ontvanger het in de beschikking genoemde bedrag in als ware het een rijksbelasting (zie aant. 16).
23. Afboeking van betalingen
De afboeking van belastingschulden is geregeld in artikel 22bis, lid 15, en wordt besproken in aant. 17.
24. Vervaltermijn bevoegdheden ontvanger
In aant. 18 wordt ingegaan op de bevoegdheden van de ontvanger die vervallen 1 jaar na het tijdstip waarop de zaak niet meer als bodemzaak kwalificeert.
25. Toepassing hfdst. V, AWR
Op de beschikking inzake de executiewaarde van de bodemzaak die de ontvanger vaststelt is hoofdstuk V van de AWR van toepassing (zie aant. 19).
26. Verhaal en subrogatie
Aant. 20 gaat nader in op het in artikel 22bis, lid 18 geregelde verhaal en subrogatie.
27. Drempelbedrag
Artikel 22bis, negentiende lid, dat een bepaling bevat over een drempelbedrag onder welk bedrag niet behoeft te worden gemeld komt aan de orde in aant. 21.
28. Afkoelingsperiode
Aant. 22 gaat nader in op het twintigste van artikel 22bis, dat bepaalt dat artikel 22bis van overeenkomstige toepassing is tijdens de afkoelingsperiode in surseance van betaling en faillissement. Aant. 22.1 gaat in op de relatie van de mededelingsplicht tot de afkoelingsperiode en in het verlengde daarvan artikel 63c van de FW. Zie tevens in dat verband de onderdelen Jurisprudentie en Literatuur.
29. Bodem(voor)recht
Om artikel 22bis goed te kunnen begrijpen en te plaatsen wordt voorts verwezen naar het artikelsgewijs commentaar op artikel 21 en 22 Invorderingswet 1990.
30. Uitvoeringsregeling IW 1990 en Leidraad Invordering 2008
Nadere regels omtrent de mededelingsplicht zijn opgenomen in artikelen 1ci en 1cj van de Uitvoeringsregeling IW 1990. In artikel 22bis van de Leidraad Invordering 2008 is een aantal beleidsvoorschriften opgenomen omtrent de mededelingsplicht.