Rb. Arnhem, 06-10-2004, nr. 112800/HAZA04-794
ECLI:NL:RBARN:2004:AR5513
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
06-10-2004
- Zaaknummer
112800/HAZA04-794
- LJN
AR5513
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2004:AR5513, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 06‑10‑2004; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 06‑10‑2004
Inhoudsindicatie
De vraag wie de partij is bij de onderhavige overeenkomst. De vraag is dus of gedaagde bij het geven van de opdracht op naam van gedaagde vof (zoals eiseres stelt) of op naam van Interwall (zoals gedaagde stelt) heeft gecontracteerd.
Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 112800 / HA ZA 04-794
Datum vonnis: 6 oktober 2004
Vonnis
in de zaak van
de vennootschap onder firma
V.O.F. REKLAMEBURO [eiser],
gevestigd te Culemborg,
eiseres,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. Th.de Werdt te IJsselstein,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur en advocaat mr. P. Dalhuisen te Tiel.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiser] en [gedaagde].
Het verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure tot het tussenvonnis van 7 juli 2004 wordt naar dat vonnis verwezen. Ter uitvoering van dit tussenvonnis is een comparitie van partijen gehouden. Het proces-verbaal daarvan bevindt zich bij de stukken. Verder heeft [eiser] ten behoeve van de comparitie nog een produktie overgelegd.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
1. Op 29 april 2003 heeft [gedaagde], als vennoot van de vennootschap onder firma Drukkerij [gedaagde] v.o.f., hierna [gedaagde] vof, aan [eiser] schriftelijk opdracht verleend voor het plaatsen van advertenties op een kabelkrant gedurende 49 dagen.
Deze schriftelijke opdrachtbevestiging bevatte voor zover hier van belang de volgende bepalingen:
“Opdrachtgever: Drukkerij [gedaagde] v.o.f.
Kontaktpersoon: [gedaagde]
Tarieven: ..........
€ 220,07 per dag
Betaling: Binnen 10 dagen na facturering
(Er wordt gefactureerd na uitzending of aan het einde van
een lopende maand)
.....................
Voor Akkoord:
Drukkerij [gedaagde]
[ged[gedaagde]”
Deze opdrachtbevestiging werd getekend door [gedaagde].
2. [eiser] heeft uitvoering gegeven aan de opdracht. De advertenties waren bestemd voor de besloten vennootschap Interwall Adviezen en Bemiddeling B.V., hierna Interwall. Op verzoek van [gedaagde] heeft [eiser] niet tussentijds gefactureerd. Op 31 mei 2003 heeft [eiser] aan [gedaagde] vof een factuur gestuurd ter grootte van € 12.274,26, inclusief BTW, voor alle uitzendingen.
3. [gedaagde] vof heeft deze factuur niet voldaan en omstreeks 15 juli 2003 [eiser] verzocht de factuur te richten aan Interwall; deze zou de factuur betalen.
4. [eiser] heeft vervolgens op 15 juli de factuur verzonden aan Interwall. Deze factuur bevatte, voor zover hier van belang, de volgende bepalingen:
“Volgens opdracht van [ged[gedaagde] aan Ton [eiser] uitzending Kabelkrant:
...................
** Op 31 mei jl. Zonden wij reeds deze nota (factuurnummer 03.090) naar
Drukkerij [gedaagde] / t.a.v. de heer [gedaagde]. Pas afgelopen week bleek dat wij de
nota rechtstreeks naar u konden zenden. Zoals besproken hebben wij deze
factuur gecrediteerd (creditnota 03.207) aan Drukkerij [gedaagde] en brengen wij u
de kosten hierbij in rekening.”
5. Interwall heeft de factuur niet voldaan. Op 30 december 2003 is Interwall in staat van faillissement verklaard.
6. Blijkens een uittreksel uit het handelsregister zijn de drie vennoten van [gedaagde] vof een bevoegdheidsbeperking overeengekomen, inhoudend dat de vennoten slechts gezamenlijk bevoegd zijn te handelen en te tekenen bij het aangaan van verbintenissen die de som of waarde van € 2.500,- te boven gaan.
Het geschil
7. [eiser] vordert, voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 12.274,26, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 11 juni 2003 tot aan de dag der betaling en € 1.387,40 voor buitengerechtelijke kosten, exclusief BTW, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
8. [eiser] legt aan haar vordering ten grondslag dat nu [gedaagde] vof zich beroept op de bevoegdheidsbeperking in het handelsregister [gedaagde] in persoon aansprakelijk is voor de schade die [eiser] door de bevoegdheidsbeperking lijdt, omdat [gedaagde] de indruk heeft gewekt dat hij volledig bevoegd was [gedaagde] vof te vertegenwoordigen.
9. [gedaagde] heeft de vordering van [eiser] gemotiveerd weersproken. [gedaagde] heeft daartoe, kort samengevat, primair aangevoerd dat niet [gedaagde] vof opdrachtgever van [eiser] was maar Interwall. Subsidiair heeft [gedaagde] aangevoerd dat sprake is van schuldvernieuwing in die zin dat [eiser] in de plaats van [gedaagde] vof Interwall als debiteur heeft aanvaard. Meer subsidiair zou sprake zijn van schuldoverneming door Interwall van de schuld van [gedaagde] vof.
De beoordeling van het geschil
10. De juistheid van het gevorderde factuurbedrag is niet in geschil, zodat die vaststaat. [gedaagde] betwist evenwel dat hij namens [gedaagde] vof een overeenkomst heeft gesloten met [eiser]. Volgens [gedaagde] was Interwall opdrachtgever en contractspartij van [eiser].
11. De vraag is dus of [gedaagde] bij het geven van de opdracht op naam van [gedaagde] vof (zoals [eiser] stelt) of op naam van Interwall (zoals [gedaagde] stelt) heeft gecontracteerd. Het antwoord op de vraag of [gedaagde] bij het sluiten van de overeenkomst is opgetreden voor [gedaagde] vof of voor Interwall, hangt af van hetgeen [gedaagde] en [eiser] daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Het feit dat [eiser] wist dat de werkzaamheden werden verricht ten behoeve van Interwall sluit niet uit dat [gedaagde] optrad voor [gedaagde] vof. (HR 11 maart 1977 NJ 1977,521, Stolte/Schiphoff)
12. Voor het antwoord op de vraag wie partij is bij de onderhavige overeenkomst zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang. Ter comparitie hebben [gedaagde] en de heer [eiser], vennoot van [eiser], verklaard dat tijdens de totstandkoming van de opdracht er niet over is gesproken wie formeel de opdrachtgever was. Op de schriftelijke opdrachtbevestiging staat als opdrachtgever vermeld [gedaagde] vof met als contactpersoon [gedaagde]. De opdrachtbevestiging is voor [gedaagde] vof voor akkoord getekend door [gedaagde]. In de opdrachtbevestiging komt (de naam van) Interwall niet voor. De factuur is in eerste instantie verstuurd naar [gedaagde] vof die daartegen niet heeft geprotesteerd. [gedaagde] vof heeft, toen zij geen betaling had ontvangen van Interwall, [eiser] verzocht de factuur aan Interwall te sturen.
13. Uit al deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat [eiser] er op heeft mogen vertrouwen dat [gedaagde] handelde in naam van [gedaagde] vof en niet in naam van Interwall. [gedaagde] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld, die als zij komen vast te staan, tot de slotsom zouden leiden dat [eiser] er niet op mocht vertrouwen dat [gedaagde] vof haar wederpartij was. Het feit dat [gedaagde] vof aan andere bedrijven op dezelfde wijze opdrachten ten behoeve van Interwall heeft gegeven en dat deze alle hun facturen aan Interwall hebben gestuurd, is niet zo’n omstandigheid. Het gaat erom wat er ten tijde van de totstandkoming van de opdracht aan [eiser] tussen [eiser] en [gedaagde] is besproken.
14. Het feit dat [gedaagde] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst niet bevoegd was [gedaagde] vof te binden, heeft tot gevolg dat [gedaagde] vof niet gebonden is aan de overeenkomst. Dit heeft echter niet tot gevolg dat Interwall partij is geworden bij de overeenkomst. Ingevolge artikel 3: 70 BW heeft [gedaagde] jegens [eiser] in te staan voor het bestaan en de omvang van zijn volmacht. Door de opdrachtbevestiging voor [gedaagde] vof te tekenen heeft [gedaagde] bij [eiser], in strijd met de waarheid, de indruk gewekt dat hij volledig bevoegd is om [gedaagde] vof bij het aangaan van dit contract te vertegenwoordigen. [gedaagde] kan zich niet erop beroepen dat [eiser] die beperking uit het handelsregister te weten had kunnen worden (HR 26 juni 1981, NJ 1982,1). Dit betekent dat [gedaagde] in beginsel verplicht is aan [eiser] de schade die deze daardoor lijdt, te vergoeden. Dat betekent in dit geval dat hij de factuur van [eiser] dient te voldoen.
15. [gedaagde] heeft subsidiair aangevoerd dat sprake is van schuldvernieuwing en dat [eiser] Interwall als contractspartij heeft aanvaard in de plaats van [gedaagde]. [gedaagde] wijst in dat verband op de factuur van [eiser] aan Interwall en het feit dat Interwall deze factuur zonder protest heeft behouden en niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat schuldvernieuwing pas kan worden aangenomen indien uit de verklaringen van partijen en de omstandigheden van het geval duidelijk blijkt dat door partijen afstand van een vorderingsrecht is beoogd. Het op verzoek van [gedaagde] toezenden van de factuur aan Interwall wil nog niet zeggen dat [eiser] daarmee Interwall heeft aanvaard als debiteur in de plaats van [gedaagde]. Dat kan ook niet afgeleid worden uit de bewoordingen op de factuur, zie bij 4. De rechtbank wijst om die reden het beroep van [gedaagde] op schuldvernieuwing af.
16. Voor schuldoverneming, waarop [gedaagde] zich meer subsidiair beroept, is vereist dat de crediteur toestemming verleent. Ook hiervoor is volgens de rechtbank nodig dat dit duidelijk en ondubbelzinnig gebeurt. Het enkel versturen van de factuur naar een ander houdt nog geen instemming met schuldoverneming in. Het onderhavige geval lijkt veel meer op de aanverwante rechtsfiguur van onvoltooide schuldoverneming of schuldtoetreding, inhoudend dat [eiser] naast zijn oorspronkelijke debiteur ook Interwall als debiteur aanvaardt. Dat betekent niet dat de oorspronkelijke debiteur, [gedaagde], door de crediteur, [eiser], ontslagen wordt uit zijn verplichting maar dat [eiser] er een andere debiteur bij krijgt. Ook dit verweer van [gedaagde] gaat dus niet op.
17. De rechtbank wijst de vordering van [eiser] tot betaling door [gedaagde] van € 12.274,26 toe. Ook de vordering tot vergoeding van de wettelijke rente ligt voor toewijzing gereed nu [gedaagde] daar geen verweer tegen heeft gevoerd.
18. [eiser] vordert als schade tevens buitengerechtelijke incassokosten, berekend volgens het gebruikelijke tarief, ter grootte van € 1.387,40. [eiser] heeft daartoe aangevoerd dat hij een incassobureau heeft ingeschakeld dat uitgebreid heeft gecorrespondeerd met [gedaagde]. [gedaagde] heeft hiertegen geen verweer gevoerd. Dit betekent dat deze kosten in beginsel voor vergoeding in aanmerking komen, zij het dat de rechtbank de hoogte ambtshalve matigt tot € 780,- conform het Rapport Voor-werk, nu [eiser] zijn vordering niet heeft onderbouwd met stukken.
19. Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] veroordeeld in de kosten van de procedure.
De beslissing
de rechtbank
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 12.274,26 (zegge: twaalfduizend tweehonderd vierenzeventig euro 26/100), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2003,
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 780,- wegens buitengerechtelijke incassokosten,
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden begroot aan de zijde van [eiser] op € 370,40 wegens verschotten en op € 780,- voor salaris procureur,
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken op woensdag 6 oktober 2004.
de griffier de rechter