Einde inhoudsopgave
Rechtspositiebesluit ambtenaren BES
Artikel 36a
Geldend
Geldend vanaf 07-07-2023
- Bronpublicatie:
23-06-2023, Stb. 2023, 237 (uitgifte: 06-07-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
07-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-06-2023, Stb. 2023, 237 (uitgifte: 06-07-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Ambtenarenrecht / Verlof
1.
De ambtenaar heeft recht op een vakantie-uitkering ten bedrage van 8,33 procent van de door hem genoten bezoldiging vermeerderd met de toelagen, die tot het ambtelijk inkomen worden gerekend voor de berekening van het pensioengevend inkomen.
2.
De vakantie-uitkering wordt eenmaal per jaar in de maand mei uitbetaald over een periode van twaalf maanden, die is aangevangen met de maand juni van het voorafgaande kalenderjaar.
3.
In afwijking van het tweede lid kan de vakantie-uitkering op verzoek van de ambtenaar binnen een periode als bedoeld in het tweede lid op twee momenten worden uitbetaald. In dat geval vindt de eerste uitbetaling plaats in de door de ambtenaar verzochte maand, en wel over de maand juni, bedoeld in het tweede lid, en de volgende maanden tot en met de maand van de eerste uitbetaling. De tweede uitbetaling vindt dan plaats in de maand mei, en wel over de resterende maanden.
4.
In afwijking van het tweede of derde lid, wordt bij ontslag van de ambtenaar de vakantie-uitkering onderscheidenlijk het resterende deel van de eindejaarsuitkering uitbetaald in de laatste maand van zijn dienstverband.
5.
Bij overlijden van de ambtenaar vindt betaling van de vakantie-uitkering plaats aan de weduwe of weduwnaar. Indien de overledene geen weduwe of weduwnaar nalaat, geschiedt de uitbetaling ten behoeve van de minderjarige kinderen. Onder kinderen worden in dit lid verstaan natuurlijke kinderen en kinderen waarover de overledene de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt in dit lid verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van een kind als was het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor. Ontbreken ook kinderen, dan geschiedt de betaling van de vakantie-uitkering aan degenen die geheel of grotendeels afhankelijk waren van de bezoldiging van de overledene. Laat de overledene ook geen betrekkingen na als bedoeld in de vorige volzin, dan wordt de vakantie-uitkering geheel of ten dele aangewend voor de betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging, voor zover de nalatenschap van de overledene voor de betaling van die kosten ontoereikend is.