CRvB, 18-06-1976, nr. AW1975/B54
ECLI:NL:CRVB:1976:AM4241
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
18-06-1976
- Zaaknummer
AW1975/B54
- LJN
AM4241
- Roepnaam
Stichting Bruggerbosch
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:1976:AM4241, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 18‑06‑1976; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 18‑06‑1976
Inhoudsindicatie
De Stichting "Bruggerbosch" te Enschede is in het leven geroepen bij raadsbesluit. Volgens de statuten heeft de gemeente een overwegende invloed op het beleid, met name wat personeelszaken betreft. Daarom moet de Stichting geacht worden deel uit te maken van de openbare dienst. Op het tijdstip van overneming van de taak der gemeente door de stichting was het verplegend personeel, waaronder eiseres, in dienst der gemeente. De stichting kan het karakter van openbare dienst niet zonder meer verliezen door het feitelijk handelen van het bestuur en de houding van de gemeente daartegenover, wanneer dit niet is vastgelegd in een raadsbesluit. Onder deze omstandigheden moet eiseres, als zijnde in dienst van een openbaar lichaam, geacht worden te zijn ambtenaar in de zin der A.W. Daaraan doet niet af, dat zij in 1971 een arbeidsovereenkomst heeft ondertekend. Van de kant van de stichting was deze niet rechtsgeldig, omdat de vereiste goedkeuring ontbrak. Eiseres - dit ten overvloede - kan niet hebben bevroed, dat zij door ondertekening van deze overeenkomst haar status van ambtenaar prijs gaf. O.g.v. een en ander heeft de eerste rechter eiseres ten onrechte niet ontvankelijk verklaard in haar beroep. Volgt vernietiging en terugwijzing.
AW 1975/B 54
Centrale Raad van Beroep, 18-06-1976,
U I T S P R A A K
E. E. E. te E. eiseres,
tegen
De Geneesheer-directeur van de Stichting Bruggerbosch, te E., gedaagde.
I.Ontstaan en loop van het geding
Eiseresses beroep richt zich tegen het haar door gedaagde verleende ontslag, haar medegedeeld bij schrijven van gedaagde van 21 aug. 1974 inhoudend:
"Tijdens een bespreking welke wij heden met de medici en de administratieve funktionarissen van de G.G. en G.D. hadden, is komen vast te staan, dat u reeds op 29 juli j.l. door de keurende arts te verstaan is gegeven dat u weer arbeidsgeschikt werd geacht. U zou dan ook na overleg met ondergetekende uw werkzaamheden onmiddellijk hebben moeten hervatten. Tot op heden heeft u echter op geen enkele wijze kontakt met ons opgenomen, terwijl u het ook niet nodig heeft geacht om uit u zelf weer met uw werkzaamheden te beginnen.
Om deze reden hebben wij dan ook moeten besluiten om u met onmiddellijke ingang wegens dringende redenen - als omschreven in art. 1639 lid p van het B.W. - uit onze dienst te ontslaan.
Dit houdt tevens in dat u van onze Stichting geen enkele uitkering, in welke vorm dan ook, meer zult ontvangen.".
Het ambtenarengerecht te Zwolle heeft bij uitspraak van 11 september 1975 het door eiseres tegen dit besluit ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen die uitspraak hoger beroep ingesteld bij de Raad en behalve een beroepschrift een aanvullend beroepschrift ingediend met bijlagen.
Zijdens gedaagde zijn aan de Raad twee brieven met bijlagen gezonden.
Zijdens eiseres is op 10 mei 1976 nog een geschrift ingediend, terwijl zijdens gedaagde op 17 mei 1976 schriftelijk een aantal vragen, door de fungerend-voorzitter van de Raad gesteld, is beantwoord onder toezending van enige bescheiden.
Het geding is behandeld ter terechtzitting van 28 mei 1976, waar voor eiseres is opgetreden H. M. ten Brink te Zwolle, districtsbestuurder van de Algemene Bond van Ambtenaren, en voor gedaagde Mr. G. J. H. Leppink, adv. te E., en H. G. Bijker te E., economisch directeur van de Stichting Bruggerbosch.
Ter terechtzitting is als getuige gehoord Th. J. A. Stoeltje, hoofd van het bureau juridische zaken van de afd. personeelszaken ter secretarie van de gem. Enschede.
II.Motivering
De eerste rechter is tot niet-ontvankelijkverklaring van het door eiseres ingestelde beroep gekomen onder overweging in hoofdzaak dat zij, ook al zou te dezen van openbare dienst sprake zijn, niet als ambtenaar in de zin der Ambtenarenwet 1929 kan worden aangemerkt.
De Raad ziet zich derhalve thans gesteld voor de vraag of hij de eerste rechter in dit oordeel kan volgen.
A.Openbare dienst:
De Stichting Bruggerbosch moet naar het oordeel van de Raad wel geacht worden te behoren tot de openbare dienst. Daarbij laat de Raad wegen:
De Stichting is in 1961 opgericht door de gem. Enschede krachtens raadsbesluit van 12 dec. 1960.
De statuten van de Stichting zoals deze na wijzigingen, goedgekeurd door de gemeenteraad, thans luiden houden o.m. in:
1.dat benoeming en herbenoeming van de leden van de Stichtingsraad, die de Stichting bestuurt, door B. en W. van E. geschiedt, welk college deze leden ook uit hun functie kan ontheffen (art. 4).
2.dat het huishoudelijk reglement en de wijzigingen daarin aan B. en W. worden medegedeeld (art. 5).
3.dat de leden van het college van B. en W. het recht hebben de vergaderingen van de stichtingsraad en het dagelijks bestuur van de stichting bij te wonen en daarin een raadgevende stem hebben (art. 7).
4.dat de begroting en de rekening en verantwoording de goedkeuring van B. en W. behoeven (art. 8).
5.dat het benoemen, schorsen en ontslaan van het personeel, alsmede het vaststellen van de bezoldiging en de regeling van de rechtspositie van het personeel de goedkeuring van B. en W. behoeven (art. 9, lid 4).
6.dat de te treffen regeling tot het verlenen van uitkeringen bij onvrijwillige werkloosheid van het personeel van de Stichting en wijziging of intrekking van die regeling de goedkeuring van B. en W. behoeft (art. 9, lid 5).
7.dat tot wijziging van de statuten of tot ontbinding van de stichting kan worden besloten door de gemeenteraad, nadat de stichtingsraad terzake is gehoord (art. 10, lid 1).
8.dat bij ontbinding van de stichting het dagelijks bestuur onder toezicht van B. en W. met de afwikkeling is belast (art. 10, lid 3).
9.dat aan het vermogen van de stichting dat aanwezig mocht zijn na voldoening van alle verplichtingen door de stichtingsraad een bestemming zal worden gegeven onder goedkeuring van B. en W. (art. 10, lid 4).
10.dat in alle gevallen waarin niet is voorzien bij deze statuten of het huishoudelijk reglement de stichtingsraad beslist, welke beslissingen de goedkeuring van B. en W. behoeven (art. 11).
Evenvermelde statutaire bepalingen leiden tot de concl. dat t.a.v. de stichting sprake was van een overwegende invloed van overheidswege, dit met name ook voor wat betreft personeelszaken.
In dit verband verdient voorts nog opmerking dat de stichtingsraad ingevolge art. 9, lid 3, Statuten op 18 dec. 1973 een rechtspositieregeling voor het personeel in dienst van de stichting heeft vastgesteld, waarvan art. 1 luidt:
"Voor zover niet uitdrukkelijk anders is bepaald, zijn de rechtspositieregelingen voor het personeel in dienst van de gem. Enschede, van overeenkomstige toepassing voor het personeel in dienst van de stichting Bruggerbosch.".
Van het bestuur van de stichting was voorts vanaf de oprichting jarenlang een lid van de gemeenteraad voorz. en een ambtenaar van de gemeente secretaris, terwijl tevens een der wethouders bestuurslid is, althans was.
Het personeel, dat betrokken was bij de verzorging en verpleging van de patienten in Bruggerbosch, was in dienst van de gemeente en is - eiseres daaronder begrepen - overgegaan in dienst van de stichting op het tijdstip dat de stichting de exploitatie van de gemeente overnam.
De stichting is tot het moment, dat haar kosten uit de bronnen van de AWBZ werden gedekt door de gemeente gefinancierd.
Een stichting die, zoals de stichting Bruggerbosch, juridisch en feitelijk is opgezet met een overwegende invloed voor de overheid en die aldus tot de openbare dienst behoorde kan dit karakter in beginsel niet zonder meer verliezen door de wil en het feitelijk handelen van de stichting vanaf een bepaald moment en de houding van de gemeente te dien aanzien, zonder dat een en ander in een duidelijke, uitdrukkelijke besluitvorming met name ook het van het te dezer zake bevoegd te achten orgaan, i.c. de Raad der gemeente E., is neergelegd.
B.Ambtenaarschap in de zin van de Ambtenarenwet 1929:
Eiseres was naar 'sRaads oordeel voorts ambtenaar in de zin van de Ambtenarenwet 1929, immers:
Eiseres was in dienst van de gemeente tot zij overging in dienst van de stichting.
Van iemand die in dienst is van een openbaar lichaam moet in beginsel worden aangenomen, dat hij ambtenaar is, tenzij het tegendeel duidelijk blijkt.
Van eiseres is niet gebleken, dat zij laatstelijk voor zij in dienst van de stichting kwam anders dan als ambtenaar in dienst van de gemeente was.
Eiseres is blijkens een afschrift van het daartoe door de stichtingsraad op 18 dec. 1963 genomen en door B. en W. op 18 juli 1964 goedgekeurde besluit m.i.v. 1 jan. 1962, de datum waarop de stichting de exploitatie van Bruggerbosch van de gemeente overnam, benoemd tot verpleeghulp in vaste dienst waarbij tevens haar salaris, elders door de stichting als wedde geduid, is vastgesteld, welke hier onderlijnd weergegeven termen uit het besluit in de weergave van het besluit wijzen op een ambtenaarschap in de zin van de Ambtenarenwet 1929, terwijl het ook onaannemelijk is dat aan eiseres door deze benoeming met terugwerkende kracht haar ambtelijke status zou zijn ontnomen, zodat mede gelet op het hiervoor overwogene moet worden aangenomen, dat eiseres als ambtenaar in de zin van de Ambtenarenwet 1929 in dienst van de stichting is gekomen.
Aan dit alles doet niet af, dat eiseres op 17 juli 1971 een arbeidsovereenkomst (waarbij de dienstbetrekking geacht wordt te zijn aangevangen op 1 jan. 1962) met de stichting heeft ondertekend nu deze arbeidsovereenkomst van de zijde van de stichting niet rechtsgeldig is, omdat de ingevolge art. 9, lid 4, Statuten van de stichting daartoe vereiste goedkeuring van B. en W. ontbreekt, zodat door dit stuk geen nieuwe rechtsverhouding, nl. een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, in de plaats van de ambtelijke tussen eiseres en de stichting tot stand kon komen.
Hierbij moge ten overvloede nog worden opgemerkt dat, gesteld dat er wel een rechtsgeldige verklaring van de zijde van de stichting zou zijn geweest, de rechtsgeldigheid van deze overeenkomst aan de zijde van eiseres de Raad niet onaantastbaar voorkomt, omdat niet mag worden aangenomen dat eiseres de bedoeling heeft gehad door haar ondertekening van die overeenkomst haar ambtelijke status op te geven noch dat eiseres zich bewust was dat dit opgeven van haar ambtelijke status een gevolg van dat ondertekenen was.
Aangezien eiseres derhalve als ambtenaar in de zin van de Ambtenarenwet 1929 bij de stichting werkzaam was ten tijde van het besluit waarvan beroep, is eiseres ten onrechte niet ontvankelijk verklaard en dient deze zaak met toepassing van art. 110 Ambtenarenwet 1929 te worden terugverwezen.
III. BESLISSING.
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Wijst de zaak terug naar het Ambtenarengerecht te Zwolle.
Uitgesproken op 18juni 1976.