NJ 2007, 272
Wet Bopz. Beginsel van hoor en wederhoor.
HR 04-05-2007, ECLI:NL:PHR:2007:BA3035
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
4 mei 2007
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A. Hammerstein, J.C. van Oven, C.A. Streefkerk, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
R07/062HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
BA3035
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2007:BA3035, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 04‑05‑2007
ECLI:NL:PHR:2007:BA3035, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑05‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑03‑2007
- Wetingang
Essentie
De klacht dat de rechtbank het, mede in art. 8 lid 9 Wet Bopz tot uitdrukking gebrachte, beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden door haar beslissing mede te baseren op basis van ter zitting gedane mededelingen die voor de zaak van wezenlijk belang waren zonder eerst, zoals zij niet alleen op grond van dat beginsel maar ook op grond van art. 17 lid 2 in verbinding met art. 8 lid 9 Wet Bopz had behoren te doen, de raadsman van betrokkene — overeenkomstig zijn uitdrukkelijk verzoek — in de gelegenheid te stellen zijn zienswijze kenbaar te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.