JOL 2007, 326:Reële executie levering registergoed; ontvankelijkheid beroep; art. 3:301 lid 2 BW; rechtszekerheid; uitzondering i.g.v. nog niet voor inschrijving vatbaar vonnis?; beperkte strekking. Het voorschrift van art. 3:301 lid 2 BW dat het rechtsmiddel van verzet, hoger beroep en cassatie tegen een uitspraak waarvan de rechter heeft bepaald dat zij in de plaats treedt van een tot levering van een registergoed bestemde akte, binnen acht dagen na het instellen daarvan moet worden ingeschreven in het rechtsmiddelenregister, strekt ertoe de betrouwbaarheid van de openbare registers met het oog op de ten aanzien van de verkrijging van registergoederen vereiste rechtszekerheid zoveel mogelijk te waarborgen. Aanvaarding van het door het middel bepleite stelsel — inhoudende dat indien is verzuimd het rechtsmiddel binnen acht dagen na instelling daarvan in te schrijven, het rechtsmiddel niettemin ontvankelijk is indien het alsnog wordt ingeschreven voordat het vonnis waartegen het rechtsmiddel zich richt vatbaar is voor inschrijving in de openbare registers — zou afbreuk doen aan de wettelijke regeling en de daarmee beoogde rechtszekerheid. Het bepaalde in art. 3:301 lid 2 BW heeft in zoverre een beperkte strekking dat er onvoldoende grond is om de niet-ontvankelijkheid van het beroep mede te betrekken op klachten die zich niet richten tegen oordelen die betrekking hebben op het gedeelte van de uitspraak dat blijkens het dictum in de plaats treedt van de tot levering bestemde akte.