RvdW 2007, 458
Ondertoezichtstelling. Cassatie; ontvankelijkheid. Obiter dictum: internationaal privaatrecht; internationale bevoegdheid; formeel toepassingsgebied Verordening Brussel Ⅱ-bis en Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961; strekking art. 5 Rv.
HR 27-04-2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ7772
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
27 april 2007
- Magistraten
Mrs. P.C. Kop, J.C. van Oven, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
R06/127HR
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
AZ7772
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
EU-recht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2007:AZ7772, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑04‑2007
ECLI:NL:HR:2007:AZ7772, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 27‑04‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑09‑2006
- Wetingang
Rv art. 5
Essentie
Nu de ondertoezichtstelling reeds is afgelopen, heeft thans verzoekster tot cassatie geen belang meer bij haar cassatieberoep, zodat zij daarin niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Art. 5 Rv, zoals dit luidde ten tijde van de indiening van het inleidende verzoekschrift en zoals dit sinds 1 mei 2006 luidt, heeft slechts rechtsmachtbeperkende betekenis: buiten de toepassing van de Verordening Brussel II-bis en het Haagse Kinderbeschermingsverdrag van 1961 komt de Nederlandse rechter geen rechtsmacht toe indien het kind zijn gewone verblijfplaats niet in Nederland heeft.
Samenvatting
Op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming heeft de rechtbank ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.