NJ 2007, 6
Faillissementsrecht. Valt bevoegdheid tot aanwijzing begunstigde bij levensverzekering in faillissementsboedel? Oud recht; geen anticipatie op art. 22a Fw.
HR 15-12-2006, ECLI:NL:PHR:2006:AZ2225
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
15 december 2006
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, P.C. Kop, A. Hammerstein, F.B. Bakels, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C05/282HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AZ2225
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Insolventierecht / Faillissement
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
Insolventierecht / Schuldsanering natuurlijke personen
Verzekeringsrecht / Sommenverzekering
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2006:AZ2225, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 15‑12‑2006
ECLI:NL:PHR:2006:AZ2225, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑12‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 27‑07‑2005
- Wetingang
Essentie
Faillissementsrecht. Valt bevoegdheid tot aanwijzing begunstigde bij levensverzekering in faillissementsboedel? Oud recht; geen anticipatie op art. 22a Fw.
Vóór de inwerkingtreding op 1 december 1998 van art. 21a (thans art. 22a) Fw viel, indien de verzekeringnemer van een overeenkomst van levensverzekering failliet ging, de bevoegdheid tot aanwijzing van de begunstigde bij die overeenkomst krachtens art. 20 Fw in de failliete boedel van de verzekeringnemer. Indien niet een derde als begunstigde was aangewezen die deze begunstiging voor de faillietverklaring had aanvaard, kon de curator dus — eventueel met wijziging van de aanvankelijke aanwijzing ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.