JOL 2006, 652:Verzoek toepassing schuldsaneringsregeling; facultatieve afwijzingsgrond van art. 288 lid 2 sub b F (schulden niet te goeder trouw); maatstaf. Bij de toepassing van de in art. 288 lid 2 sub b F bedoelde facultatieve grond voor afwijzing van het verzoek tot toepassing van de schuldsanering (aannemelijk is dat de schuldenaar t.a.v. het ontstaan of onbetaald laten van schulden niet te goeder trouw is geweest) kan de rechter in een concreet geval met alle omstandigheden rekening houden. Daarbij spelen een rol de aard en de omvang van de schulden, het tijdsstip waarop deze zijn ontstaan, de mate waarin de schuldenaar een verwijt gemaakt kan worden dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten en de inspanningen die de schuldenaar zich nadien heeft getroost om de schulden te voldoen.