Einde inhoudsopgave
RvdW 2006, 852
Uitspraak strafrechter op vordering benadeelde partij; gezag van gewijsde op voet van art. 236 lid 1 Rv? Procedure in strijd met art. 6 lid 1 EVRM?
HR 15-09-2006, ECLI:NL:HR:2006:AV2654
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 september 2006
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C05/108HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AV2654
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AV2654, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑09‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AV2654, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑09‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑03‑2005
- Wetingang
Essentie
Uitspraak strafrechter op vordering benadeelde partij; gezag van gewijsde op voet van art. 236 lid 1 Rv? Procedure in strijd met art. 6 lid 1 EVRM?
Uit het stelsel van de wet en de ontstaansgeschiedenis van de regeling inzake de voeging van de benadeelde partij met een vordering tot schadevergoeding in het strafproces vloeit voort dat aan een in kracht van gewijsde gegane uitspraak van de strafrechter voorzover daarin de vordering van de benadeelde partij is toe- of afgewezen, gezag van gewijsde toekomt op ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.